ECLI:NL:RBNHO:2023:14150

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 november 2023
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
10682702 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van de hoorplicht bij oplegging van een administratieve boete in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie met betrekking tot een opgelegde administratieve boete. De betrokkene, vertegenwoordigd door Appjection B.V. (M. Lagas), had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De zaak werd behandeld op een zitting waar de gemachtigde van de betrokkene en de betrokkene zelf niet aanwezig waren, maar de vertegenwoordiger van de officier van justitie was wel aanwezig.

De kantonrechter oordeelde dat de hoorplicht was geschonden, omdat de betrokkene niet fysiek of telefonisch was gehoord, en er geen toestemming was gegeven om daarvan af te wijken. De kantonrechter vernietigde de beslissing van de officier van justitie op grond van deze schending. Echter, de kantonrechter weigerde de boete met 25% te verlagen, omdat de omstandigheden van de zaak verschilden van eerdere uitspraken waarin een dergelijke verlaging werd overwogen. De kantonrechter benadrukte dat de gemachtigde van de betrokkene schriftelijk de gelegenheid had gekregen om het beroep toe te lichten, wat de situatie anders maakte.

De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd, omdat de betrokkene zich schuldig had gemaakt aan rechts inhalen waar dat verboden was, en dat er geen reden was om de boete te matigen. Het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie werd gegrond verklaard, maar het beroep tegen de boete zelf werd ongegrond verklaard. De kantonrechter wees ook het verzoek om proceskosten af, omdat de betrokkene inhoudelijk ongelijk kreeg.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10682702 \ WM VERZ 23-587
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 3 november 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Appjection B.V. (M. Lagas)

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve boete (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 27 oktober 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: rechts inhalen waar dat verboden is.
Betrokkene is het niet eens met de opgelegde boete. De gemachtigde van betrokkene voert namens betrokkene aan dat de informatieplicht is geschonden. Er zijn door de officier van justitie geen stukken verstrekt. Daarnaast is de hoorplicht geschonden.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft erkend dat betrokkene had moeten worden gehoord en dat dit niet is gebeurd, maar stelt dat de gemachtigde voldoende is gecompenseerd door middel van de extra schriftelijke ronde. Daarnaast is ook de informatieplicht geschonden.
De kantonrechter overweegt dat de gemachtigde van betrokkene op zichzelf gelijk heeft dat de officier van justitie ook in dit geval de hoorplicht heeft geschonden. De gemachtigde en betrokkene zijn namelijk niet ‘fysiek’ of telefonisch gehoord door de officier van justitie. Er is ook geen toestemming gegeven om daarvan af te zien. Het beroep is daarom gegrond en de beslissing van de officier van justitie zal worden vernietigd wegens een schending van de hoorplicht. De kantonrechter ziet echter geen aanleiding om de boete met 25% te verlagen. De schending van de hoorplicht die hier aan de orde is, kan niet gelijk worden gesteld met de schending waarover het hof oordeelde. In dit geval gaat het niet om een betrokkene die zonder professioneel gemachtigde in beroep is gegaan, maar werd betrokkene bijgestaan door een gemachtigde. Bovendien is die gemachtigde door de officier van justitie in de gelegenheid gesteld om het beroep schriftelijk toe te lichten en is daarvan ook gebruik gemaakt. Er is dus geen sprake van het geheel achterwege laten van iedere vorm van horen van een betrokkene zonder gemachtigde. Overigens is het de kantonrechter ambtshalve bekend dat professioneel gemachtigden maar zeer zelden betrokkenen meenemen naar een (hoor)zitting, zodat de schending van de hoorplicht in dit soort gevallen ook in zoverre een ander karakter en gevolg heeft dan in de uitspraak van het hof. Omdat de beslissing van de officier van justitie vanwege het voorgaande al wordt vernietigd, behoeven de overige gronden gericht tegen die beslissing niet meer te worden besproken en beoordeeld. Nu de beslissing van de officier van justitie wordt vernietigd, moet de kantonrechter beoordelen of de boete terecht is opgelegd.
De officier van justitie heeft een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In dit aanvullend proces-verbaal is het volgende vermeld:
“(…) Ik zag een zwarte Audi met hogere snelheid dan de toegestane snelheid van 100 km per uur meerdere voertuigen rechts inhalen. (…) Er was geen sprake van filevorming, wel was het druk op de A9. Omdat het druk was in de ochtendspits maakte het rechts inhalen met hoge snelheid een gevaarlijke situatie. Betrokkene is niet staande gehouden omdat ik verbalisant in mijn eigen burgervoertuig reed. In mijn voertuig beschik ik niet over een stop/volgbord. Ook vanwege het drukke verkeer en de hoge snelheid kon ik het voertuig niet bij houden. Vanwege die gevaarzetting en de snelheid heb ik besloten te verbaliseren.”
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de aanvullende verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat het voertuig van betrokkene onnodig geluid heeft veroorzaakt. In de onderhavige zaak heeft de verbalisant op het gehoor geconstateerd dat het voertuig uitzonderlijk veel uitlaatgeluid produceerde. Verder heeft hij vastgesteld dat de zogenaamde dB-killer uit de uitlaat was verwijderd. Rijden met een voertuig waarvan de uitlaat is gemodificeerd, waardoor geluidsnormen worden overschreden, kan ook een overtreding van permanente voertuigeisen opleveren. Dat betekent echter niet dat een verbalisant geen boete kan opleggen voor onnodig geluid veroorzaken, wanneer hij constateert dat met een dergelijk voertuig op de openbare weg buitensporig geluid wordt gemaakt. Voertuigeisen en gedragsregels kunnen naast elkaar bestaan. [1] De boete is dus terecht opgelegd. De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen. Het beroep van betrokkene wordt weliswaar gegrond verklaard, maar betrokkene krijgt inhoudelijk ongelijk. De boete is immers terecht opgelegd en de beschikking waarbij de boete is opgelegd, wordt ook niet vernietigd of gewijzigd.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Vgl. de uitspraak van gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 juli 2018, te vinden op www.rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL:GHARL:2018:6729.