ECLI:NL:RBNHO:2023:1595

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
C/15/336313 HA RK 23-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een rechter in bestuursrechtelijke hoofdzaken

Op 21 februari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een wrakingszaak. Verzoeker heeft op 1 februari 2023 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. E. Jochem, de rechter die betrokken is bij drie bestuursrechtelijke hoofdzaken. Verzoeker stelde dat de rechter op voorhand had besloten de hoofdzaken niet-ontvankelijk te verklaren, wat volgens hem duidde op vooringenomenheid. Hij voerde aan dat de gelijktijdige behandeling van de drie zaken zijn privacy schond en dat hij niet in staat was om adequaat te reageren tegenover drie wederpartijen tegelijk. De rechter heeft op 2 februari 2023 schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek, waarin zij haar standpunt toelichtte.

Tijdens de behandeling van het verzoek op 15 februari 2023, waar verzoeker en de wederpartijen niet verschenen, heeft de wrakingskamer de argumenten van verzoeker beoordeeld. De wrakingskamer oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trokken. De rechter had duidelijk gemaakt dat de zitting op 3 februari 2023 enkel zou gaan over de ontvankelijkheid van de beroepen en niet over de inhoudelijke behandeling. De wrakingskamer concludeerde dat de beslissing om de zaken gelijktijdig te behandelen en de tijdsindeling geen grond voor wraking vormden. Het verzoek tot wraking werd afgewezen, en de rechtbank besloot dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C15/336313 HA RK 23-16
Beslissing van 21 februari 2023
Op het verzoek tot wraking ingediend door
[verzoeker]
verzoeker.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. E. Jochem,
hierna: de rechter

1.Procesverloop

1.1
Verzoeker heeft bij verzoekschrift, ontvangen op de rechtbank op 1 februari 2023, de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, team Bestuursrecht Algemeen/VK aanhangige zaken met zaaknummers HAA 21/3329, HAA 21/6963 en HAA 21/6964 (hierna te noemen: de hoofdzaken). De wederpartijen in de hoofdzaken zijn respectievelijk de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap/Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap/Dienst Uitvoering Onderwijs en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer. De hoofdzaken stonden geagendeerd op de zitting van 3 februari 2023.
1.2
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3
Verzoeker, de rechter en de wederpartijen in de hoofdzaken zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord tijdens de behandeling van het verzoek op de openbare zitting van 15 februari 2022. Verzoeker heeft op 15 februari 2022 schriftelijk aangegeven niet ter zitting te verschijnen. In dat bericht is hij nog nader ingegaan op zijn verzoek. De rechter en de wederpartijen in de hoofdzaken hebben – met bericht daarvan - van de geboden gelegenheid evenmin gebruik gemaakt.

2.Het standpunt van verzoeker

2.1
Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de rechter op voorhand heeft besloten de hoofdzaken niet-ontvankelijk te verklaren. Dit leidt hij af uit een telefonische mededeling van een griffiemedewerkster die volgens verzoeker een notitie oplas met de tekst: “drie zaken zijn om niet-ontvankelijk te verklaren…”. Ook heeft de rechter in de brief van 1 februari 2023 geschreven dat de hoofdzaken niet inhoudelijk zouden worden behandeld, maar dat de zitting alleen over de ontvankelijkheid daarvan zou moeten gaan. De rechter is volgens verzoeker bevooroordeeld door vooraf de zaken al niet-ontvankelijk te hebben verklaard.
2.2
Daarnaast heeft verzoeker aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat hij al vanaf begin 2022 bezwaar heeft gemaakt tegen de beslissing van de rechtbank om de drie hoofdzaken op één zitting gelijktijdig te behandelen. Gelijktijdige behandeling schendt verzoekers privacy. Voorts vindt hij het belastend om tegenover drie wederpartijen tegelijkertijd te staan. Verzoeker heeft de beroepen afzonderlijk ingediend en heeft ook afzonderlijk griffierechten betaald. Iedere zaak heeft zijn eigen inhoud en stukken. De rechtbank is zeer onduidelijk geweest door eerst mee te delen dat de hoofdzaken afzonderlijk zouden worden behandeld en daarna toch te besluiten de hoofdzaken gelijktijdig te behandelen. Dit vindt verzoeker een zeer verwarrende gang van zaken. De beslissing om de zaken gezamenlijk te behandelen acht verzoeker in strijd met de goede procesorde. Zonder instemming van de eisende partij kan de rechtbank de hoofdzaken volgens verzoeker niet voegen. Daarmee overschrijdt de rechter de grens van zijn bevoegdheid.
2.3
Verder heeft verzoeker aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de beslissing van de rechter om 45 minuten uit te trekken voor de behandeling van de drie hoofdzaken tegelijk, niet realistisch is. Tot slot gaat verzoeker in zijn verzoek tot wraking in op de inhoud van de hoofdzaken.

3.De reactie van de rechter

3.1
De rechter heeft op 2 februari 2023 een schriftelijke reactie gegeven op het wrakingsverzoek van verzoeker.

4.De beoordeling

4.1
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (zogenaamde subjectieve toets). Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid (zogenaamde objectieve toets).
4.2
Uit het dossier blijkt dat verzoeker op 9 januari 2023 is uitgenodigd voor de zitting op 3 februari 2023. Hij heeft drie uitnodigingen ontvangen voor de drie hoofdzaken. De zaken waren gelijktijdig geappointeerd. Bij brief van 31 januari 2023 aan de rechtbank heeft eiser aangegeven er bezwaar tegen te hebben als de drie hoofdzaken gelijktijdig zouden worden behandeld. In reactie daarop heeft de griffier bij brief van 1 februari 2023 namens de rechter aan eiser meegedeeld dat zijn verzoek om een of meer zaken uit te stellen werd afgewezen. In de brief is ook uitgelegd dat de rechter geen noodzaak zag de zaken apart te agenderen en is meegedeeld welke onderwerpen ter zitting aan de orde zouden komen.
4.3
Zoals de wrakingskamer verzoeker begrijpt, is hij ervan overtuigd dat de rechter reeds heeft besloten zijn beroepen niet-ontvankelijk te verklaren. Dit standpunt berust op een verkeerde lezing van de feiten. De rechter heeft in haar reactie op het verzoek van verzoeker op 1 februari 2023 uitgelegd wat zij zal bespreken op de zitting van 3 februari 2023. In alle drie de hoofdzaken hebben de wederpartijen het bezwaar van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard en daarom het bezwaar niet inhoudelijk behandeld. In die drie hoofdzaken is daarom, zo kondigt de rechter aan, alleen de vraag aan de orde of de wederpartijen de bezwaren terecht niet-ontvankelijk hebben verklaard. Dit is, zo is aangekondigd, hetgeen de rechter tijdens de zitting zal beoordelen. Voorts is meegedeeld dat, als de rechter oordeelt dat de beroepen in de hoofdzaken gegrond zijn omdat de wederpartijen ten onrechte hebben gesteld dat zijn bezwaren niet-ontvankelijk waren, de rechtbank de bestreden besluiten zal vernietigen en de wederpartijen zal opdragen om de bezwaren alsnog inhoudelijk te behandelen. Het is, zo kondigt de rechter aan, dus ook niet mogelijk voor de rechter om inhoudelijk op de hoofdzaken te beslissen, namelijk op de vraag of verweerders de subsidie ten onrechte aan de school van zijn kind zouden hebben verstrekt of onjuist zouden hebben gebruikt. Met deze aankondiging heeft de rechter haar voorlopige inschatting van het toetsingskader in de hoofdzaak uitgelegd en aangekondigd hoe zij voornemens is de zaak ter zitting te bespreken. Een dergelijke aankondiging van de rechter over de voorgenomen aanpak ter zitting geeft geen blijk van vooringenomenheid. Integendeel, het komt een goede rechtsbedeling juist ten goede als de rechter partijen van te voren op de hoogte stelt van hetgeen de rechter verwacht wat ter zitting aan de orde zal moeten zijn, zodat partijen zich juist daarop goed kunnen voorbereiden. Vooringenomenheid of partijdigheid kan uit die omstandigheid niet worden afgeleid.
4.4
De wrakingskamer heeft niet nader onderzocht of verzoekers stelling juist is, dat in een telefonische mededeling een griffiemedewerkster heeft verklaard dat in een notitie in het dossier vermeld zou staan dat de hoofdzaken niet-ontvankelijk zouden moeten worden verklaard. Zou die stelling al juist zijn, dan heeft de griffiemedewerkster dit namens de rechter rechtgezet in de reactie van 1 februari 2023. Uit de reactie van de rechter blijkt voldoende duidelijk wat ter zitting zou worden besproken en blijkt voldoende duidelijk dat de rechter niet reeds het definitieve standpunt had ingenomen dat de beroepen niet-ontvankelijk zouden zijn. Uit deze gang van zaken blijkt dan ook niet van (de schijn van) vooringenomenheid dan wel partijdigheid van de rechter.
