ECLI:NL:RBNHO:2023:1567

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
10198939
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van declaraties in het kader van echtscheidingsmediation

In deze zaak vordert eiseres betaling van declaraties van gedaagden voor werkzaamheden die zij heeft verricht in het kader van echtscheidingsmediation. Eiseres heeft gedaagden benaderd om hen te begeleiden in het proces van hun echtscheiding. Gedaagden hebben echter betwist dat zij opdracht hebben gegeven voor de verrichte werkzaamheden en stellen dat zij alleen opdracht hebben gegeven voor het opstellen van een echtscheidingsverzoek. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagden wel degelijk opdracht hebben gegeven voor de werkzaamheden en dat de declaraties terecht zijn verstuurd. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres toegewezen, waarbij gedaagde 1 is veroordeeld tot betaling van € 364,77 en gedaagde 2 tot betaling van € 426,20, beide te vermeerderen met wettelijke rente. Daarnaast zijn gedaagden hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de proceskosten. De kantonrechter heeft de vordering voor het overige afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10198939 \ CV EXPL 22-5364 (PA)
Uitspraakdatum: 1 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te gemeente [gemeente]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: K.W.A. van der Meer
tegen

1.[gedaagde 1]

wonende te [woonplaats 1]
2. [gedaagde 2]wonende te [woonplaats 2]
gedaagden
verder te noemen: [gedaagden]
beiden procederend in persoon
De zaak in het kort
Deze zaak gaat over werkzaamheden die eiseres voor gedaagden heeft uitgevoerd en waarvoor zij declaraties heeft verstuurd aan gedaagden. In deze procedure vordert eiseres betaling daarvan. Gedaagden vinden dat zij deze declaraties niet hoeven te betalen omdat zij geen opdracht hebben gegeven voor de verrichte werkzaamheden. De kantonrechter is van oordeel dat gedaagden de declaraties van eiseres moeten betalen omdat zij daartoe opdracht hebben gegeven en de werkzaamheden zijn verricht.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 10 november 2022 een vordering tegen [gedaagden] ingesteld. [gedaagden] hebben mondeling geantwoord.
1.2.
[eiseres] heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagden] een mondelinge reactie hebben gegeven.

2.De feiten

2.1.
Omstreeks mei 2022 hebben [gedaagden] zich tot [eiseres] gewend met het verzoek om hun echtscheiding te regelen.
2.2.
[eiseres] heeft de opdracht aanvaard. In de mediationovereenkomst van 10 mei 2022 staat, voor zover van belang, het volgende:

