ECLI:NL:RBNHO:2023:13884

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
C/15/345525 / KG ZA 23-592
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor inschrijving van minderjarige op school na verhuizing van de vader

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 21 november 2023, is een kort geding aan de orde waarin de moeder vorderingen heeft ingesteld tegen de vader met betrekking tot de verhuizing van hun minderjarige kind. De moeder vordert onder andere dat de vader wordt verboden om met de minderjarige naar een andere provincie te verhuizen en dat hij terugverhuist naar de oorspronkelijke woonplaats. De vader heeft echter al verhuisd en heeft de noodzaak van de verhuizing voldoende onderbouwd, onder andere door te wijzen op zijn werkgelegenheid in de nieuwe woonplaats. De voorzieningenrechter overweegt dat de moeder geen belang meer heeft bij een verhuisverbod, aangezien de verhuizing al heeft plaatsgevonden. De vordering van de moeder om de vader te laten terugverhuizen wordt afgewezen. Tevens wordt de vordering van de vader om vervangende toestemming te verlenen voor de inschrijving van de minderjarige op een nieuwe school toegewezen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de belangen van de minderjarige voorop staan en dat de verhuizing geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor de zorgregeling. De moeder heeft sinds maart 2023 geen uitvoering meer gegeven aan de zorgregeling, wat door de voorzieningenrechter als bijzondere omstandigheden wordt aangemerkt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk effect heeft, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/345525 / KG ZA 23-592
Vonnis in kort geding van 21 november 2023
in de zaak van
[de moeder],
wonende te [plaats]
,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.K. de Blieck-Willemsen te Vaassen,
tegen
[de vader],
wonende [plaats] , gemeente [gemeente] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. M. Erkens te Wateringen.
Partijen zullen hierna de moeder en de vader genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 2 november 2023 met producties 1 t/m 3;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van 3 november 2023 met producties 1 t/m 11.
1.2.
De mondelinge behandeling van het kort geding heeft plaatsgevonden op
7 november 2023
.Aanwezig waren partijen en hun advocaten.
1.3.
[de minderjarige] heeft voorafgaand aan de zitting haar mening in raadkamer kenbaar gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, die is geëindigd in 2011. Uit deze relatie zijn geboren:
de minderjarige:
- [de minderjarige] , op [geboortedatum] te [plaats] ,
en de jongmeerderjarige:
[de jongmeerderjarige] , op [geboortedatum] te [plaats] ,
Partijen hebben gezamenlijk gezag over [de minderjarige] . De hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] is bij de vader. [de jongmeerderjarige] woont in [plaats] .
2.2.
Bij beschikking van 22 februari 2022 is op verzoek van destijds betrokkenGecertificeerde Instelling de vastgestelde zorgregeling in verband met de verhuizing van de moeder naar [plaats] als volgt gewijzigd:“(…)
[de minderjarige] verblijft één keer per drie weken bij de moeder van vrijdag 17:00 uur tot zondag 19:00 uur. De moeder haalt en brengt [de minderjarige] naar de vader. (…)”
2.3.
Per e-mail van 23 oktober 2023 heeft de vader de moeder het volgende bericht:
“Beste [de moeder] ,
Via deze weg wil ik laten weten dat wij per 1 November officieel gaan verhuizen.
De verhuizing veranderd niks aan de reistijd.
We houden ons nieuwe adres graag nog even stil. Het betreft de provincie [provincie] .
Met betrekking tot de school van [de minderjarige] .
[de minderjarige] heeft de keuze gemaakt om voor een school te kiezen met mogelijkheid tot doorgroei Havo.
Mocht je hier meer over willen weten dan zou [de minderjarige] het leuk vinden als je persoonlijk contact met haar opneemt.
Hopende voldoende geïnformeerd te hebben.”
2.4.
De moeder heeft [de minderjarige] niet meer gezien sinds 4 maart 2023.

3.Het geschil in conventie

3.1.
De moeder vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de vader verbiedt om met [de minderjarige] naar [provincie] te verhuizen, een en ander op straffe van een dwangsom van € 250 per dag(deel) dat de vader dit verbod na betekening van het vonnis overtreedt, met een maximum van
€ 50.000;
II.
voor zover de vader is verhuisd:primairde vader gebiedt binnen drie dagen na betekening van het vonnis naar [plaats] terug te verhuizen en te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] voorlopig wordt gewijzigd naar de moeder, een en ander op straffe van een dwangsom van € 250 per dag(deel) dat de vader dit verbod na betekening van het vonnis overtreedt, met een maximum van € 50.000;
subsidiair
de vader gebiedt binnen drie dagen na betekening van het vonnis naar [plaats] terug te verhuizen, een en ander op straffe van een dwangsom van € 250 per dag(deel) dat de vader dit verbod na betekening van het vonnis overtreedt, met een maximum van € 50.000;
III. de vader veroordeelt tot nakoming van de zorgregeling, een en ander op straffe van een dwangsom van € 250 per dag(deel) dat de vader dit verbod na betekening van het vonnis overtreedt, met een maximum van
€ 50.000;
IV. de vader veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
De moeder legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. De vader heeft de moeder kort voor de verhuizing op de hoogte gesteld van zijn verhuisplannen naar [provincie] . [de minderjarige] zal dan van school moeten wisselen. De moeder heeft hiervoor geen toestemming gegeven. Voor haar bestaat de angst dat door deze verhuizing de zorgregeling met [de minderjarige] in het gedrang raakt. De vader heeft in strijd met het gezamenlijk gezag gehandeld door zonder toestemming van de moeder met [de minderjarige] buiten [plaats] te verhuizen. Indien de vader in [plaats] verblijft, kan de moeder de omgang met [de minderjarige] goed combineren met bezoek aan haar andere familieleden, die in de buurt wonen. Als de vader naar [provincie] verhuisd wordt het voor haar moeilijk om volgens de zorgregeling omgang met [de minderjarige] te hebben. Volgens de regeling is het namelijk de bedoeling dat zij [de minderjarige] bij de vader ophaalt en weer terugbrengt. Indien zij in [provincie] gaan wonen, zal de regeling worden bemoeilijkt. De vader heeft niet gemotiveerd wat de noodzaak van de verhuizing is. De vader heeft geen alternatieven en maatregelen aan aangeboden om de gevolgen van de verhuizing te verzachten of te compenseren, aldus de moeder.
3.3.
De vader voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De vader vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis;
  • vervangende toestemming verleent om [de minderjarige] in te schrijven op het [College] te [plaats] ;
  • de moeder veroordeelt in de proceskosten van € 2.314.
4.2.
De vader legt het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag. De vader en zijn nieuwe partner hebben al langere tijd het voornemen om naar [plaats] te verhuizen. Op 6 oktober jl. hebben zij de huur van de woning in [plaats] opgezegd. De moeder is op 23 oktober 2023 geïnformeerd over de verhuizing. De nieuwe huurovereenkomst is op 31 oktober 2023 getekend. Inmiddels is de verhuizing een feit. Er is sinds 4 maart 2023 geen fysiek contact meer tussen [de minderjarige] en de moeder. Nu, acht maanden later, vordert de moeder ineens nakoming van de zorgregeling. De zorgregeling komt niet in het gedrang door de verhuizing. De verwijzing van de moeder naar haar familie is niet relevant omdat de regeling niet ziet op opa en oma (mz). De verhuizing naar [plaats] brengt nauwelijks een wijziging aan in de reistijd. De reistijd [plaats] / [plaats] bedraagt zo’n twee uur (182 km). De reistijd [plaats] / [plaats] bedraagt ook zo’n twee uur (211 km). Het verschil in reistijd is verwaarloosbaar. Bovendien is de vader bereid om [de minderjarige] naar de A50 of A67 te brengen, wat voor de moeder ongeveer 15 minuten reistijd scheelt. [de minderjarige] heeft veel zin in de verhuizing en is al ingeschreven op de nieuwe school, aldus de vader. Gelet op het voorgaande en nu hij rauwelijks is gedagvaard, vordert hij ook de door hem gemaakte proceskosten, aldus de vader.
4.3.
De moeder voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in conventie en in reconventie
5.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie, zullen de vorderingen in het hiernavolgende gezamenlijk worden behandeld.
5.2.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Op grond van artikel 254 Rv is de voorzieningenrechter in alle spoedeisende zaken, waarin gelet op de belangen van partijen een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, bevoegd deze te geven. Uit de aard van de vorderingen over en weer volgt de spoedeisendheid.
verhuizing
5.3.
De ouders hebben gezamenlijk gezag over [de minderjarige] . Dit brengt mee dat de vader voor het wijzigen van de woonplaats van [de minderjarige] in beginsel toestemming van de moeder behoeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden, kan het geschil worden voorgelegd aan de rechter op de voet van artikel 1:253a BW. Om een beslissing te kunnen nemen in het kader van dat artikel dienen de belangen van [de minderjarige] een eerste overweging van de rechtbank te vormen. Conform vaste rechtspraak dient de rechter bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in acht te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
 het recht van de verhuizende ouder en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten;
 de noodzaak om te verhuizen;
 de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
 de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor het kind en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
 de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
 de rechten van de andere ouder en het kind op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
 de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
 de frequentie van het contact tussen het kind en de andere ouder voor en na de verhuizing;
 de leeftijd van het kind, zijn mening en de mate waarin het geworteld is in zijn omgeving of juist gewend is aan verhuizingen;
 de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.4.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de verhuizing van de vader en zijn gezin naar [plaats] inmiddels is gerealiseerd, zodat de moeder geen belang meer heeft bij toewijzing van een verhuisverbod. Deze vordering ligt dan ook voor afwijzing gereed.
5.5.
Ten aanzien van de vordering van de moeder om de vader te laten terugverhuizen overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Dat de vader de moeder pas een week voor de verhuizing heeft geïnformeerd, verdient geen schoonheidsprijs, maar valt in de gegeven omstandigheden te rechtvaardigen. Anders dan de moeder aanvoert, heeft de vader naar het oordeel van de voorzieningenrechter de noodzaak van de verhuizing voldoende onderbouwd. Desgevraagd heeft de vader aangegeven dat zijn voornaamste werkgever in [plaats] is gevestigd. Het werk van de vader speelt zich voor het overige af ten zuiden van [plaats] , in [provincie] en België. De stelling van de vader dat de verhuizing naar [plaats] voor zijn werkzaamheden aanzienlijke reistijd scheelt, wordt dan ook gevolgd. Wat betreft de zorgregeling stelt de vader zich terecht op het standpunt dat de mogelijkheden voor contact tussen de moeder en [de minderjarige] met de verhuizing niet wezenlijk zijn veranderd. Aangezien de moeder in [plaats] woont is de reistijd naar de nieuwe woning in [plaats] nog geen kwartier langer dan de reistijd naar [plaats] . Van een onaanvaardbare wijziging c.q. vermeerdering van reistijd is daarom geen sprake. Daarbij komt dat de vader bereid is om [de minderjarige] naar de A50 of A67 te brengen, wat ongeveer een kwartier reistijd scheelt. Voor de beslissing is verder nog het volgende redengevend. In het gesprek met de voorzieningenrechter heeft [de minderjarige] desgevraagd aangegeven dat zij blij is met de verhuizing omdat ze op haar oude school geen vrienden had en in [plaats] inmiddels een nieuwe start heeft gemaakt. De voorzieningenrechter overweegt dat, gelet op de leeftijd van [de minderjarige] , haar mening in belangrijke mate bij de belangenafweging moet worden betrokken. De slotsom luidt daarom dat de vordering van de moeder om de vader te laten terugverhuizen wordt afgewezen.
nakoming zorgregeling
5.6.
