ECLI:NL:RBNHO:2023:13609

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
5 januari 2024
Zaaknummer
10726664 AO VERZ 23-113
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Billijke vergoeding en transitievergoeding na beëindiging arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen werkgever

In deze zaak heeft de werknemer, aangeduid als [verzoeker], een verzoek ingediend bij de kantonrechter om een billijke vergoeding en transitievergoeding te ontvangen na het niet verlengen van haar arbeidsovereenkomst door de werkgever, aangeduid als [verweerder]. De werknemer stelt dat het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De kantonrechter heeft op 22 december 2023 geoordeeld dat de werkgever inderdaad ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en heeft een billijke vergoeding toegekend op basis van artikel 7:673 lid 9 BW.

De feiten van de zaak tonen aan dat de werknemer sinds oktober 2021 in dienst was bij de werkgever en dat er verschillende problemen zijn ontstaan in de arbeidsrelatie, waaronder ongewenst gedrag van bestuursleden en een verstoorde communicatie. De werknemer heeft zich op 17 februari 2023 ziekgemeld, waarna de werkgever op 21 april 2023 heeft laten weten de arbeidsovereenkomst niet te willen voortzetten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkgever onvoldoende heeft gedaan om de arbeidsrelatie te herstellen en dat de manier waarop de werkgever met de situatie is omgegaan, ernstig verwijtbaar is.

De kantonrechter heeft de billijke vergoeding vastgesteld op een bedrag van € 9.476,-- bruto, wat overeenkomt met zes maandsalarissen. Daarnaast zijn de transitievergoeding en de eindafrekening aan de werknemer toegekend, evenals de proceskosten. De beslissing is genomen door de kantonrechter P.A. Charbon en ondertekend door J.J. Dijk, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10726664 AO VERZ 23-113
Uitspraakdatum: 22 december 2023
Beschikking in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. K.E. de Vries
tegen
[verweerder],
gevestigd te [plaats]
verwerende partij
verder te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. D.M. Awadalla
De zaak in het kort
De werkgever heeft de werknemer aangezegd de arbeidsovereenkomst, die voor bepaalde tijd geldt, niet te zullen verlengen. De werknemer stelt dat het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De kantonrechter oordeelt dat dit inderdaad het geval is en kent een billijke vergoeding toe op basis van artikel 7:673 lid 9 BW.

