ECLI:NL:RBNHO:2023:13651

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
8 januari 2024
Zaaknummer
AWB - 22 _ 4090
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om wijziging van persoonsgegevens in de basisregistratie personen (brp) met onvoldoende motivering

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 15 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Texel. Eiseres had verzocht om wijziging van haar persoonsgegevens in de basisregistratie personen (brp), maar dit verzoek werd door verweerder afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing onvoldoende draagkrachtig was gemotiveerd. Eiseres had op 3 april 2020 een verzoek ingediend om haar gegevens te verbeteren en aan te vullen, maar verweerder stelde de aanvraag buiten behandeling omdat deze niet door eiseres was ingediend. Na bezwaar en een voorgenomen besluit, bleef verweerder bij de afwijzing. De rechtbank behandelde het beroep op 2 mei 2023, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk.

De rechtbank concludeerde dat de motivering van het bestreden besluit niet voldeed aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht. Verweerder had onvoldoende bewijs geleverd dat de persoonsgegevens in het paspoort van eiseres onjuist waren. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van het verzoek om wijziging van de persoonsgegevens niet kon standhouden, omdat er geen overtuigend bewijs was dat de identiteit van eiseres niet correct was vastgesteld. De rechtbank vernietigde het besluit van 13 juli 2022 en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/4090

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juni 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.H. Diels),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Texel, verweerder

(gemachtigde: J.L.M. van den Broek).

Inleiding

Met het besluit van 29 oktober 2021 heeft verweerder het verzoek van eiseres om aanpassing van haar gegevens in de basisregistratie personen (brp) afgewezen.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 29 oktober 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 13 juli 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 2 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder. Tevens was aanwezig S. Nazanini (tolk).

Totstandkoming van het besluit

1. Eiseres heeft op 3 april 2020 verzocht haar persoonsgegevens in de brp te verbeteren en aan te vullen:
Registratie: verzoek te wijzigen in:
Geslachtsnaam [eiseres]
Voornaam [voornaam]
Geboortedatum [datum 1] [datum 2]
Geboorteplaats [plaats]
Nationaliteit Iraakse Iraakse
Eiseres heeft bij haar verzoek de volgende bewijsstukken overgelegd:
- geldig Irakees paspoort, afgegeven op [datum 4] 2017
- verblijfsdocument, afgegeven op 26 september 2017
- gelegaliseerde notariële geboorteakte
- gelegaliseerde huwelijksakte;
- bevestiging van legalisatie van de geboorteakte
- rapport van DNA-onderzoek, uitgevoerd door Verilabs
- geldig Irakees paspoort van [naam 1] , afgegeven op 2 april 2018
- geldig Irakees paspoort van [naam 2] , afgegeven op 15 april 2018.
2. Op 30 april 2020 heeft verweerder de aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat de aanvraag niet door eiseres is ingediend. Daartegen heeft (gemachtigde van) eiseres bezwaar gemaakt bij brief van 8 juni 2020, aangevuld op 1 juli 2020. Vervolgens wordt afgesproken de zaak toch inhoudelijk te gaan behandelen (emailcorrespondentie eind juli 2020).
3. Verweerder heeft op 11 juni 2021 een voorgenomen besluit aan eiseres gezonden. Eiseres heeft op 7 juli 2021 een zienswijze ingediend.
4. Vervolgens heeft verweerder besloten zoals weergegeven onder de inleiding.