Bij de beoordeling van een vordering die strekt tot nakoming van een eerder door de bodemrechter vastgestelde omgangsregeling heeft als uitgangspunt te gelden dat deze uitspraak, zolang deze haar kracht niet heeft verloren, dient te worden nagekomen, tenzij de beschikking waarvan nakoming wordt gevraagd klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust dan wel anderszins sprake is van bijzondere omstandigheden die de niet-nakoming rechtvaardigen. Bijzondere omstandigheden die de niet-nakoming van een eerder gegeven beschikking rechtvaardigen, kunnen zich met name voordoen wanneer ofwel op grond van nadien voorgevallen of aan het licht gekomen feiten nakoming van die beschikking klaarblijkelijk een noodtoestand doet ontstaan, dan wel aannemelijk is dat sedert de uitspraak waarvan nakoming wordt gevorderd sprake is van een zodanige wijziging van omstandigheden dat deze opleveren één van de gronden als bedoeld in artikel 1:377a lid 3 BW ofwel anderszins onverkorte nakoming kennelijk niet langer in het belang van de minderjarige moet worden geoordeeld, en een beslissing van de bodemrechter op een verzoek tot wijziging van de eerder vastgestelde omgangsregeling niet kan worden afgewacht.
5.7.
De moeder en [de minderjarige] geven sinds maart van dit jaar geen uitvoering meer aan de zorgregeling. In het gesprek met de voorzieningenrechter heeft [de minderjarige] aangegeven dat, gelet op wat zich in het verleden allemaal bij de moeder heeft afgespeeld, zij hiervoor ook geen ruimte ziet, in ieder geval niet zonder de aanwezigheid [de jongmeerderjarige] . De voorzieningenrechter is van oordeel dat sprake is van bijzondere omstandigheden die niet-nakoming van de zorgregeling rechtvaardigen. Daarvoor geldt het volgende. In maart 2023 is er een gesprek geweest waarbij [de minderjarige] haar wensen ten aanzien van de omgang heeft uitgesproken. Naar aanleiding van dat gesprek heeft de orthopedagoog geadviseerd om de wensen van [de minderjarige] te volgen omdat zij heeft aangegeven zich niet veilig genoeg te voelen bij de moeder. Vervolgens is het stil geworden. [de minderjarige] is 14 jaar oud. Vanwege haar leeftijd is aannemelijk dat het eerder averechts zal werken wanneer zij nu wordt gedwongen de vastgestelde zorgregeling na te komen. In de gegeven omstandigheden wordt onverkorte nakoming van de zorgregeling niet langer in het belang van [de minderjarige] geacht. De vordering van de moeder wordt dan ook afgewezen.
vervangende toestemming school
5.8.
Het voorgaande brengt met zich dat de vordering van de vader om vervangende toestemming te verlenen voor inschrijving van [de minderjarige] op het [College] te [plaats] wordt toegewezen als hierna vermeld.
5.9.
De vader heeft niet gevraagd om een vonnis dat uitvoerbaar bij voorraad is. De voorzieningenrechter vindt het - mede vanwege het belang van [de minderjarige] - onwenselijk als aanwending van een rechtsmiddel de tenuitvoerlegging van dit vonnis kan opschorten. Daarom zal het vonnis in reconventie op de voet van artikel 258 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
5.10.
In de gegeven omstandigheden wordt geen aanleiding gezien voor een afwijking van de hoofdregel dat de proceskosten tussen partijen zullen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie en in reconventie
6.1.
verleent aan de vader, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de moeder, toestemming om de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] , in te schrijven op het [College] te [plaats] ;
6.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. van Wassenaer-Westgeest en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier I.B. Dinkelaar op 21 november 2023.
Tegen dit vonnis kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen vier weken na de dag van de uitspraak. Het beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat. Omdat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft het vonnis al wel geldende werking zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.