ECLI:NL:RBNHO:2023:1418

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 februari 2023
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
C/15/334757 / FA RK 22-5860
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervangende toestemming voor inschrijving van minderjarige op reguliere basisschool

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 20 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure waarin de vader verzocht om vervangende toestemming om zijn minderjarige zoon, [de minderjarige 2], in te schrijven op een reguliere basisschool. De vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. P.J. van de Pol, stelde dat het in het belang van de ontwikkeling van [de minderjarige 2] was om regulier onderwijs te volgen, nu hij sinds de zomer van 2022 niet meer naar school ging. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A. Krim, voerde verweer en stelde dat er geen spoedeisend belang was en dat de vader niet ontvankelijk verklaard moest worden in zijn verzoek.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader ontvankelijk is in zijn verzoek, maar heeft geoordeeld dat er geen gewijzigde omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat aan de vader vervangende toestemming wordt verleend. De rechtbank heeft overwogen dat het advies van de onderwijszorggroep om [de minderjarige 2] naar speciaal onderwijs te laten gaan, nog steeds van toepassing is en dat de vader onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn stelling dat [de minderjarige 2] op regulier onderwijs thuishoort, te onderbouwen. De rechtbank heeft de door de vader verzochte voorziening dan ook afgewezen, met de overweging dat het in het belang van [de minderjarige 2] is dat hij zo snel mogelijk weer naar school gaat, ongeacht of dat regulier of speciaal onderwijs is.

De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, zodat ieder van hen de eigen kosten draagt. Deze beschikking is openbaar uitgesproken en kan, voor zover definitief, worden aangevochten bij het gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
provisionele voorziening ex artikel 223 Rv.
zaak-/rekestnr.: C/15/334757 / FA RK 22-5860
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 20 februari 2023
in de zaak van:
[de vader],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. P.J. van de Pol, kantoorhoudende te Haarlem,
tegen
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. A. Krim, kantoorhoudende te Haarlem.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de vader, ingekomen op 13 december 2022;
- het verweerschrift, tevens zelfstandige verzoeken, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 4 januari 2023;
- de brief, met bijlage, van de advocaat van de moeder van 25 januari 2023;
- het verweerschrift op zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de vader, ingekomen op 31 januari 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 6 februari 2023 in aanwezigheid van partijen, de vader bijgestaan door mr. P.J. van de Pol en de moeder door mr. A. Krim. Verder is verschenen de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] , gezinsvoogd.
1.3.
De minderjarige [de minderjarige 2] is, gelet op zijn leeftijd, in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft de kinderrechter een brief gestuurd.

2.Feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad die in oktober 2019 is geëindigd.
2.2.
Uit deze relatie zijn geboren de minderjarigen [de minderjarigen] :
-
- [de minderjarige 1] , op [geboortedatum] in [plaats] ;
- [de minderjarige 2] , op [geboortedatum] in [plaats] ;
- [de minderjarige 3] , op [geboortedatum] in [plaats]
De ouders hebben gezamenlijk het gezag over de minderjarigen. [de minderjarige 2] verblijft bij de vader.
2.3.
Bij beschikking van 4 februari 2021 is [de minderjarige 2] onder toezicht gesteld, laatstelijk verlengd tot 4 augustus 2023.
2.4.
Bij beschikking van 25 november 2022 heeft deze rechtbank aan de moeder vervangende toestemming verleend om [de minderjarige 2] in te schrijven op de [school] of de [school] , beide scholen voor speciaal onderwijs in [plaats] . De rechtbank heeft daartoe - onder meer - als volgt overwogen:
“(…)
Niet in geschil is dat [de minderjarige 2] zo snel mogelijk naar school moet.
(…)
Het IKC heeft daarom op 12 september 2022 nog aan de GI laten weten dat zij het weloverwogen advies – gegeven op basis van een jaar behandeling – handhaven en dat het verzoek van de vader tot aanpassing van het advies is afgewezen.
(…)
Het voorgaande leidt ertoe dat de kinderrechter het met de GI in het belang van [de minderjarige 2] wenselijk acht dat hij wordt aangemeld op een school voor speciaal onderwijs.
(…)
De kinderrechter realiseert zich dat het de vader moeite zal kosten om de schoolgang van [de minderjarige 2] naar speciaal onderwijs mogelijk te maken en daarvoor emotionele toestemming te geven, maar dringt er bij de vader op aan het belang van [de minderjarige 2] om naar school te gaan voorop te stellen. Daarbij zorgt een schoolgang van [de minderjarige 2] er ook voor dat er informatie beschikbaar komt over hoe het met [de minderjarige 2] gaat op school. Mocht blijken dat [de minderjarige 2] in aanmerking komt voor regulier onderwijs, dan kan dat door de school gesignaleerd worden.”
2.5.
De vader heeft gelijktijdig met onderhavige provisionele vordering een verzoekschrift ex art. 1:253a BW ingediend (bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/15/334168 / FA RK 22-5521). De vader verzoekt daarin
primairhet gezamenlijk gezag over [de minderjarige 2] te beëindigen en te bepalen dat het gezag over [de minderjarige 2] alleen aan de vader toekomt.
Subsidiairwordt verzocht aan hem vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige 2] in te schrijven op de [school] in [plaats] . Een mondelinge behandeling is nog niet bepaald.