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoek gedaan om ten laste van [verweerder] een billijke vergoeding ex artikel 7:673 lid 9 BW en de transitievergoeding aan haar toe te kennen, alsmede een correcte eindafrekening aan haar te betalen. [verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 14 november 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [verzoeker] bij brief van 10 november 2023 nog een aanvullende productie 29 de jaarrekening 2020 toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren [geboortedatum] , is vanaf mei 2021 tot 1 oktober 2021 als vrijwilliger werkzaam geweest bij [verweerder] . [verzoeker] is op 1 oktober 2021 op grond van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van negen maanden in dienst getreden bij [verweerder] . Deze arbeidsovereenkomst is op 1 juli 2022 verlengd voor een periode van één jaar. De functie die [verzoeker] vervulde is die van coördinator [verweerder] , voor 20 uur per week, voor een laatstgenoten salaris van € 1.357,79 per maand exclusief vakantietoeslag, eindejaarsuitkering en overige emolumenten. Op de arbeidsovereenkomsten is de cao Sociaal Werk, Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening van toepassing verklaard.
2.2.
[verweerder] is een avontuurlijke speeltuin voor kinderen van alle leeftijden en achtergronden.
2.3.
Het bestuur van [verweerder] bestaat uit [betrokkene 1] , (bestuurslid Personeelszaken, hierna: [betrokkene 1] ), [betrokkene 2] (PR functionaris, hierna: [betrokkene 2] ),
[betrokkene 3] (Penningmeester, hierna: [betrokkene 3] ) , [betrokkene 4] (sinds juni 2023 voorzitter) en [betrokkene 5] (algemeen bestuurslid, hierna: [betrokkene 5] ).
2.4.
Op enig moment is er discussie ontstaan tussen [verzoeker] en [verweerder] over het al dan niet thuiswerken door [verzoeker] en het gebruik van haar privé-laptop en privé-telefoon.
2.5.
[verzoeker] heeft in een gesprek met [betrokkene 3] en [betrokkene 1] op 15 juli 2022 melding gemaakt van ongewenst gedrag van [betrokkene 5] dat er uit heeft bestaan dat [betrokkene 5] in augustus 2021 seksueel getinte What’s app berichten (waaronder een zogeheten ‘dickpic’) aan haar heeft gestuurd. In een verslag van dit gesprek van [verweerder] staan naast deze melding vier afspraken die met [verzoeker] zijn gemaakt.
2.6.
Op dezelfde datum heeft [betrokkene 1] ArboNed gevraagd een externe vertrouwenspersoon aan te stellen.
2.7.
Bij e-mail van 29 juli 2022 heeft [betrokkene 1] het personeel en de vrijwilligers van [verweerder] geïnformeerd dat [verweerder] een vertrouwenspersoon heeft aangesteld en hoe zij te bereiken is.
2.8.
Op enig moment hebben [verzoeker] en het bestuur van [verweerder] discussie gekregen over de werking van het zogeheten SumUp-pinapparaat en de bijbehorende SumUp-app van [verweerder] waarmee betalingen aan [verweerder] worden verricht.
2.9.
Bij e-mail van 12 december 2022 heeft [betrokkene 3] verwezen naar een gesprek met [verzoeker] op 7 december 2022 en zes tijdens dit gesprek gemaakte afspraken/opmerkingen bevestigd.
2.10.
Op 17 februari 2023 heeft [verzoeker] zich ziekgemeld.
2.11.
Op 24 februari 2023 heeft [betrokkene 1] de volgende e-mail aan [verzoeker] gestuurd:
‘(…)
Nu bijna twee weken geleden heb je je ziekgemeld.
Het is voor alle betrokkenen duidelijk dat je daarmee een meningsverschil met het bestuur hebt laten escaleren tot een voor [verweerder] zeer vervelende situatie waar alleen de kinderen de dupe van zijn geworden.
Een gesprek met betrokkenen lost veel meer op dan de huidige situatie voort laten duren.
Het is on nu ook duidelijk dat er binnen [verweerder] een situatie is ontstaan waarbij jouw afwezigheid niet kan worden opgevangen. Wij vragen je hierbij om je hersteld te melden en jouw taken weer te hervatten.
Volgende week is het voorjaarsvakantie en het zou voor de kinderen een grote teleurstelling zijn als [verweerder] dan dicht is. Vanmiddag nog was er een vader met twee kinderen, die heel teleurgesteld waren dat [verweerder] gesloten was. Nóg meer teleurgestelde kinderen zou een drama voor [verweerder] zijn.
(…)’
2.12.
Op 6 maart 2023 heeft [verzoeker] per e-mail een officiële klacht ingediend bij het bestuur van [verweerder] . Kort samengevat omschrijft [verzoeker] een angstcultuur binnen [verweerder] en roept het bestuur op tot actie en maatregelen.
2.13.
Op 17 maart 2023 heeft de betrokken bedrijfsarts in een ‘terugkoppeling spreekuur’ geconcludeerd dat [verzoeker] tijdelijk niet belastbaar is voor eigen werk of passend werk ten gevolge van een medische oorzaak. Ook heeft de bedrijfsarts geadviseerd om een gesprek te voeren over de spanningen in de arbeidsrelatie aangezien dit een re-integratie belemmerende factor is.
2.14.
[verzoeker] heeft op 12 april 2023 een gesprek gevoerd met twee bestuursleden van [verweerder] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] . [verzoeker] heeft dit gesprek heimelijk opgenomen.
2.15.
Bij brief van 21 april 2023 heeft [verweerder] [verzoeker] laten weten dat zij het dienstverband van [verzoeker] niet wenst voort te zetten en de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] op 30 juni 2023 van rechtswege zal eindigen. Een reden daarvoor is in de brief niet gegeven.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter om [verweerder] te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van:
 een billijke vergoeding van € 18.949,31 bruto, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
 de transitievergoeding van € 921,14 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2023, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, tot aan de dag der algehele voldoening;
 ter zake de eindafrekening van de arbeidsovereenkomst een bedrag van € 2.491,58 bruto aan vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 september 2023, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
 de proceskosten.
3.2.
Volgens [verzoeker] moet de billijke vergoeding ex artikel 7:673 lid 9 BW worden toegekend, omdat het niet voortzetten van het dienstverband het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] . Volgens [verzoeker] is door het laakbaar gedrag van bestuursleden [betrokkene 5] (de WhatsApp berichten) en [betrokkene 1] (intimiderend gedrag) en een aantal ten onrechte aan haar gemaakte verwijten een verstoorde arbeidsverhouding tussen partijen ontstaan. Ook is [verzoeker] arbeidsongeschikt geworden als gevolg van alle stress die het gevolg is van verwijtbaar onvoldoende zorg vanuit [verweerder] om haar werkomgeving te verbeteren. [verzoeker] stelt zich op het standpunt dat [verweerder] heeft besloten de arbeidsovereenkomst niet voort te zetten, omdat [verzoeker] de problemen binnen [verweerder] en de verstoorde arbeidsverhouding tussen partijen aan de orde kenbaar heeft gesteld.

4.Het verweer

4.1.
[verweerder] verweert zich en stelt dat het verzoek om ten laste van haar aan [verzoeker] een billijke vergoeding toe te kennen, moet worden afgewezen. [verweerder] voert daartoe – samengevat – het volgende aan. [verweerder] betwist dat er sprake zou zijn van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten en onbehoorlijk gedrag door (ex-) bestuurders. De arbeidsovereenkomst met [verzoeker] is niet voortgezet, omdat [verzoeker] niet voldeed aan het functie-eisen. Er was sprake van disfunctioneren en dit is herhaaldelijk in (negatieve) functioneringsgesprekken met [verzoeker] besproken. [verweerder] voert geen verweer tegen het verzoek om de transitievergoeding noch tegen het verzoek om de eindafrekening.

