ECLI:NL:RBNHO:2023:13749

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
10 januari 2024
Zaaknummer
AWB - 23 _ 3412 en 3413
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bij woningsluiting op grond van de Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekers, die bezwaar maakten tegen de sluiting van hun woning door de burgemeester van Zaanstad. De burgemeester had op 16 mei 2023 besloten de woning te sluiten voor de duur van zes maanden, nadat er bij een doorzoeking op 15 mei 2023 een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs was aangetroffen, waaronder 10 kg heroïne en andere verdovende middelen. Verzoekers voerden aan dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik had kunnen maken en dat de sluiting niet noodzakelijk en niet evenredig was. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 13 juli 2023 behandeld, waarbij ook de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de aangetroffen handelshoeveelheid drugs. De rechter heeft de belangen van verzoekers afgewogen tegen het algemeen belang van handhaving van de Opiumwet en het waarborgen van de openbare orde. De voorzieningenrechter concludeert dat de sluiting van de woning noodzakelijk was om verdere incidenten te voorkomen en dat de burgemeester zich niet onredelijk heeft opgesteld door geen zienswijze te vragen. De rechter heeft de verzoeken om voorlopige voorzieningen afgewezen, met de overweging dat de sluiting van de woning voor de duur van zes maanden niet onevenwichtig is, gezien de ernst van de overtredingen en de risico's voor de omgeving. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 23/3412 en 23/3413

uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 juli 2023 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , uit [plaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. P.A.J. van Putten),
en

de burgemeester van de gemeente Zaanstad,

(gemachtigde: mr. F.P. Brouwer).

Inleiding

Met de bestreden besluiten van 16 mei 2023, op schrift gesteld op 23 mei 2023 heeft de burgemeester de sluiting van de woning van verzoekers ( [adres] te [plaats] ) gelast voor de duur van zes maanden.
Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 13 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen verzoekers, de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigde van de burgemeester. Tevens waren aanwezig [dochter] (dochter), [verzoeker 2] (zus) en M. Sivridag (tolk).

Totstandkoming van de besluiten

1. Naar aanleiding van een arrestatie heeft er een doorzoeking van de woning van verzoekers plaatsgevonden op 15 mei 2023. In de woning heeft de politie een kleine hoeveelheid pillen (vermoedelijk XTC) aangetroffen, en in de aan de woning gelegen schuur is aangetroffen: 10 kg heroïne, 1 gesealde zak benzylmethylketon (BMK) en 3 blokken vermoedelijke hasj.
2. De burgemeester heeft de woning op 16 mei 2023 omstreeks 16:00 uur gesloten.
3. Het bestreden besluit berust – samengevat – op de volgende standpunten:
Er is sprake van verzwarende omstandigheden: signalen die duiden op beroeps- of bedrijfsmatigheid, namelijk de aanwezigheid van 10 kilo heroïne, 1 gesealde zak BMK, de aangetroffen XTC-pillen en vermoeden 3 blokken hasj. Daarnaast legt de mate van gevaarzetting en de risico’s voor de openbare orde, het woon- en leefklimaat voor de omwonenden en/of de omgeving gewicht in de schaal, waarbij verder gebleken is dat de woning is gelegen in een kwetsbare buurt en direct tegenover een speeltuin ligt.
Vanwege de geboden spoed kon worden afgezien van de mogelijkheid verzoekers in de gelegenheid te stellen een zienswijze in te dienen.
In de belangenafweging heeft de burgemeester het algemeen belang dat is gediend met de handhaving van de Opiumwet en het tegengaan van woning en panden voor de handel in verdovende middelen van zwaarder gewicht geacht dan het belang van verzoekers in de woning te kunnen blijven. De burgemeester wijst er daarbij op dat in toenemende mate de handel in verdovende middelen aangestuurd wordt door criminele organisaties met alle ongewenste en risicovolle randverschijnselen van dien, zoals ripdeals en overvallen. Dat gevaar is volgens de burgemeester ook in dit geval aanwezig. Er is immers een totaalgewicht van 10 kg aan harddrugs aangetroffen. De bekendheid van de woning als drugspand is daarmee een gevaar voor verzoekers en de omgeving, te meer omdat er een speelvoorziening direct tegenover de woning is gelegen. Verder is BMK aangetroffen, wat een precursor (uitgangsstof) is voor de productie van amfetamine en daarmee voor de productie van MDMA, wat weer een grondstof is voor XTC.
In acht dient te worden genomen dat de woning in een kwetsbare wijk ligt.
Alleen door sluiting van de woning kan de toeloop van afnemers en andere betrokkenen bij de verdovende middelen worden beëindigd, de rust in de directe (woon- of leef)omgeving wederkeren en herhaling van ernstige verstoring van de openbare orde dan wel verdere aantasting van het woon- en leefklimaat worden voorkomen.
4. Verzoekers voeren aan dat de burgemeester niet in redelijkheid van de bevoegdheid van artikel 4:11 Awb (achterwege laten zienswijze) gebruik heeft kunnen maken. Een onderbouwing waarom juist nu de sluiting van het pand noodzakelijk was ontbreekt. Verzoekers voeren verder aan dat zij niet de financiële middelen hebben om gedurende de sluitingsperiode van 6 maanden elders te verblijven, met uitzondering van een kortdurend verblijf bij familie. Verzoekers voeren verder aan dat de sluiting niet noodzakelijk en niet evenredig is. Gelet op de ernst en omvang van de overtreding heeft de burgemeester zich volgens verzoekers niet op het standpunt kunnen stellen dat de sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Daarbij komt dat de maatregel geen doel zal treffen. De woning staat volgens verzoekers niet bekend als drugspand.
5. De burgemeester heeft zich ten slotte nog op het standpunt gesteld dat de woning, gelet op de in en bij de woning aangetroffen hoeveelheden en soorten verdovende middelen en BMK, een belangrijke rol vervulde binnen het criminele circuit en daar dus ook bekend was. Doel van de sluiting van de woning zonder het vragen van een zienswijze is het voorkomen van incidenten in dan wel rondom de woning. Het geopend houden van de woning gedurende de periode van de zienswijzeprocedure achtte de burgemeester daarom onaanvaardbaar. De burgemeester wijst hierbij ook nog op het gevaar van ripdeals en de incidenten met explosieven die zich in den lande hebben voorgedaan. Om die reden kon volgens de burgemeester bestuursdwang worden toegepast zonder voorafgaande last.
De burgemeester concludeert verder op basis van een uitgebreide motivering, waarin de criteria die in de jurisprudentie zijn geformuleerd aan de orde komen, dat sluiting voor zes maanden niet onevenredig is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

6. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
7. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter weegt daarnaast de belangen van verzoekers die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van de burgemeester die pleiten tegen het treffen daarvan.
Bevoegdheid om te sluiten
8. Gelet op de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), is de burgemeester op grond van het bepaalde in artikel 13b van de Opiumwet [1] bevoegd om een woning te sluiten, als in die woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen. [2] Niet in geschil is dat er in de schuur bij de woning van verzoekers een forse handelshoeveelheid harddrugs is aangetroffen en dat er daarnaast in de woning een kleine hoeveelheid pillen, waarschijnlijk XTC, is aangetroffen. De voorzieningenrechter merkt hierbij op dat verzoekers verantwoordelijk zijn voor wat in hun schuur ligt. De burgemeester was daarom op grond van artikel 13b van de Opiumwet bevoegd om de woning te sluiten.
Noodzaak tot sluiting
9. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting de vraag aan de orde is of de burgemeester ook met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan. [3] Aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding moet worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Gelet op de hoeveelheid aangetroffen harddrugs hoefde de burgemeester naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet met een minder ingrijpend middel te volstaan. Het gevaar dat de enkele aanwezigheid van 10 kilogram heroïne oplevert voor zowel de bewoners als de omgeving is immers evident, zeker nu de woning van verzoekers zich in een kwetsbare wijk bevindt.
Evenwichtigheid van de sluiting
10. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van de woning noodzakelijk is, hij zich er vervolgens van dient te vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is. [4] Bij de beoordeling van de evenwichtigheid kunnen verschillende omstandigheden van belang zijn, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven personen, een bijzondere binding met de woning, de mogelijkheid om weer in de woning terug te keren, en of er minderjarige kinderen in de woning wonen. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
11. Niet gesteld is dat verzoekers een bijzondere binding hebben met hun (huur-) woning en niet gebleken is dat verzoekers geen enkel verwijt gemaakt kan worden met betrekking tot hetgeen in hun woning en schuur is geconstateerd. Zoals hiervoor al is opgemerkt zijn verzoekers verantwoordelijk voor wat zich in hun woning en schuur bevindt. Voorts is de voorzieningenrechter niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan geoordeeld moet worden dat de sluiting van de woning voor de duur van zes maanden in dit geval onevenwichtig is. Dat er door de sluiting een woonprobleem voor verzoekers ontstaat is inherent aan het sluiten van een woning en vormt daarom op zichzelf geen bijzondere omstandigheid om van sluiting af te zien. Dat de sluiting mogelijk tot gevolg heeft dat verzoekers na beëindiging van de sluiting niet meer naar hun woning terug kunnen keren, omdat de verhuurder heeft aangegeven tot ontbinding van het huurcontract over te gaan, maakt dat niet anders. Dat de burgemeester de noodzaak tot sluiting zwaarder heeft laten wegen dan verzoekers belangen komt de voorzieningenrechter daarom niet onevenwichtig voor. De voorzieningenrechter acht in dit verband nog van belang dat de burgemeester ter zitting heeft verklaard dat verzoekers zich kunnen melden bij het sociaal wijkteam om mee te denken over een oplossing voor de problemen die de sluiting van de woning met zich brengt.

Conclusie en gevolgen

12. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft en ziet in de belangen van verzoekers geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen. Dat betekent dat de woning gesloten blijft. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorzieningen af.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. J.H.A.C. Everaerts, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage

Artikel 13b Opiumwet
1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
a. een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
b. een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

Voetnoten

1.Zie bijlage voor tekst van artikel 13b van de Opiumwet