ECLI:NL:RBNHO:2023:13811

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
15 januari 2024
Zaaknummer
346207 KG ZA 23-627
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering tot terugbetaling van geldlening in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 december 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf] HOLDING B.V. en [gedaagde]. De eisende partij, vertegenwoordigd door advocaat mr. F. Heybroek, vorderde betaling van een bedrag van € 2.813,11 aan rente over de eerste tranche van een geldlening, alsook bedragen van € 40.000,- en € 20.000,- die in twee latere tranches aan [gedaagde] waren verstrekt. De geldlening was overeengekomen op 24 januari 2019, met een rente van 4% per jaar en een looptijd tot 30 juni 2020. Ondanks dat [gedaagde] een deel van de lening had terugbetaald, was hij in gebreke gebleven met de rest van de betalingen, ondanks herhaalde aanmaningen van [bedrijf].

Tijdens de mondelinge behandeling op 13 december 2023 erkende [gedaagde] de verschuldigdheid van de vordering en zijn tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. De rechtbank oordeelde dat de vordering van [bedrijf] toewijsbaar was, gezien het feit dat [gedaagde] de vordering niet betwistte en het spoedeisend belang van [bedrijf] bij nakoming van de geldlening niet werd weersproken. De rechtbank heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, inclusief de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 3.665,59, vermeerderd met wettelijke rente.

De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J. Blokland.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/346207 / KG ZA 23-627
Vonnis in kort geding van 21 december 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf] HOLDING B.V.,
gevestigd te Bussum,
eisende partij,
hierna te noemen: [bedrijf],
advocaat: mr. F. Heybroek te Bussum,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 november 2023 met producties 1 tot en met 7;
- de mondelinge behandeling van 13 december 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;

2.De uitgangspunten

2.1.
Enig bestuurder en aandeelhouder van [bedrijf] is [betrokkene]. Poelgeest en [gedaagde] waren bevriend.
2.2.
[bedrijf] en [gedaagde] zijn op 24 januari 2019 een schriftelijke overeenkomst van geldlening overeengekomen. In totaal heeft [gedaagde] € 120.000,- van [bedrijf] geleend, tegen een rente van 4% per jaar bij aflossing en een looptijd tot 30 juni 2020.
2.3.
De geldlening is, in drie tranches van € 60.000,- op 24 januari 2019, € 40.000,- op 18 maart 2019 en € 20.000,- op 26 mei 2019 aan [gedaagde] verstrekt.
2.4.
Op 26 maart 2020 heeft [gedaagde] de eerste tranche van € 60.000,- terugbetaald zonder de daarover vervallen rente.
2.5.
Ondanks diverse aanmaningen van [bedrijf] heeft [gedaagde] het overige gedeelte van de geldlening niet voldaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[bedrijf] vordert – samengevat – betaling van een bedrag van € 2.813,11 (rente over de eerste tranche), een bedrag van € 40.000,- (tweede tranche) vermeerderd met 4% enkelvoudige rente vanaf 18 maart 2019, een bedrag van € 20.000,- (derde tranche) vermeerderd met 4% enkelvoudige rente vanaf 26 mei 2019 en de proceskosten.
3.2.
[bedrijf] legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verbintenissen uit hoofde van de overeenkomst van geldlening. [bedrijf] vordert nakoming van die verbintenissen.
3.3.
[gedaagde] erkent de verschuldigdheid van de vordering.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] heeft de verschuldigdheid van de vordering en zijn tekortkoming in de nakoming erkend. Als onweersproken ligt de vordering dan ook voor toewijzing gereed. Het spoedeisend belang van [bedrijf] bij nakoming van de geldlening wordt evenmin door [gedaagde] weersproken.
4.2.
Tot slot heeft [bedrijf] het recht bij de rechter een vonnis te vragen, zodat zij, zo nodig, via een deurwaarder [gedaagde] kan dwingen te betalen. [gedaagde] zal daarom als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van [bedrijf]. De rechtbank begroot de proceskosten aan de kant van [bedrijf] als volgt:
- dagvaarding
131,59
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
697,00
Totaal
3.665,59
4.3.
[bedrijf] heeft veroordeling van [gedaagde] in de nakosten gevorderd. Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [bedrijf] te betalen een bedrag van 2.813,11 aan rente over de eerste tranche,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [bedrijf] te betalen een bedrag van € 40.000,00, te vermeerderen met 4% enkelvoudige rente over het toegewezen bedrag, met ingang van 18 maart 2019, tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [bedrijf] te betalen een bedrag van € 20.000,00, te vermeerderen met 4% enkelvoudige rente over het toegewezen bedrag, met ingang van 26 mei 2019, tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van [bedrijf] tot dit vonnis vastgesteld op € 3.665,59, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Blokland en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2023