ECLI:NL:RBNHO:2023:14050

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 september 2023
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
10606959 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het fietsen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 september 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd omdat betrokkene als bestuurder tijdens het fietsen een mobiel elektronisch apparaat vasthield. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep tegen de boete ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 25 augustus 2023 was de gemachtigde van betrokkene niet aanwezig, maar de vertegenwoordiger van de officier van justitie was wel aanwezig en handhaafde de beslissing.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de hoorplicht is geschonden, omdat betrokkene en zijn gemachtigde niet fysiek of telefonisch zijn gehoord door de officier van justitie. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep gegrond was en de beslissing van de officier van justitie vernietigd moest worden. Echter, de kantonrechter zag geen aanleiding om de boete met 25% te verlagen, zoals door de gemachtigde was verzocht. De kantonrechter oordeelde dat de schending van de hoorplicht niet gelijkgesteld kon worden aan eerdere uitspraken van het hof, omdat betrokkene bijgestaan werd door een gemachtigde die schriftelijk had kunnen reageren.

De kantonrechter concludeerde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was komen vast te staan. De verklaring van de verbalisant werd als voldoende betrouwbaar beschouwd, en de kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd. Het beroep tegen de beschikking werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend, omdat betrokkene inhoudelijk ongelijk kreeg. De uitspraak werd gedaan door mr. D.D.M. Hazeu, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10606959 \ WM VERZ 23-500
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 7 september 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Verkeersboete.nl te Zoetermeer.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 25 augustus 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De boete
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden.
Het verweer
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie. Betrokkene ontkent de gedraging en heeft aangevoerd dat hij al jaren een headset heeft en een zwart hoesje op zijn fiets waar zijn telefoon in zit, zodat hij handsfree kan bellen. Betrokkene stelt dat de verklaring van de verbalisant te summier is en dat de officier van justitie een aanvullende verklaring had moeten opvragen.
De gemachtigde van betrokkene heeft tevens aangevoerd dat de hoorplicht is geschonden en dat de boete moet worden verlaagd met 25%. Daarbij is verwezen naar een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden [1] .
Standpunt vertegenwoordiger van de officier van justitie
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren. De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft daarnaast erkend dat betrokkene had moeten worden gehoord en dat dit niet is gebeurd. Dat betekent dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond is en dat die beslissing moet worden vernietigd. De hoogte van de boete dient in stand te blijven omdat de gemachtigde voldoende is gecompenseerd door middel van de gelegenheid tot een schriftelijke aanvulling, aldus de vertegenwoordiger van de officier van justitie.
Beoordeling kantonrechter
Hoorplicht
De gemachtigde van betrokkene heeft op zichzelf gelijk dat de officier van justitie ook in dit geval de hoorplicht heeft geschonden. De gemachtigde en betrokkene zijn namelijk niet ‘fysiek’ of telefonisch gehoord door de officier van justitie. Er is ook geen toestemming gegeven om daarvan af te zien. Het beroep is daarom gegrond en de beslissing van de officier van justitie zal worden vernietigd wegens een schending van de hoorplicht.
De kantonrechter ziet echter geen aanleiding om de boete met 25% te verlagen. De schending van de hoorplicht die hier aan de orde is, kan niet gelijk worden gesteld met de schending waarover het hof oordeelde. In dit geval gaat het niet om een betrokkene die zonder professioneel gemachtigde in beroep is gegaan, maar werd betrokkene bijgestaan door een gemachtigde. Bovendien is die gemachtigde door de officier van justitie in de gelegenheid gesteld om het beroep schriftelijk toe te lichten en is daarvan ook gebruik gemaakt. Er is dus geen sprake van het geheel achterwege laten van iedere vorm van horen van een betrokkene zonder gemachtigde. Overigens is het de kantonrechter ambtshalve bekend dat professioneel gemachtigden maar zeer zelden betrokkenen meenemen naar een (hoor)zitting, zodat de schending van de hoorplicht in dit soort gevallen ook in zoverre een ander karakter en gevolg heeft dan in de uitspraak van het hof.
De boete
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant– voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De verbalisant heeft gezien dat betrokkene fietste met zijn telefoon in zijn rechterhand. Bij staandehouding heeft betrokkene de gedraging ook niet ontkend. Namens betrokkene zijn onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Het enkele feit dat er een foto van een fietstelefoonhouder is bijgevoegd met de opmerking dat betrokkene handsfree belt, is daarvoor onvoldoende. De boete is dus terecht opgelegd. De kantonrechter ziet in hetgeen namens betrokkene is aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd wordt daarom ongegrond verklaard.
Proceskostenvergoeding
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen. Het beroep van betrokkene wordt weliswaar gegrond verklaard, maar betrokkene krijgt inhoudelijk ongelijk. De boete is immers terecht opgelegd en de beschikking waarbij de boete is opgelegd, wordt ook niet vernietigd of gewijzigd.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D.M. Hazeu, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 november 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:GHARL:2022:9934.