Beoordeling door de rechtbank

5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat vooraf ging
6. Op 10 juli 2006 heeft eiseres aangifte gedaan van verblijf en adres in Nederland. Daarbij heeft zij ten overstaan van een ambtenaar van de gemeente Texel naar waarheid en onder overlegging van enkele documenten verklaard degene te zijn met welke identiteit zij sindsdien in de brp is opgenomen, zijnde [naam 3] , geboren op [datum 1] in Makhmur, Irak. Zij heeft daarbij een Iraakse identiteitskaart met nr [nummer 1] , een huwelijksakte met nr [nummer 2] en een in 2002 verstrekt Iraaks paspoort met nr. [nummer 3] overgelegd. In 2015 heeft eiseres verzocht om actualisering van de basisregistratie. Zij heeft daartoe een verklaring van de Iraakse ambassadeur overgelegd, met daarbij een Iraakse geboorteakte met documentnr [nummer 4] , afgegeven op [datum 3] 1974, een uittreksel van het bevolkingsregister met documentnr [nummer 5] , afgegeven op 27 april 2015. Beide documenten zijn gelegaliseerd in mei 2015. In het bericht van de Iraakse ambassadeur bevestigt deze de juistheid van de legalisaties op de documenten. Onderzoek door BDoc wees uit dat de geboorteakte met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt was en dat beide documenten met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet waren opgemaakt en afgegeven door een daartoe bevoegde instantie.
Verzoek tot wijziging
7. De aan het verzoek tot wijziging door eiseres overgelegde documenten heeft verweerder voor onderzoek verzonden aan de Koninklijke Marechaussee (Kmar) dan wel het Bureau Documenten van de IND (BDoc). Het handelt daarbij om 8 documenten:
- 1. huwelijksakte met nummer [nummer 6]
- 2. Irakees paspoort afgegeven op [datum 4] 2017
- 3. legalisatie van geboorteakte nummer [nummer 7] en de huwelijksakte met nummer [nummer 6]
- 4. nationaliteitsbewijs
- 5. uittreksel bevolkingsregister
- 6. identiteitskaart
- 7. geboorteakte
- 8. Irakees paspoort afgegeven op 2 september 2002.
De KMar heeft in het paspoort dat op [datum 4] 2017 is afgegeven geen bijzonderheden aangetroffen en als echt beoordeeld. Het paspoort dat op 2 september 2002 is afgegeven is volgens de KMar vervalst. De overige documenten zijn onderzocht door het Bureau Documenten (BDoc) van de Immigratie- en Nationalisatiedienst (IND). BDoc heeft geconcludeerd dat deze documenten echt zijn en dat het nationaliteitsbewijs en de legalisatie daarnaast zijn voorzien van de juiste handtekeningen, stempelafdrukken, legeszegels en andere toevoegingen.
Toetsingskader
8. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen in de uitspraak van 4 mei 2022, [1] moet voorop worden gesteld dat de gegevens in de brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. De Afdeling heeft in die uitspraak de toetsingsmaatstaf (hierna: de toetsingsmaatstaf) genuanceerd, in die zin dat voortaan beoordeeld moet worden of buiten redelijke twijfel uit de overgelegde brondocumenten, zo nodig bezien in samenhang met de daaraan ten grondslag liggende nadere bewijsmiddelen, volgt dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn. Als dat het geval is, en het brondocument van een hogere orde is dan het document of de verklaring op grond waarvan de eerdere inschrijving heeft plaatsgevonden, worden de betreffende gegevens in de brp gewijzigd.
9. Dit betekent dat in zaken over een verzoek om wijziging van persoonsgegevens in de brp eerst de vraag beantwoord moet worden of de verzoeker brondocumenten heeft weten over te leggen die voldoen aan de eisen uit artikel 2.8, tweede lid, van de Wet brp. Pas wanneer die vraag bevestigend beantwoord kan worden, wordt toegekomen aan de vraag of het verband tussen de verzoeker en de persoon op de documenten kan worden gelegd. Bij positieve beantwoording van deze vragen zal vervolgens worden beoordeeld of aan de toetsingsmaatstaf zoals hiervoor omschreven is voldaan. Is dat het geval, dan wordt het betreffende gegeven, of worden de betreffende gegevens, in de brp gewijzigd.
Standpunt verweerder in het bestreden besluit; addendum
10. Verweerder heeft de motivering van het bestreden besluit gebaseerd op het bij het advies gevoegde addendum, dat is opgesteld naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2022. In dit addendum wordt geconcludeerd dat de uitkomst bij de nieuwe toets niet anders wordt. Op grond van het feitencomplex zoals dat in het primaire besluit en het advies van de bezwarencommissie is geschetst, kan worden gesteld dat niet wordt voldaan aan het criterium dat uit de nu overgelegde documenten buiten redelijke twijfel volgt dat de daarin vermelde personalia juist zijn. In de loop van de jaren heeft eiseres veelvuldig met elkaar volstrekt tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Omdat zij eveneens over een uitgestrekte periode van bijna 15 jaar veelvuldig (ver)vals(t)e documenten en met elkaar tegenstrijdige documenten heeft overgelegd, is vorenstaande van een zodanige aard en omvang dat dit tot geen andere conclusie kan leiden dat het rectificatieverzoek niet voor inwilliging in aanmerking komt. Dit leidt namelijk tot een zodanige twijfel omtrent de juiste identiteit dat die niet meer buiten redelijke twijfel valt vast te stellen. Aan de echtheid van het paspoort uit 2017 wordt niet getwijfeld, maar wel of de in het paspoort opgenomen persoonsgegevens juist zijn, of deze op eiseres zien en of controle en vaststelling van de identiteit van eiseres heeft plaatsgevonden vóórdat tot afgifte van het paspoort is overgegaan. Er zijn concrete aanwijzingen om eraan te twijfelen dat het onderzoek voor afgifte van het paspoort behoorlijk en volgens de plaatselijke voorschriften is geweest. Uit niets blijkt dat een deugdelijk onderzoek is verricht. Dit klemt te meer omdat eiseres in het verleden meerdere eveneens door de daartoe bevoegde autoriteiten afgegeven paspoorten vals/frauduleus bleken te zijn. Het is daarom redelijk te achten van eiseres een sluitende verklaring te geven over de wijze van vaststellen van haar identiteit door de Iraakse autoriteiten. Het voorgaande geldt ook voor de overige overgelegde documenten. Aan bespreking van de resultaten van het DNA-verwantschap onderzoek wordt niet toegekomen.
