In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekers, die bezwaar maakten tegen de sluiting van hun woning door de burgemeester van Zaanstad. De burgemeester had op 16 mei 2023 besloten de woning te sluiten voor de duur van zes maanden, nadat er bij een doorzoeking op 15 mei 2023 een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs was aangetroffen, waaronder 10 kg heroïne en andere verdovende middelen. Verzoekers voerden aan dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik had kunnen maken en dat de sluiting niet noodzakelijk en niet evenredig was. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 13 juli 2023 behandeld, waarbij ook de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de aangetroffen handelshoeveelheid drugs. De rechter heeft de belangen van verzoekers afgewogen tegen het algemeen belang van handhaving van de Opiumwet en het waarborgen van de openbare orde. De voorzieningenrechter concludeert dat de sluiting van de woning noodzakelijk was om verdere incidenten te voorkomen en dat de burgemeester zich niet onredelijk heeft opgesteld door geen zienswijze te vragen. De rechter heeft de verzoeken om voorlopige voorzieningen afgewezen, met de overweging dat de sluiting van de woning voor de duur van zes maanden niet onevenwichtig is, gezien de ernst van de overtredingen en de risico's voor de omgeving. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open.