4.5
De wrakingskamer begrijpt verder de verwarring van verzoeker voorafgaand aan de zitting van 3 februari 2023. Zo heeft de rechtbank eerder apart in de hoofdzaken op 9 januari 2023 uitnodigingsbrieven gestuurd, met daarin de zittingsdatum (3 februari 2023) en het tijdstip (in alle drie de hoofdzaken 14.30 uur). Uit die brieven zou kunnen worden afgeleid dat voor elke hoofdzaak 45 minuten zou zijn ingepland. In de brief van 1 februari 2023, waarin de drie nummers van de hoofdzaken zijn vermeld, heeft de griffier namens de rechter toegelicht dat de drie zaken op 3 februari 2023 om 14.30 uur gelijktijdig zullen worden behandeld en dat daar in totaal 45 minuten voor is uitgetrokken. Hoewel de wrakingskamer begrijpt dat de uitnodigingen van 9 januari 2023 enige verwarring bij verzoeker hebben kunnen gewekt over de gereserveerde tijd voor de zitting, geeft deze gang van zaken nog geen reden om te oordelen dat de rechter vooringenomen dan wel partijdig zou zijn.
4.6
Ook de beslissing om de zaken gelijktijdig te behandelen kan geen grond voor wraking vormen. Die beslissing gaat over de behandeling van de hoofdzaken. Een dergelijke rechterlijke (tussen)beslissing kan geen grond vormen voor wraking (vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413, rechtsoverweging 3.3 en 3.4). Het is aan de rechter die de hoofdzaak behandelt, om daar een oordeel over te geven. Ook voor de motivering van een (tussen)beslissing geldt dat dit geen grond kan vormen voor wraking behalve in het uitzonderlijke geval dat de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Het al dan niet samen behandelen van de hoofdzaken, en het inschatten van de duur van de behandeling daarvan (45 minuten), zijn (tussen)beslissingen, ofwel procesbeslissingen. Gelet op de aangehaalde vaste jurisprudentie kan de wrakingskamer over (de juistheid van) die procesbeslissingen geen oordeel geven. Uit de motivering van de rechter met betrekking tot voornoemde procesbeslissingen blijkt ook niet van vooringenomenheid van de rechter.
4.7
Anders dan de verzoeker kennelijk veronderstelt, zijn de drie hoofdzaken niet gevoegd. Zij zijn alleen maar op hetzelfde tijdstip gepland.
4.8
De wrakingskamer zal niet ingaan op de overige door verzoeker vermelde standpunten in zijn wrakingsverzoek, nu die opmerkingen over de inhoud van de hoofdzaken en de standpunten van de wederpartijen in de hoofdzaak gaan en dus geen grond voor wraking kunnen vormen.
4.9
Er is dus niet gebleken van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De wrakingskamer zal het verzoek afwijzen.
Beslissing
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking van de rechter af;
- beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de wederpartijen in de hoofdzaken een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
- beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Bruin, voorzitter, mr. C.W.M. Giesen en mr. J.J. Roos, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Gall, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2023.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.