In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland op 17 februari 2023, wordt het beroep van eiseres, een vereniging voor liefhebbers van een specifiek automerk, tegen de uitspraak op bezwaar van de Belastingdienst behandeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de betaling van omzetbelasting over de contributie die zij van haar leden ontving. De rechtbank oordeelt dat er geen omzetbelasting verschuldigd is over de contributie, omdat verweerder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen de contributie en de activiteiten van eiseres. Eiseres heeft op 28 april 2020 een bedrag van € 19.281 aan omzetbelasting voldaan voor het eerste kwartaal van 2020, maar stelt dat zij geen economische activiteiten verricht en dat de contributie enkel dient om de vereniging in stand te houden.
De rechtbank beoordeelt of eiseres terecht omzetbelasting heeft voldaan en of de activiteiten die zij organiseert, zoals evenementen en beurzen, als economische activiteiten kunnen worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat de activiteiten van eiseres niet uitsluitend gericht zijn op het genereren van winst en dat de contributie niet als vergoeding voor prestaties kan worden gezien. Hierdoor is eiseres niet in de hoedanigheid van ondernemer handelend en is er geen omzetbelasting verschuldigd over de contributie.
Daarnaast heeft eiseres verzocht om vergoeding van immateriële schade vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat de redelijke termijn is overschreden en kent een schadevergoeding toe van € 1.000. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar, en bepaalt dat verweerder aan eiseres een teruggaaf van € 21.142,14 aan omzetbelasting verleent, evenals een vergoeding van de proceskosten.