ECLI:NL:RBNHO:2023:13845

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
C/15/343335 KG RK 23/573
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over wrakingsverzoek tegen kantonrechter in huurzaak

Op 29 augustus 2023 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van de kantonrechter mr. D.D.M. Hazeu. Verzoeker heeft het wrakingsverzoek ingediend op 27 augustus 2023, elf dagen na de zitting die op 16 augustus 2023 heeft plaatsgevonden. De wrakingskamer oordeelt dat het verzoek te laat is ingediend en verklaart verzoeker niet ontvankelijk. De wrakingskamer stelt vast dat het verzoek niet tijdig is ingediend, aangezien het verzoek tot wraking moet worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Verzoeker heeft niet onderbouwd waarom hij niet eerder een wrakingsverzoek heeft kunnen indienen.

Daarnaast overweegt de wrakingskamer dat het verzoek ook kennelijk ongegrond is. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen beslissingen van de rechter tijdens de zitting, maar deze beslissingen kunnen geen grond voor wraking opleveren. De wrakingskamer benadrukt dat wraking alleen aan de orde is bij vooringenomenheid of de schijn van partijdigheid, wat in deze zaak niet aan de orde is. De wrakingskamer komt tot de conclusie dat het wrakingsverzoek niet kan worden toegewezen en verklaart verzoeker niet-ontvankelijk. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
Locatie [woonplaats]
zaaknummer / rekestnummer: C/15/343335 KG RK 23/573
Beslissing van 29 augustus 2023
op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker],
wonend in [woonplaats],
hierna: verzoeker.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. D.D.M. Hazeu,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1.
Bij deze rechtbank, afdeling Kanton, is een huurzaak aanhangig met als zaaknummer 10650915 CV EXPL 23-3499, hierna te noemen: de hoofdzaak. In die zaak heeft de woningbouwvereniging als eisende partij onder meer de ontruiming gevorderd van het door verzoeker gehuurde. De eerst behandelende kantonrechter heeft op 9 augustus 2023 de behandeling van de zaak aangehouden en verwezen naar een mondelinge behandeling op 16 augustus 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden onder leiding van de rechter. Verzoeker is ook verschenen en heeft verweer gevoerd. De rechter heeft na afloop bepaald dat zij op 13 september 2023 vonnis zal wijzen.
1.3.
De beslissing van de rechter is nog niet genomen. Verzoeker heeft op 27 augustus 2023 een wrakingsverzoek ingedien. De wrakingskamer heeft op grond van de hierna opgenomen overweging besloten geen datum te bepalen voor een mondelinge behandeling van dit verzoek en bepaald dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.

2.De beoordeling

Niet-ontvankelijk

2.1.
De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek tot wraking te laat is ingediend.
Artikel 37, eerste lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat een verzoek tot wraking moet worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. De wrakingskamer stelt vast dat het wrakingsverzoek elf dagen na de zitting is ingediend. De zitting waarop de rechter optrad, heeft plaatsgevonden op 16 augustus 2023. Het verzoek tot wraking is op 27 augustus 2023 door verzoeker ingediend.
2.2.
Het gaat volgens het verzoek om twee beslissingen, die de rechter op de zitting heeft genomen. Uit het verzoek blijkt ook niet waarom verzoeker niet op dat moment al een verzoek tot wraking zou kunnen hebben gedaan. Het verzoek zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Kennelijk ongegrond
2.3.
Ten overvloede overweegt de wrakingskamer nog het volgende.
2.3.1.
Uit het verzoek blijkt dat verzoeker op enig moment op de zitting bezwaar heeft gemaakt tegen het citeren door de gemachtigde van de wederpartij van een stukje tekst uit een e-mail, die verzoeker eerder aan de woningbouwvereniging had gestuurd. De rechter heeft het bezwaar verworpen en het citeren doo de gemachtigde toegelaten.
2.3.2.
Tijdens de zitting heeft de rechter volgens het verzoek geweigerd nieuwe stukken van verzoeker aan te nemen (een onderzoeksrapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid waaruit zou blijken van ernstige misstanden binnen een onderdeel van de politie waar verzoeker het “al bijna 4,5 jaar mee aan de stok heeft (het CTER-cluster)”.
2.4.
De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek tot wraking ook op deze gronden niet zou zijn toegewezen. Hierbij neemt de wrakingskamer tot uitgangspunt dat wraking van een rechter alleen aan de orde is indien, kort samengevat, de rechter (i) jegens een partij een vooringenomenheid koestert of (ii) wanneer de schijn van partijdigheid gewekt is.
In deze zaak is van beide gevallen geen sprake en daar is ook geen beroep op gedaan.
2.5.
Het wrakingsverzoek richt zich feitelijk alleen tegen twee beslissingen van de rechter ter zitting (zie 2.3.1 en 2.3.2 hiervoor). Dat kan echter geen grond voor wraking opleveren. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig geen grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het enkele feit dat de rechter een voor een partij negatieve (proces)beslissing neemt, levert geen grond voor wraking op. Dat is vaste rechtspraak sinds Hoge Raad 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1413). Indien verzoeker het met zo’n beslissing niet eens is, kan hij dat na een eventueel in te stellen rechtsmiddel ter toetsing voorleggen aan de rechter die er dan over beslist. De wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissingen.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart verzoeker in het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk,
3.2.
beveelt de griffier onverwijld aan de rechter, verzoeker en de eisende partij een afschrift van deze beslissing toe te zenden,
3.3.
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, voorzitter, mr. J.H. Gisolf en
mr. W.C. Oosterbroek, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van de griffier,
mr. L. Kliffen-Goos, en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2023. [1]
griffier voorzitter

Voetnoten

1.Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open