5.De beoordeling

5.1.
In deze zaak ligt de vraag voor of het besluit van [verweerder] tot het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd verband houdt met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] , zodat naast de transitievergoeding, aan [verzoeker] ten laste van [verweerder] een billijke vergoeding kan worden toegekend.
5.2.
De kantonrechter is van oordeel dat dit het geval is en wel om de volgende redenen.
5.3.
[verweerder] betoogt dat het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst veroorzaakt is door disfunctioneren en dat daarover verschillende gesprekken zijn gevoerd. [verweerder] heeft dat niet aannemelijk gemaakt. Wel is duidelijk dat er sprake was van spanningen tussen partijen. De manier waarop [verweerder] daarmee is omgegaan acht de kantonrechter ernstig verwijtbaar. Met name de e-mail van bestuurder [betrokkene 1] aan [verzoeker] van 24 februari 2023 na haar ziekmelding is, gezien de druk die daarvan uitgaat, uitermate ongepast, net als de grensoverschrijdende WhatsApp berichten van bestuurder [betrokkene 5] die bovendien door [verweerder] ter zitting zijn gebagatelliseerd door ze te beschrijven als een onhandige flirtpoging hetgeen gezien de aard van de berichten een misplaatste beschrijving daarvan is. Het gesprek van 12 april 2023 tussen [verzoeker] en bestuursleden [betrokkene 3] en [betrokkene 2] heeft bovendien – mede daaraan - onvoldoende opvolging gekregen, hetgeen wel had moeten gebeuren en ook was toegezegd. Negen dagen na het gesprek op 12 april 2023 werd aan [verzoeker] in plaats daarvan medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd terwijl de wettelijke termijn voor de aanzegging pas in mei zou zijn. [verweerder] had dus nog voldoende tijd om te werken aan een herstel van het vertrouwen en met [verzoeker] serieus en constructief in gesprek te gaan in plaats van [verzoeker] min of meer direct na 12 april 2023 te laten weten dat zij niet kon blijven. Naar het oordeel van de kantonrechter is met dit alles voldoende komen vast te staan dat dit besluit van [verweerder] het gevolg is van het door de kantonrechter als ernstig verwijtbaar beoordeeld handelen van [verweerder] en komt [verzoeker] een billijke vergoeding toe.
5.4.
De vraag die dan moet worden beantwoord is hoe hoog de billijke vergoeding dient te zijn. De rechter is vrij in het bepalen van de hoogte van billijke vergoeding. Bij het bepalen van de omvang daarvan komt het aan op een beoordeling van alle omstandigheden van het geval waarbij acht wordt geslagen op de door de Hoge Raad in de
New Hairstylebeschikking genoemde, en nadien herhaalde, gezichtspunten. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Daarbij kan rekening worden gehouden met de gevolgen van het ontslag, voor zover deze zijn toe te rekenen aan het aan de werkgever van het ontslag te maken verwijt. Medebepalend is de verwachting hoe lang de arbeidsovereenkomst zou hebben voortgeduurd wanneer het ernstig verwijtbare gedrag van de werkgever zich niet zou hebben voorgedaan.
5.5.
[verzoeker] was na een periode als vrijwilligster in dienst getreden en heeft twee keer een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd gekregen. Daaruit kan worden afgeleid dat zij een gewaardeerde werknemer was. Het is aannemelijk dat, wanneer [verweerder] zich niet ernstig verwijtbaar jegens [verzoeker] had opgesteld, de arbeidsovereenkomst opnieuw zou zijn verlengd. Het is echter lastig te beoordelen voor welke periode dat dan zou zijn geweest maar het is niet aannemelijk dat, gezien de spanningen tussen partijen, de arbeidsovereenkomst nog lang had voortgeduurd. De kantonrechter acht, alles overwegende, aanleiding om de billijke vergoeding vast te stellen op een bedrag ter grootte van zes maandsalarissen (inclusief 8% vakantiegeld en 8,33% eindejaarsuitkering) passend. Dat komt (afgerond) neer op een bedrag van € 9.476,-- bruto.
5.6.
De verzochte transitievergoeding en eindafrekening zullen, nu daartegen geen verweer is gevoerd, worden toegekend.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van [verweerder] , omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [verweerder] om aan [verzoeker] een billijke vergoeding te betalen van € 9.476,-- bruto;
6.2.
veroordeelt [verweerder] om aan [verzoeker] de transitievergoeding van € 921,14 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2023, tot aan de dag der algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt [verweerder] om aan [verzoeker] ter zake de eindafrekening van de arbeidsovereenkomst een bedrag van € 2.491,58 bruto aan vakantiedagen te betalen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 september 2023, tot aan de dag der algehele voldoening;
6.4.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van de proceskosten, die de
kantonrechter aan de kant van [verzoeker] vaststelt op € 793,-- aan salaris voor de gemachtigde van [verzoeker] .
Deze beschikking is gegeven mr. P.A. Charbon, kantonrechter, en ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. J.J. Dijk, in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter