ECLI:NL:RBNHO:2023:13806

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
15 januari 2024
Zaaknummer
15/226463-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging in Zaandam

De rechtbank Noord-Holland heeft op 21 december 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging. De feiten vonden plaats op 2 augustus 2023 in Zaandam, waar de verdachte samen met anderen het slachtoffer aanviel. Tijdens het geweld heeft de verdachte het slachtoffer meerdere malen tegen het hoofd geschopt terwijl deze op de grond lag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van het slachtoffer, maar kon niet concluderen dat de kans op overlijden aanmerkelijk was. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag, maar wel veroordeeld voor poging tot zware mishandeling. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en stelde bijzondere voorwaarden op, waaronder een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van €467 aan schadevergoeding. De rechtbank heeft ook een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere jeugddetentie toegewezen, die werd omgezet in een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/226463-23 en 15/108349-22 (TUL)
Uitspraakdatum: 21 december 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
7 december 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats 1] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] ,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. R. Giuseppini, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A. Vogelaar, advocaat te Wormerveer, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
Primair
hij, op of omstreeks 2 augustus 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- die [slachtoffer] een of meerdere malen in het gezicht en/of op het hoofd heeft
geslagen en/of
- die [slachtoffer] meerdere malen met geschoeide voet op en/of tegen het hoofd heeft geschopt terwijl die [slachtoffer] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij, op of omstreeks 2 augustus 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- die [slachtoffer] een of meerdere malen in het gezicht en/of op het hoofd heeft
geslagen en/of
- die [slachtoffer] meerdere malen met geschoeide voet op en/of tegen het hoofd heeft geschopt terwijl die [slachtoffer] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
hij, op of omstreeks 2 augustus 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad openlijk, te weten, op het [adres 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] door die [slachtoffer]
- een toegangspaaltje tegen het lichaam en/of hoofd te gooien en/of
- een of meerdere malen in het gezicht en/of op het hoofd te slaan en/of
- een schop tegen het been te geven en/of
- naar de grond te duwen en/of
- meerdere malen tegen het hoofd en/of het lichaam en/of de benen te schoppen
terwijl die [slachtoffer] op de grond lag.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair (poging tot doodslag) en onder 2 (openlijke geweldpleging) ten laste gelegde feiten. Met betrekking tot het primair onder 1 ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie aangevoerd dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van het slachtoffer, vanwege (i) het herhaaldelijk tegen het hoofd trappen terwijl het slachtoffer op de grond lag en (ii) de kracht en intensiteit van het schoppen. De verdachte heeft hiermee de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zou komen te overlijden, aldus de officier van justitie.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het primair onder 1 ten laste gelegde feit. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het handelen van de verdachte hooguit kan worden gekwalificeerd als een poging tot zware mishandeling.
Door de raadsvrouw is geen verweer gevoerd ten aanzien van de vraag of het onder 2 ten laste gelegde feit kan worden bewezen.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het onder 1 ten laste gelegde feit acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken en het onderzoek ter terechtzitting en overweegt als volgt.
3.3.1.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 (primair en subsidiair)
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte het slachtoffer meerdere malen met geschoeide voet tegen zijn hoofd heeft geschopt op het moment dat het slachtoffer op de grond lag.
Onder omstandigheden kan het meermalen schoppen tegen het hoofd een poging tot doodslag opleveren. Daarvoor is dan wel vereist dat bewezen wordt dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet op de dood van het slachtoffer heeft gehad. Dit betekent dat bewezen moet worden dat de kans dat het slachtoffer als gevolg van de schoppen tegen zijn hoofd zou komen te overlijden aanmerkelijk was en dat de verdachte die aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard. Of de kans dat het slachtoffer door het geweld zou komen te overlijden aanmerkelijk was, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank stelt vast dat het dossier te weinig specifieke informatie biedt om te kunnen concluderen dat de kans aanmerkelijk was dat het slachtoffer als gevolg van de schoppen tegen zijn hoofd zou komen te overlijden. Zo kan niet worden vastgesteld met welke kracht en intensiteit de verdachte heeft geschopt. Nu de geraadpleegde arts aan het hoofd geen (vermoeden van) letsel heeft waargenomen, kan hierin geen indicatie worden gezien dat met forse kracht is geschopt. Daarnaast wordt in het dossier niet beschreven wat voor schoenen de verdachte droeg ten tijde van het incident. Verder acht de rechtbank van belang dat het slachtoffer heeft verklaard dat hij zijn hoofd met zijn armen heeft beschermd op het moment dat hij tegen zijn hoofd werd geschopt. Gelet op het voorgaande kan de rechtbank niet vaststellen dat de kans aanmerkelijk was dat het slachtoffer door de geweldshandelingen van de verdachte zou komen te overlijden. Dat betekent dat de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van de primair onder 1 ten laste gelegde poging tot doodslag.
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van de verdachte gekwalificeerd moet worden als een poging tot zware mishandeling. Naar algemene ervaringsregels roept het herhaaldelijk schoppen met geschoeide voet tegen het hoofd van een persoon die op de grond ligt de aanmerkelijke kans in het leven dat die persoon daardoor zwaar lichamelijk letsel oploopt, bijvoorbeeld in de vorm van breuken in het gezicht die een lange hersteltijd vergen. De uitgevoerde handelingen door de verdachte zijn daarbij naar hun uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op het bewerkstelligen van zwaar lichamelijk letsel, dat hieruit volgt dat de verdachte die aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties waaruit zou blijken dat de verdachte die aanmerkelijke kans niet heeft aanvaard, is niet gebleken.
3.3.2.
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen en de voorgaande bewijsoverweging, tot een bewezenverklaring van de subsidiair onder 1 en onder 2 ten laste gelegde feiten.
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Gelet daarop zal voor deze feiten worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen, namelijk:
  • de bekennende verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 7 december 2023;
  • een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 3 augustus 2023,
p. 10 e.v.; en
- een proces-verbaal van bevindingen van 27 augustus 2023, p. 23 e.v..
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de subsidiair onder 1 en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
Subsidiair
hij op 2 augustus 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- die [slachtoffer] meerdere malen met geschoeide voet tegen het hoofd heeft geschopt terwijl die [slachtoffer] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Feit 2
hij op 2 augustus 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad, openlijk, te weten op het [adres 2] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door die [slachtoffer]
- een schop tegen het been te geven en
- meerdere malen tegen het hoofd en het lichaam en/of de benen te schoppen terwijl die [slachtoffer] op de grond lag.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair:
poging tot zware mishandeling.
feit 2:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, met een proeftijd van twee jaren en aftrek van het voorarrest. In aanvulling op de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank een contactverbod met het slachtoffer oplegt als bijzondere voorwaarde. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en aansluiting te zoeken bij het advies van de reclassering.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en aan openlijke geweldpleging. De verdachte is betrokken geweest bij een gevecht in het centrum van Zaandam op klaarlichte dag. Met een groep van meerdere jongens heeft hij het slachtoffer aangevallen. Op het moment dat het slachtoffer op de grond lag, heeft de verdachte hem meerdere malen tegen zijn hoofd geschopt. Ook anderen van de groep hebben het slachtoffer (ook toen hij op de grond lag) geschopt. Door deel te nemen aan dit geweld (waarin de verdachte een aanzienlijke rol had) heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer in ernstige mate geschonden. Uit de slachtofferverklaring die namens het slachtoffer ter zitting is voorgelezen, blijkt hoeveel impact het incident op het slachtoffer heeft gehad. Daarnaast heeft het geweld zich afgespeeld in de openbare ruimte. Omstander – waaronder jonge kinderen – zijn geconfronteerd met het buitensporige geweld. Dergelijk gedrag veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij hieraan heeft bijgedragen.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van 10 november 2023. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld is voor een ernstig geweldsdelict. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 6 december 2023 van Reclassering Nederland. Uit het rapport blijkt dat er zorgen bestaan over de verdachte. De reclassering constateert een delictpatroon ten aanzien van geweldsdelicten en het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan onderstaande bijzondere voorwaarden te verbinden:
  • meldplicht bij reclassering;
  • ambulante behandeling;
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • locatieverbod met elektronische monitoring;
  • locatiegebod met elektronische monitoring;
  • volgen van opleiding; en
  • meewerken aan middelencontrole.