Standpunt eiseres
11. Eiseres voert aan dat volgens vaste jurisprudentie in beginsel moet worden uitgegaan van de juistheid van de gegevens in een door de bevoegde autoriteit afgegeven paspoort. Niet elke daadwerkelijke of veronderstelde administratieve tekortkoming in het afgifteproces van de afgevende vreemde staat volstaat om in het geval van een echt bevonden paspoort strijd met de openbare orde in processuele zin aan te nemen. Verweerder voert een administratieve tekortkoming aan, maar gezien de genuanceerde toetsingsmaatstaf is dat niet voldoende om strijd met de openbare orde aan te nemen.
Het paspoort met de onjuiste gegevens is vals is bevonden. Dit vormt een contra-indicatie voor uitgaan van (de juistheid) van de geregistreerde gegevens.
Een DNA-onderzoek kan als aanvullend bewijs dienen. Als er aanknopingspunten zijn voor de stelling dat een persoon is wie hij zegt te zijn, maar nader bewijs noodzakelijk is. Eiseres verwijst hierbij naar ECLI:NL:RVS:2019:233 De persoonsgegevens van eiseres in de brp zijn gebaseerd op een verklaring onder eed of belofte en geschriften waarvan later is gebleken dat deze vals zijn. Eiseres heeft bij het verzoek de juiste brondocumenten aangeleverd in de zin van de Wet brp. Het verband tussen de overgelegde documenten wordt onder andere gelegd door het aanvullend rechtsgeldig DNA-verwantschapsonderzoek. Ook wordt voldaan aan de toetsingsmaatstaf.
Het toetsingskader toegepast op deze zaak
Brondocumenten
12. Tussen partijen is niet in geschil dat het door eiseres overgelegde paspoort uit 2017 echt is. Paspoorten zijn brondocumenten, als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d, van de Wet brp. Dat betekent nog niet zonder meer dat de gegevens moeten worden overgenomen in de brp. Bij het beoordelen of deze feiten moeten worden verwerkt moet ook rekening worden gehouden met de relevante bepalingen uit paragraaf 3 van Afdeling 1 van hoofdstuk 2 van de Wet brp. Zo is van belang dat geen gegevens worden ontleend als aannemelijk is dat de gegevens onjuist zijn. Verder is van belang dat aan de brondocumenten geen gegevens worden ontleend voor zover de Nederlandse openbare orde zich daartegen verzet. Het gaat hierbij om de openbare orde in materiële en processuele zin. Van strijd met de openbare orde in processuele zin kan sprake zijn als voorafgaand aan de afgifte van het brondocument kennelijk geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Als het brondocument een door de bevoegde autoriteit afgegeven paspoort is geldt dat er in beginsel van de juistheid van de gegevens moet worden uitgegaan. Hieruit volgt dat niet elke daadwerkelijke of veronderstelde administratieve tekortkoming in het afgifteproces van de afgevende vreemde staat volstaat om in het geval van een echt bevonden paspoort strijd met de openbare orde in processuele zin aan te nemen. [2]
13. Verweerder stelt weliswaar dat er concrete aanwijzingen zijn om eraan te twijfelen dat het onderzoek voor afgifte van het paspoort behoorlijk en volgens de plaatselijke voorschriften is geweest, maar heeft dit onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd. Hij heeft ook ter zitting niet kunnen aangeven waaruit die concrete aanwijzingen bestaan, anders dan dat eiseres in het verleden van valse documenten gebruik heeft gemaakt. Dat enkele feit acht de rechtbank onvoldoende als onderbouwing van de door verweerder geuite twijfel aan de afgifteprocedure van het als echt bevonden paspoort. Uit de motivering valt niet af te leiden dat er voorafgaand aan de afgifte van dit paspoort kennelijk geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden en evenmin dat is gebleken dat de wijze waarop eiseres haar paspoort heeft verkregen niet in overeenstemming is met de plaatselijke voorschriften. De rechtbank heeft hierbij betrokken dat eiseres in haar zienswijze van 7 juli 2021 per overgelegd document een toelichting heeft gegeven op de wijze waarop zij de documenten heeft verkregen. Daaruit komt onder meer naar voren dat eiseres het paspoort heeft verkregen na overlegging van haar nationaliteitsbewijs en identiteitsbewijs. Dat dit niet zou overeenkomen met de plaatselijke voorschriften is door verweerder niet draagkrachtig gemotiveerd.
Kan verband tussen eiseres en de persoon op de documenten worden gelegd?
14. Verweerder heeft aangegeven ook te betwijfelen of de persoonsgegevens in het paspoort op eiseres zien. Ook deze stelling heeft verweerder echter niet draagkrachtig gemotiveerd. Hij heeft immers niet gewezen op eventuele verschillen tussen uiterlijke kenmerken van eiseres en foto’s die voorkomen op die documenten. Op eiseres rust daarom niet de bewijslast te onderbouwen dat het paspoort op haar ziet. De stelling dat eiseres niet de persoon zou zijn waarop de gegevens in het paspoort zien ontbeert ook een draagkrachtige motivering. Dit weegt des te zwaarder nu de uitkomsten van het door eiseres ingebrachte DNA-onderzoek van haarzelf en haar ouders een bevestiging lijken te vormen voor de stelling van eisers dat de persoonsgegevens in haar paspoort juist zijn.
De toetsingsmaatstaf
15. De rechtbank is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat verweerder het bestreden besluit onvoldoende draagkrachtig heeft gemotiveerd in het licht van de toetsingsmaatstaf. Het beroep is daarom gegrond wegens strijd met het bepaalde in artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht.

Conclusie en gevolgen

16.1
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes weken.
16.2
Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.674,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 13 juli 2022;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, rechter, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet basisregistratie personen
Artikel 2.7
1. In de basisregistratie worden over de ingeschrevene uitsluitend de volgende gegevens opgenomen:
a. algemene gegevens:
1° gegevens over de burgerlijke staat waar het betreft de naam, de geboorte, het geslacht, de ouders, het huwelijk, dan wel geregistreerd partnerschap en eerdere huwelijken of eerder geregistreerde partnerschappen, de echtgenoot dan wel geregistreerd partner en eerdere echtgenoten of geregistreerde partners, de kinderen en het overlijden;
[...]
Artikel 2.8
[…]
2 De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
[…]
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
[…]
Artikel 2.10
[…]
2 Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, d of e, alsmede artikel 2.8, derde lid, worden geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.
3 Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d en e, worden geen gegevens ontleend, indien aannemelijk is dat de gegevens onjuist zijn.
[…]
Artikel 2.58
1. Het verzoek waarmee betrokkene met betrekking tot de basisregistratie het recht uitoefent op rectificatie van gegevens, bedoeld in artikel 16 van de verordening, of op wissing van gegevens, bedoeld in artikel 17, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de verordening, bevat de aan te brengen wijzigingen.
2 Het college van burgemeester en wethouders geeft aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, uitvoering met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze afdeling [artikelen 2.1-2.61].
[…]