In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 2 augustus 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de beslissing van de officier van justitie, die een administratieve sanctie had opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijk verklaring van de officier van justitie, die de beschikking had ingetrokken. De gemachtigde van de betrokkene, Appjection B.V. vertegenwoordigd door M. Lagas, was niet aanwezig op de zitting. De vertegenwoordiger van de officier van justitie verzocht om het beroep gegrond te verklaren. De kantonrechter overwoog dat de officier van justitie het beroep niet-ontvankelijk had verklaard omdat de beschikking was ingetrokken, maar dat het beroepschrift van de gemachtigde zich richtte op de toekenning van proceskostenvergoeding.
De kantonrechter stelde vast dat het besluit tot vernietiging van de beschikking niet aan de betrokkene was bekendgemaakt voordat hij beroep had ingesteld. Hierdoor was de betrokkene niet op de hoogte van de intrekking van de beschikking. De kantonrechter oordeelde dat de officier van justitie een proceskostenvergoeding had moeten toekennen, aangezien het besluit tot vernietiging pas na het instellen van beroep aan de betrokkene was bekendgemaakt. De kantonrechter wijzigde de beslissing van de officier van justitie en kende een proceskostenvergoeding toe van € 507,75 aan de betrokkene, die door het Centraal Justitieel Incassobureau zou worden uitbetaald.
De uitspraak benadrukt het belang van de bekendmaking van besluiten aan belanghebbenden en de gevolgen daarvan voor de ontvankelijkheid van beroepschriften. De kantonrechter heeft de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten, waarbij de gemaakte kosten voor rechtsbijstand in de verschillende fasen van de procedure zijn vastgesteld.