Daarnaast adviseert de reclassering de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren gelet op het hoge recidiverisico. De verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij wil meewerken aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
Op te leggen straf
Gelet op de aard en de ernst van de gepleegde feiten acht de rechtbank enkel oplegging van een gevangenisstraf gerechtvaardigd. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening gehouden met de oriëntatiepunten van de LOVS en gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Hoewel sprake is van recidive en de verdachte al eerder onder toezicht heeft gestaan, ziet de reclassering vooralsnog voldoende aanknopingspunten voor een nieuw toezicht. De rechtbank ziet daarom aanleiding een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen, om de verdachte nog een kans te geven om met behulp van de reclassering aan zichzelf te werken.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat vijf maanden daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zullen worden gelegd en zal aan het voorwaardelijk strafdeel een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast acht de rechtbank zowel de oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, als de oplegging van een contactverbod met het slachtoffer noodzakelijk.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank wijst daarbij op de aard van de feiten, het door de reclassering vastgestelde hoge recidiverisico en de justitiële documentatie van de verdachte. De rechtbank zal daarom bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.040,15 ingediend wegens materiële schade die hij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit de volgende posten:
  • € 50 aan telefoonkosten;
  • € 37 aan ov kosten;
  • € 144 aan ziekteverzuim;
  • € 30 aan kosten voor pijnstillers;
  • € 309,15 aan kosten voor bezoeken aan de huisarts
  • € 375 aan kosten voor bezoeken aan de fysiotherapeut;
  • € 400 aan loonderving; en
  • € 695 aan kosten voor een nog te volgen EMDR-behandeling.
Ter terechtzitting heeft de moeder van het slachtoffer de vordering samen met haar zus mondeling toegelicht.
Standpunt van de officier van justitie
De vordering kan volgens de officier van justitie worden toegewezen ten aanzien van de ov kosten en kosten voor de aanschaf van pijnstillers. Met betrekking tot de gevraagde vergoeding van € 400 loonderving refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het overige heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt de rechtbank om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 467 rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten en voldoende is onderbouwd dat deze kosten zijn gemaakt. Dit bedrag bestaat uit € 37 aan ov kosten, € 30 aan kosten voor pijnstillers en
€ 400 aan loonderving. De vordering zal in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De rechtbank is van oordeel dat de overige schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd om voor vergoeding in aanmerking te komen. De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes subsidiair onder feit 1 en onder feit 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging tegen personen] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 26 januari 2023 in de zaak met parketnummer 15/108349-22 heeft de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Holland de verdachte ter zake van diefstal met geweld in vereniging veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van zes maanden. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De officier van justitie vordert nu dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Daarbij overweegt de rechtbank dat de proeftijd pas een half jaar liep en de verdachte destijds eveneens voor een geweldsdelict is veroordeeld. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. Mede gelet op het advies van de reclassering in haar rapport van 6 december 2023 om het volwassenenstrafrecht toe te passen, komt de verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet meer in aanmerking voor jeugddetentie. De rechtbank zal daarom ingevolge artikel 6:6:29 Sv de jeugddetentie vervangen door een gevangenisstraf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 141, 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair onder 1 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
10 (tien) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
5 (vijf) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van
2 (twee) jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Bijzondere voorwaarden
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- de verdachte zich meldt zich bij de Reclassering Nederland aan de [adres 5] of de [adres 6]. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- de verdachte zich laat behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- de verdachte verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra de reclassering een geschikte plek gevonden heeft. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- de verdachte bevindt zich niet in Hoofddorp en een verboden gebied in Zaandam (zie bijlage 1 voor afbeeldingen). De verdachte werkt gedurende zes maanden, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, mee aan elektronische monitoring op dit locatieverbod. De verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vervallen.
- de verdachte is gedurende het toezicht op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig op het verblijfadres, zolang de reclassering dat nodig acht. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met de verdachte en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start van het toezicht hoeft de verdachte op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft de verdachte een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden. De verdachte werkt, gedurende maximaal zes maanden, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, mee aan elektronische monitoring op dit locatiegebod.
Het huidige verblijfadres is [adres 3] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen.
- de verdachte volgt een oriëntatieopleiding (Izone) aan het ROC te [plaats] of bij een soortgelijke instelling;
- de verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd;
- de verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum en -plaats 2] , zolang de reclassering dit nodig vindt.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de verdachte gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Benadeelde partij
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van
€ 467 (zegge: vierhonderdzevenenzestig euro), bestaande uit materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als
schadevergoedingsmaatregelten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 467 (zegge: vierhonderdzevenenzestig euro), bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 9 dagen en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Vordering tenuitvoerlegging
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 15/108349-22 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde jeugddetentie voor de duur van 6 maanden, opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Holland d.d. 26 januari 2023. Op grond van artikel 6:6:29 Sv wordt de jeugddetentie van 6 maanden vervangen door een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.M. Hendriks, voorzitter,
mr. S.J. Riem en mr. I.A.M. Tel, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers, mr. T.A.F. Pomper en mr. D. Koppe,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 december 2023.
Bijlage 1