De partijen hebben mr. [eiseres] als vFAS-advocaat mediator benaderd om te komen tot een regeling van de echtscheiding, hen te begeleiden in het proces van besluitvorming, hen te informeren over de gevolgen en behulpzaam te zijn bij het vinden van oplossingen die in hun situatie passen, die in een overeenkomst vast te leggen en, indien van toepassing, de procedure af te wikkelen.(…)8.1. Het tarief van de vFAS-advocaat mediator bedraagt € 210 per uur, exclusief BTW. (…)8.2. In elk geval, dus ook ingeval de mediation eindigt zonder dat een convenant of overeenkomst wordt opgesteld en/of ondertekend, dan wel zonder dat een procedure wordt ingeleid ingevolge de mediationovereenkomst, blijven de partijen onverminderd verplicht tot vergoeding van de door de vFAS-advocaat mediator verrichte werkzaamheden en gemaakte kosten.8.3. De partijen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de kosten van de mediation.
2.3.
Bij brief van 7 juni 2022 heeft [eiseres] een advies verstuurd aan [gedaagden] .
2.4.
Bij e-mail van 10 juni 2022 verzoeken [gedaagden] “deze zaak niet verder te behandelen”.
2.5.
Bij factuur van 30 mei 2022 heeft [eiseres] een bedrag van € 315,00 bij [gedaagde 1] in rekening gebracht. [gedaagde 1] heeft de factuur niet betaald.
2.6.
Bij factuur van 1 juni 2022 heeft [eiseres] een bedrag van € 165,17 bij [gedaagde 2] in rekening gebracht. Bij factuur van 6 juli 2022 heeft [eiseres] bij [gedaagde 2] een bedrag van € 203,28 in rekening gebracht. [gedaagde 2] heeft de twee facturen niet betaald.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagde 1] veroordeelt tot betaling van € 364,77 en [gedaagde 2] veroordeelt tot betaling van € 426,20.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij in opdracht en voor rekening van [gedaagden] (juridische) werkzaamheden heeft verricht. [gedaagden] zijn voor de tot 10 juni 2022 verrichte werkzaamheden het overeengekomen uurtarief verschuldigd. [gedaagde 1] kwam in aanmerking voor een toevoeging, zodat zij is belast voor de eigen bijdrage zoals bepaald door de Raad voor Rechtsbijstand, zijnde een bedrag van € 315,00. [eiseres] vordert dan ook betaling van de factuur d.d. 30 mei 2022 van € 315,00 van [gedaagde 1] . [gedaagde 2] kwam niet in aanmerking voor een toevoeging en aan [gedaagde 2] is het overeengekomen uurtarief in rekening gebracht, zoals omschreven in de aan [gedaagde 2] gezonden facturen van 1 juni 2022 en 6 juli 2022, met een totaalbedrag van € 368,45. [eiseres] vordert betaling van dit bedrag van [gedaagde 2] .
[eiseres] vordert daarnaast betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 47,25 van [gedaagde 1] en van € 55,27 van [gedaagde 2] . Verder vordert [eiseres] betaling van de wettelijke rente van € 2,52 van [gedaagde 1] en van € 2,51 van [gedaagde 2] .
3.3.
[gedaagden] betwisten de vordering. Zij voeren aan – samengevat – dat zij alleen opdracht aan [eiseres] hebben gegeven om een echtscheidingsverzoek op te stellen en dat in te dienen bij de rechtbank. Zij hebben geen opdracht gegeven om andere werkzaamheden te verrichten. [gedaagden] zijn 49 minuten op gesprek geweest bij [eiseres] . Daarvoor willen zij betalen, niet meer.

4.De beoordeling

4.1.
De overeenkomst tussen partijen is een overeenkomst van opdracht [1] . [eiseres] vordert betaling van facturen, betreffende in de periode van 10 mei 2022 tot en met 10 juni 2022 voor [gedaagden] verrichte (juridische) werkzaamheden zoals omschreven in bijbehorende declaraties. Tussen partijen is niet in geschil dat die werkzaamheden daadwerkelijk zijn verricht. [gedaagden] stellen zich op het standpunt dat zij geen opdracht hebben gegeven voor de verrichte werkzaamheden. De kantonrechter volgt dit standpunt niet. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.2.
Vast staat dat partijen op 10 mei 2022 een afspraak hadden op het kantoor van [eiseres] . [eiseres] heeft op voorhand, op 2 mei 2022, de mediationovereenkomst naar [gedaagden] gemaild. Op 10 mei 2022 hebben [gedaagden] de overeenkomst ondertekend. In die overeenkomst staat dat [gedaagden] [eiseres] hebben benaderd om te komen tot een regeling van de echtscheiding, hen te begeleiden in het proces van besluitvorming, hen te informeren over de gevolgen en behulpzaam te zijn bij het vinden van oplossingen die in hun situatie passen, die in een overeenkomst vast te leggen en, indien van toepassing, de procedure af te wikkelen. Dat [gedaagden] “alleen opdracht hebben gegeven voor de scheiding” is betwist, is niet onderbouwd en blijkt niet uit de ondertekende overeenkomst. De kantonrechter gaat dan ook uit van de inhoud van de tussen partijen getekende overeenkomst.
4.3.
Uit de door [gedaagden] overgelegde brief van 7 juni 2022 van [eiseres] blijkt dat [eiseres] uitvoering heeft gegeven aan de overeenkomst. Immers [eiseres] heeft onderzoek gedaan naar de positie van [gedaagden] en aan hen een advies gegeven. Uit het advies van 7 juni 2022 blijkt verder dat partijen hebben gesproken over de mogelijkheid voor het aanvragen van de toevoeging, hetgeen uiteindelijk ook is verleend. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [eiseres] in opdracht en voor rekening van [gedaagden] de werkzaamheden heeft verricht. Daarmee is het uitgangspunt dat [gedaagden] de facturen moeten betalen.
4.4.
[gedaagden] stellen dat [eiseres] , zo begrijpt de kantonrechter, de opdracht niet naar behoren heeft uitgevoerd omdat in de brief van 7 juni 2022 van [eiseres] veel fouten zouden zitten. Als een partij van mening is dat de wederpartij haar verplichtingen onvolledig of ondeugdelijk nakomt, betekent dat op zichzelf niet dat die partij van de eigen betalingsverplichting is bevrijd. [2] Deze partij zal óf de ontbinding van de overeenkomst moeten inroepen óf nakoming moeten verlangen óf een beroep moeten doen op verrekening van een eigen (schade)vordering. [gedaagden] hebben echter geen juridische conclusies verbonden aan hun stelling dat de werkzaamheden niet correct zijn uitgevoerd. Daarvoor is bovendien vereist dat de wederpartij in verzuim is komen te verkeren. Uit de toelichting van [gedaagden] blijkt niet dat [eiseres] jegens hen in verzuim is geraakt en in ieder geval niet dat zij de overeenkomst tussen partijen geheel of deels hebben ontbonden. Wat van die stelling dus ook zij, het ontslaat [gedaagden] niet van hun betalingsverplichting.
4.5.
Vast staat dat [gedaagde 1] in aanmerking kwam voor een toevoeging. Dat betekent dat [gedaagde 1] belast is voor de eigen bijdrage zoals bepaald door de Raad voor Rechtsbijstand. [gedaagde 1] heeft de hoogte van het bedrag niet betwist. Dit betekent dat de kantonrechter de vordering van [eiseres] ten aanzien van [gedaagde 1] van € 315,00 zal toewijzen. Ook de gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar, omdat [gedaagde 1] in verzuim is met de betaling daarvan.
4.6.
Ten aanzien van [gedaagde 2] staat vast dat hij niet in aanmerking kwam voor een toevoeging. Het in rekening gebrachte tarief wordt als zodanig niet door [gedaagde 2] betwist. Dit betekent dat de kantonrechter de vordering van [eiseres] ten aanzien van [gedaagde 2] van € 368,45 zal toewijzen. Ook de gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar, omdat [gedaagde 1] in verzuim is met de betaling daarvan.
4.7.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zowel ten aanzien van [gedaagde 1] als van [gedaagde 2] . De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. [eiseres] heeft aan [gedaagde 1] en aan [gedaagde 2] aanmaningen gestuurd die voldoen aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De gevorderde bedragen aan buitengerechtelijke incassokosten komen overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zullen worden toegewezen.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagden] , omdat zij ongelijk krijgen.
4.9.
[eiseres] vordert daarnaast veroordeling van [gedaagden] in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak [3] levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De kantonrechter zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling aan [eiseres] van € 364,77, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 315,00 vanaf 10 november 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling aan [eiseres] van € 426,20, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 368,42 vanaf 10 november 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.3.
veroordeelt [gedaagden] , hoofdelijk in die zin dat indien de één betaalt, de ander zal zijn bevrijd, tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 107,29
griffierecht € 214,00
salaris gemachtigde € 264,00 ;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.S. Kiliç en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie artikel 7:400 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
3.Zie Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.