ECLI:NL:RBNHO:2023:13622

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
5 januari 2024
Zaaknummer
: 10172612 \ WM VERZ 22-2160
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft betrokkene verzet ingesteld tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel dat was uitgevaardigd door de officier van justitie van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) te Leeuwarden. De betrokkene heeft niet tijdig verzet aangetekend, aangezien het verzetschrift pas op 31 oktober 2022 is ontvangen, terwijl de termijn voor indiening op 21 maart 2022 eindigde. De kantonrechter heeft de zaak behandeld op 3 mei 2023, waarbij betrokkene niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door mevrouw S. Kort van het CJIB.

De kantonrechter overweegt dat een dwangbevel rechtsgeldig kan worden uitgevaardigd als de beschikking waarbij de administratieve sanctie is opgelegd, onherroepelijk is geworden. In dit geval was de beschikking aan betrokkene verzonden en was er geen beroep ingesteld tegen de daaropvolgende beslissing van de officier van justitie. Hierdoor was de beschikking onherroepelijk en was het dwangbevel rechtsgeldig.

Betrokkene heeft aangevoerd dat hij eerder contact heeft gehad met het CJIB en dat hij financiële problemen heeft, maar de kantonrechter oordeelt dat deze omstandigheden niet voldoende zijn om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. De conclusie is dat het verzet tegen het dwangbevel niet-ontvankelijk wordt verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. M.P. de Valk, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknummer : 10172612 \ WM VERZ 22-2160
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 3 mei 2023
Uitspraak op een verzetschrift als bedoeld in artikel 26 lid 3 of artikel 27 lid 6 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
naam : [Betrokkene]
adres : [Adres]
woonplaats : [Woonplaats]
(hierna te noemen: betrokkene).

Het verloop van de procedure

Betrokkene heeft verzet ingesteld tegen de tenuitvoerlegging van een door de officier van justitie van het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden (hierna CJIB) uitgevaardigd dwangbevel. De officier van justitie heeft gereageerd op het verzetschrift.
De zaak is behandeld op de zitting van 3 mei 2023. Betrokkene is niet verschenen. Namens het CJIB is mevrouw S. Kort verschenen.
De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

Een dwangbevel als bedoeld in artikel 26 WAHV kan pas rechtsgeldig worden uitgevaardigd als de beschikking waarbij de administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) is opgelegd, onherroepelijk is geworden.
Gelet op de door de officier van justitie overgelegde stukken is aan het adres van betrokkene de beschikking gestuurd waarbij de boete is opgelegd. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen eerdergenoemde beschikking, maar tegen de daarop genomen beslissing van de officier van justitie is vervolgens geen beroep ingesteld bij de kantonrechter. Dit betekent dat de beschikking waarbij de boete is opgelegd, onherroepelijk is geworden. Het dwangbevel is dus rechtsgeldig uitgevaardigd.
Ingevolge artikel 26, derde lid, van de Wahv dient het verzetschrift binnen twee weken na de betekening van het dwangbevel te worden ingediend bij de rechtbank van het arrondissement waar het adres is van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd.
Voorts bepaalt artikel 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dat het beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen, alsmede dat bij verzending per post het beroepschrift tijdig is ingediend, indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Dit artikel wordt analoog toegepast op de verzetprocedure.
In het dossier bevindt zich een afschrift van het op 25 februari 2022 uitgevaardigde dwangbevel. Dit dwangbevel is op 7 maart 2022 betekend. De termijn voor het indienen van een verzetschrift eindigde derhalve op 21 maart 2022. Het verzetschrift is gedateerd op
20 oktober 2022 en op 31 oktober 2022 ontvangen. Het verzet is daarom in beginsel niet tijdig ingesteld.
Als reden voert de betrokkene in dit verband aan dat eerder al telefonisch contact met het CJIB is geweest, alsook bij brief van 30 augustus 2022. Betrokkene licht zijn persoonlijke omstandigheden toe, en geeft aan dat er financiële problemen zijn.
Hetgeen de betrokkene aanvoert vormt echter geen aanleiding om de forse termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Betrokkene heeft onvoldoende onderbouwd waarom het niet mogelijk was om tijdig verzet aan te tekenen.
De conclusie is dat het verzet tegen het dwangbevel niet-ontvankelijk wordt verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. de Valk, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak staat ingevolge artikel 26a WAHV hoger beroep open binnen 2 weken na de hieronder vermelde dag van toezending bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: