ECLI:NL:RBNHO:2023:14152

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 november 2023
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
10692776 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van de hoorplicht bij verkeersboete en de gevolgen voor de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 3 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve boete opgelegd aan betrokkene. De boete was opgelegd wegens het niet zoveel mogelijk rechts houden op een autoweg of autosnelweg. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 27 oktober 2023 was de gemachtigde van betrokkene niet aanwezig, maar de vertegenwoordiger van de officier van justitie was wel aanwezig. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en is tot de conclusie gekomen dat de boete terecht was opgelegd, ondanks de schending van de hoorplicht.

De gemachtigde van betrokkene voerde aan dat de hoorplicht was geschonden, omdat betrokkene niet fysiek of telefonisch was gehoord door de officier van justitie. De vertegenwoordiger van de officier van justitie erkende deze schending, maar stelde dat de gemachtigde voldoende was gecompenseerd door een extra schriftelijke ronde. De kantonrechter oordeelde echter dat de schending van de hoorplicht niet leidde tot een verlaging van de boete met 25%, omdat betrokkene werd bijgestaan door een gemachtigde en deze gelegenheid had gekregen om het beroep schriftelijk toe te lichten.

De kantonrechter verklaarde het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond, vernietigde deze beslissing, maar verklaarde het beroep tegen de beschikking waarbij de boete was opgelegd ongegrond. De kantonrechter wees ook het verzoek om vergoeding van proceskosten af, omdat de boete terecht was opgelegd. De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht in administratieve procedures, maar maakt ook duidelijk dat niet elke schending automatisch leidt tot een verlaging van de opgelegde sanctie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10692776 \ WM VERZ 23-593
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 3 november 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Bezwaartegenverkeersboetes.nl

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve boete (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 27 oktober 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: niet zoveel mogelijk rechts houden op een autoweg of autosnelweg.
Betrokkene is het niet eens met de opgelegde boete. De gemachtigde van betrokkene voert namens betrokkene aan dat op de momenten dat hij niet de meest rechterrijbaan volgde, betrokkene andere voertuigen aan het inhalen was. Daarnaast vermeld de verbalisant dat betrokkene rijstrook twee volgde. Ter plaatse is er sprake van twee rijstroken. Als betrokkene op rijbaan twee heeft gereden, betekent dit dan ook dat betrokkene juist op de rechterbaan heeft gereden. Er is daarom reden te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant, zodat de gedraging niet kan worden vastgesteld. Daarnaast is de hoorplicht geschonden en dit moet leiden tot een matiging van de boete met 25 procent.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting heeft erkend dat betrokkene had moeten worden gehoord en dat dit niet is gebeurd, maar stelt dat de gemachtigde voldoende is gecompenseerd door middel van de extra schriftelijke ronde. De beslissing van de officier van justitie moet daarom worden vernietigd. Zij verzoekt de kantonrechter daarnaast om het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond te verklaren.
In de toelichting van het zaakoverzicht verklaart de verbalisant onder andere het volgende:
“(…)Ik zag dat de bestuurder de 2 rijstrook volgde, over een afstand va ten minste 3000 meter. De rijstrook, welke rechts naast de gevolgde rijstrook was gelegen, was over die afstand geheel vrij van verkeer. Er waren geen omstandigheden die het niet zoveel mogelijk rechts houden noodzaakten. Betrokkene is over de gehele afstand totaal niet verplaatst van rijstrook terwijl dat over langere stukken makkelijk kon.(…)”.
De kantonrechter is van oordeel dat de boete terecht is opgelegd. Dat er rijstrook 2 staat vermeld in de verklaring van de verbalisant geeft de kantonrechter geen aanleiding om te twijfelen aan de constatering van de gedraging. De verbalisant heeft namelijk daarnaast verklaard dat de rijstrook rechts van betrokkene vrij van verkeer was. Gelet hierop kan de kantonrechter vaststellen dat de gedraging is verricht. Namens betrokkene zijn onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is terecht opgelegd.
De gemachtigde van betrokkene heeft verder gesteld dat de boete moet worden verlaagd met 25%, omdat betrokkene in het administratief beroep bij de officier van justitie niet is gehoord. Daarbij is verwezen naar een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. [1] In die uitspraak heeft het hof geoordeeld dat bij betrokkenen die zonder hulp van een (professioneel) gemachtigde in beroep gaan, de officier van justitie structureel het recht schendt om te worden gehoord. Het hof heeft daarom de boete met 25% verlaagd, mede omdat er geen concreet zicht bestaat op een oplossing daarvoor.
De gemachtigde van betrokkene heeft op zichzelf gelijk dat de officier van justitie ook in dit geval de hoorplicht heeft geschonden. De gemachtigde en betrokkene zijn namelijk niet ‘fysiek’ of telefonisch gehoord door de officier van justitie. Er is ook geen toestemming gegeven om daarvan af te zien. Het beroep is daarom gegrond en de beslissing van de officier van justitie zal worden vernietigd wegens een schending van de hoorplicht.
De kantonrechter ziet echter geen aanleiding om de boete met 25% te verlagen. De schending van de hoorplicht die hier aan de orde is, kan niet gelijk worden gesteld met de schending waarover het hof oordeelde. In dit geval gaat het niet om een betrokkene die zonder professioneel gemachtigde in beroep is gegaan, maar werd betrokkene bijgestaan door een gemachtigde. Bovendien is die gemachtigde door de officier van justitie in de gelegenheid gesteld om het beroep schriftelijk toe te lichten en is daarvan ook gebruik gemaakt. Er is dus geen sprake van het geheel achterwege laten van iedere vorm van horen van een betrokkene zonder gemachtigde. Overigens is het de kantonrechter ambtshalve bekend dat professioneel gemachtigden maar zeer zelden betrokkenen meenemen naar een (hoor)zitting, zodat de schending van de hoorplicht in dit soort gevallen ook in zoverre een ander karakter en gevolg heeft dan in de uitspraak van het hof.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen. Het beroep van betrokkene wordt weliswaar gegrond verklaard, maar betrokkene krijgt inhoudelijk ongelijk. De boete is immers terecht opgelegd en de beschikking waarbij de boete is opgelegd, wordt ook niet vernietigd of gewijzigd.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 november 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:GHARL:2022:9934.