3.Verzoek

3.1.
De vader verzoekt bij wege van voorlopige voorziening ex artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) voor de duur van de bodemprocedure
primairaan hem vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige 2] op de [school] in [plaats] , dan wel een andere reguliere basisschool in de buurt van de woning te plaatsen.
Subsidiairverzoekt de vader aan hem vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige 2] te laten proefdraaien op regulier basisonderwijs tot de meivakantie 2023.
3.2.
Ter onderbouwing van zijn verzoek heeft de vader betoogd dat het in het belang van de ontwikkeling van [de minderjarige 2] is dat hij regulier onderwijs gaat volgen op een school in de buurt, net als de buurtkinderen, en dat hij zijn sociale omgeving heeft in de omgeving van de woning van de vader. Wat ten grondslag ligt aan de overplaatsing van [de minderjarige 2] van regulier naar speciaal onderwijs, te weten jarenlang geen hulp, niet meer goed kunnen concentreren, slapeloze nachten, PTSS-achtige en chronische stressklachten, is verleden tijd doordat [de minderjarige 2] nu fulltime bij de vader woont en zijn fysieke of sociaal emotionele veiligheid bij de vader niet wordt bedreigd. Het advies is gebaseerd op oude feiten. Het verzoek van de GI om [de minderjarige 2] uit huis te plaatsen, waarmee de moeder had ingestemd, is afgewezen. De moeder heeft aangegeven naar [plaats] te willen verhuizen. Het is de vraag hoe zij dit kan combineren met inschrijving van [de minderjarige 2] op de [school] . Aanvankelijk had de moeder wel toestemming gegeven voor inschrijving van [de minderjarige 2] op de [school] . Die toestemming heeft zij ingetrokken omdat de GI niet akkoord was, aldus de vader.
3.3.
De vader stelt dat hij een spoedeisend belang heeft bij zijn verzoek.

4.Verweer

4.1.
De moeder heeft daartegen als verweer gevoerd dat geen sprake is van een spoedeisend belang dan wel noodtoestand aan de zijde van de vader. De procedure is nodeloos gestart omdat de rechtbank recent aan de moeder vervangende toestemming heeft verleend om [de minderjarige 2] op de [school] in [plaats] of de [school] in [plaats] - allebei scholen waar bijzonder onderwijs wordt aangeboden - in te schrijven. De vader moet niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn verzoek, aldus de moeder. Daarnaast voert de moeder aan dat er geen zicht is op de thuissituatie bij de man. De vader onttrekt [de minderjarige 2] aan hulpverlening, school en zorg. Er zijn geen actuele rapporten te maken omdat de vader niet open staat voor een onderzoek bij [de minderjarige 2] door een psychiater. De vader lijkt maar niet te accepteren dat [de minderjarige 2] een lief en fijn kind is, dat tegelijk extra zorg nodig heeft. De moeder vindt het belangrijk dat [de minderjarige 2] naar passend onderwijs gaat. De verzoeken van de vader moeten worden afgewezen en de vader moet worden veroordeeld in de proceskosten, aldus de moeder.

5.Beoordeling

5.1.
Ingevolge artikel 223 lid 1 Rv kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter voorlopige voorzieningen zal treffen voor de duur van het geding. Ingevolge het tweede lid moet deze vordering samenhangen met de hoofdvordering. In een verzoekschriftprocedure kan een voorlopige voorziening naar analogie van artikel 223 Rv worden verzocht (Hoge Raad d.d. 5 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3533).
5.2.
De rechtbank stelt vast dat aan het vereiste genoemd in het tweede lid van artikel 223 Rv is voldaan, zodat de vader in zoverre ontvankelijk is in zijn verzoek.
5.3.
Ter beantwoording van de vraag of plaats is voor toewijzing van het verzoek van de vader tot het vaststellen van een provisionele voorziening als bedoeld in artikel 223 Rv dient de rechter allereerst te onderzoeken of hierbij een voldoende spoedeisend belang bestaat. Van een voldoende belang bij toewijzing van een dergelijk verzoek is sprake indien van de verzoekende partij niet kan worden gevergd dat hij de afloop van de bodemprocedure afwacht. De rechter dient daarbij de belangen van alle betrokkenen af te wegen tegen de achtergrond van de te verwachten resterende duur van de hoofdzaak en van de proceskansen daarin.
5.4.
In de omstandigheid dat [de minderjarige 2] sinds de zomer 2022 niet meer naar school is geweest, ziet de rechtbank aanleiding om voldoende spoedeisend belang aan te nemen. De vader is dan ook ontvankelijk in zijn verzoek.
5.5.
Bij beschikking van 25 november 2022 heeft de rechtbank aan de moeder vervangende toestemming verleend om [de minderjarige 2] in te schrijven op de [school] of de [school] , scholen voor bijzonder onderwijs in [plaats] . De rechtbank overweegt dat het zorgelijk is dat [de minderjarige 2] nog steeds niet naar school gaat, niet naar aanleiding van de beschikking van 25 november 2022 en ook niet naar aanleiding van de mondelinge behandeling van de (verlenging van de) ondertoezichtstelling op 26 januari 2023. De vraag die voorligt is of er sprake is van gewijzigde omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat aan de vader vervangende toestemming moet worden verleend om [de minderjarige 2] op regulier onderwijs in te schrijven. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval en de rechtbank zal de door de vader verzochte voorziening dan ook afwijzen. Daarvoor is het volgende redengevend.
5.6.
Niet gebleken is dat sprake is van concrete aanwijzingen op grond waarvan de conclusie gerechtvaardigd is dat het advies van het IKC om [de minderjarige 2] naar speciaal onderwijs te laten - zo begrijp de rechtbank de stellingen van de vader - achterhaald is omdat [de minderjarige 2] inmiddels bij de vader woont en het goed met hem gaat. De rechtbank is van oordeel dat de vader zijn betoog dat [de minderjarige 2] op regulier onderwijs thuishoort onvoldoende heeft onderbouwd met voor bewijs vatbare feiten en omstandigheden, zodat deze stelling wordt verworpen. Er ligt een advies van de onderwijszorggroep IKC voor [de minderjarige 2] voor speciaal onderwijs, dat op 12 september 2022 is gehandhaafd. Uit de stukken en wat ter zitting is besproken, blijkt dat inschrijving of proefdraaien van [de minderjarige 2] op de reguliere scholen die zijn benaderd door de vader, zoals de [school] , de [school] en de [school] , niet mogelijk is.
5.7.
Ter zitting is ook gebleken dat het geen van de betrokkenen lukt om grip op de ontstane impasse te krijgen. De GI heeft zorgen geuit over de cognitieve en sociale ontwikkeling van [de minderjarige 2] , de vader diskwalificeert de moeder en haar advocaat, en de moeder is inmiddels op het punt beland dat het haar niet meer uitmaakt of [de minderjarige 2] naar bijzonder dan wel regulier onderwijs gaat, zolang hij maar naar school gaat. De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de vader zo overtuigd is van zijn eigen gelijk, dat hij niet (meer) in staat is om met betrokkenen in constructief overleg te gaan. Dit alles wordt niet in het belang van [de minderjarige 2] geacht.
5.8.
Gelet op het verhandelde ter zitting moet het ervoor worden gehouden dat er, zoals de kinderrechter in de beschikking van 4 februari 2021 heeft overwogen, nog steeds sprake is van een langdurige complexe echtscheiding met veel emoties, spanningen, verwijten en ruzies. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de kinderrechter laatstelijk nog in de beschikking van de ondertoezichtstelling heeft overwogen dat het in het belang van [de minderjarige 2] is dat het voorgenomen diagnostisch onderzoek zo snel mogelijk plaatsvindt en de vader daar aan meewerkt zodat kan worden vastgesteld wat [de minderjarige 2] verder nodig heeft om zich positief te kunnen ontwikkelen. Verder is het zaak dat de beide ouders meewerken aan voorstellen van de GI om te komen tot solo parallel ouderschap zodat [de minderjarige 2] onbelast contact kan hebben met zijn beide ouders. De rechtbank overweegt dat er een opdracht voor alle betrokkenen ligt om gezamenlijk op te trekken in het belang van [de minderjarige 2] .
5.9.
Daarbij is het aan de GI om het voortouw te nemen, ook in het op korte termijn realiseren van diagnostisch onderzoek. Namens de GI is ter zitting naar voren gebracht dat verschillende schriftelijke aanwijzingen niet tot een doorbreking van de situatie hebben geleid. Desgevraagd heeft de GI naar voren gebracht dat een verzoek tot bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing bij de rechtbank de volgende stap is die de GI mogelijk zal nemen, waarbij ook de vraag zal worden gesteld of de vader voldoende in staat is om voor [de minderjarige 2] te zorgen. Gelet op de ondertoezichtstelling wijst de rechtbank de GI erop dat het in het belang van [de minderjarige 2] wordt geacht dat zij die maatregelen neemt die ertoe leiden dat er enerzijds op de kortst mogelijke termijn nader diagnostisch onderzoek wordt gedaan naar de vraag hoe het met [de minderjarige 2] gaat en wat hij nodig heeft qua onderwijs en anderzijds dat [de minderjarige 2] zo snel mogelijk weer naar school gaat.
5.10.
De rechtbank ziet aanleiding om ten overvloede nog het volgende te overwegen. Aan de vader valt toe te schrijven dat dankzij zijn bemoeienissen [de minderjarige 2] bij hem een thuisbasis heeft gekregen. Echter, vanwege de ontstane situatie waarin [de minderjarige 2] sinds de zomer van 2022 niet meer naar school gaat, wordt [de minderjarige 2] mogelijk belemmerd in zijn sociale en cognitieve ontwikkeling, zoals de GI ter zitting terecht heeft opgemerkt. In ieder geval is er een aanzienlijk risico op een leerachterstand. Daarover kan geen misverstand bestaan. De rechtbank benadrukt dat de vader zich moet realiseren dat wanneer [de minderjarige 2] niet op korte termijn onderwijs gaat volgen, de GI mogelijk maatregelen zal nemen die de vader in zijn ouderrol zodanig zullen treffen dat alles waar hij voor staat en heeft gestreden, voor niets is geweest. Om het niet zover te laten komen, zou de vader er goed aan doen om - wat dat betreft - het verleden zoveel mogelijk te laten rusten en vooruit te kijken. Dat betekent: [de minderjarige 2] naar de [school] of [school] laten gaan en intussen alles in het werk stellen om door middel van onderzoek erachter zien te komen wat al dan niet de belemmeringen c.q. mogelijkheden voor [de minderjarige 2] zijn om naar regulier onderwijs te gaan. De rechtbank is ervan overtuigd dat, zodra hierover de gewenste duidelijkheid is, [de minderjarige 2] naar de juiste vorm van onderwijs wordt geleid en de situatie tot rust wordt gebracht, wat voor zowel [de minderjarige 2] als beide ouders hard nodig is.
5.11.
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank de door de vader gevraagde voorziening afwijzen.
5.12.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van de gebruikelijke proceskostenverdeling in familiezaken, zodat het verzoek van de vrouw wordt afgewezen en de rechtbank de proceskosten tussen partijen zal compenseren, zodanig dat ieder van hen de eigen kosten draagt.
6. Beslissing
De rechtbank:
6.1.
wijst af het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af;
6.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat elk van hen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Lintjer, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van I.B. Dinkelaar als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2023.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.