ECLI:NL:RBNHO:2023:13567

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
HAA 22/5700
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de WIA-uitkering van eiseres met fibromyalgie

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering per 24 februari 2022. Eiseres, werkzaam als medewerker algemeen schoonmaakonderhoud, had zich op 9 mei 2017 ziekgemeld en ontving vanaf 21 september 2019 een WIA-uitkering. De werkgever vroeg op 30 september 2021 een herbeoordeling aan, omdat eiseres als duurzaam arbeidsongeschikt werd beschouwd. De verzekeringsarts stelde een functionele mogelijkhedenlijst (FML) op, waaruit bleek dat eiseres minder beperkt was dan eerder vastgesteld. Dit leidde tot een arbeidsongeschiktheidspercentage van 10,73% en de beëindiging van de WIA-uitkering per 24 februari 2022.

Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank behandelde het beroep op 9 november 2023, waarbij eiseres en haar gemachtigde, evenals de gemachtigden van de verweerder en de werkgever aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat het besluit zorgvuldig tot stand was gekomen en dat er geen aanleiding was voor het aannemen van extra beperkingen. Eiseres stelde dat haar beperkingen waren onderschat, maar de rechtbank concludeerde dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met haar medische situatie, inclusief de diagnose fibromyalgie.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontving. De uitspraak werd gedaan door mr. P.H. Lauryssen en is openbaar uitgesproken op 15 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/5700

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.E. Groenenberg),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: J.G. Kramer).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [bedrijf] B.V. uit Hengelo werkgever
(gemachtigde: M. Zuidema).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering vanaf 24 februari 2022.
1.1.
Met het bestreden besluit van 9 september 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 9 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van verweerder en de gemachtigde van de werkgever.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres was werkzaam als medewerker algemeen schoonmaakonderhoud voor 19,73 uur per week. Op 9 mei 2017 heeft zij zich ziekgemeld. Eiseres ontvangt vanaf 21 september 2019 een WIA-uitkering. Op 30 september 2021 heeft de werkgever van eiseres een herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid aangevraagd omdat eiseres al langere tijd voor 80-100% arbeidsongeschikt is en de werkgever van mening is dat eiseres inmiddels als duurzaam arbeidsongeschikt dient te worden beschouwd.
3. Op 20 december 2021 is eiseres op spreekuur geweest bij de verzekeringsarts. Deze heeft een functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld waarop eiseres minder beperkt wordt geacht dan bij de beoordeling in 2019. Aan de hand van deze FML heeft de arbeidsdeskundige een aantal geschikte functies geduid. Daarmee komt het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres op 10,73%. Verweerder heeft daarom bij besluit van 23 december 2021 de WIA-uitkering van eiseres beëindigt per 24 februari 2022. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
4. Op 9 juni 2022 heeft er een hoorzitting in bezwaar plaatsgevonden. Vervolgens heeft de bezwaarverzekeringsarts op 4 augustus 2022 gerapporteerd. Die heeft aanleiding gezien extra beperkingen in de FML op te nemen ten aanzien van sociaal functioneren. De bezwaararbeidsdeskundige heeft vervolgens twee van de geduide functies laten vallen omdat deze niet meer geschikt waren. Er waren voldoende andere functies te duiden. Het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres wordt vastgesteld op 0%. Eiseres heeft vervolgens nog een rapportage van Heliomare ingebracht van 23 juni 2022. De bezwaarverzekeringsarts heeft op 8 september 2022 gerapporteerd dat dit geen aanleiding geeft voor een ander oordeel. Verweerder neemt vervolgens het bestreden besluit, waarin het bezwaar van eiseres ongegrond wordt verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt de beëindiging van de WIA-uitkering van eiseres per 24 februari 2022. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Over de procedure in bezwaar
7. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen. In bezwaar is de bezwaarverzekeringsarts afgeweken van het primair medische oordeel en is de FML aangepast. Eiseres is ten onrechte niet in de gelegenheid gesteld op de nieuwe FML te reageren.
8. Nu verweerder in bezwaar aanleiding heeft gezien het primaire medische oordeel als onjuist te bestempelen heeft eiseres op goede gronden beroep ingesteld (de rechtbank begrijpt: bezwaar gemaakt) en had verweerder de proceskosten (de rechtbank begrijpt: de kosten in verband met de behandeling van het bezwaar) moeten vergoeden, aldus eiseres.
9. De rechtbank begrijpt de onder 7. aangehaalde beroepsgrond als een beroep op artikel 7:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op de door de bezwaarverzekeringsarts aangenomen FML is eiseres meer beperkt geacht op het punt 2.12.2 en 2.12.5 (oppervlakkig patiëntencontact en geen leiddinggeven). De bezwaararbeidsdeskundige heeft op basis van deze aangepaste FML de functie met de SBC-code 111071 vervangen door een andere (geschikte) functie binnen dezelfde SBC-code. Daarnaast heeft de bezwaararbeidsdeskundige de functie met de SBC-code 111172 laten vervallen. De schatting van het arbeidsongeschiktheidspercentage is vervolgens gebaseerd op de resterende functies. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een volledig nieuwe schatting, nu de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag liggen dezelfde SBC-code hebben als in het primaire besluit. Hiermee zijn geen feiten of omstandigheden van aanmerkelijk belang als bedoeld in artikel 7:9 van de Awb ontstaan, zodat verweerder niet verplicht was de nieuwe FML of geduide functies ter reactie aan eiseres voor te leggen. De rechtbank verwijst daarbij naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 19 augustus 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:3252). Van een onzorgvuldigheid is dus geen sprake.
10. Voor wat betreft de onder 8. aangehaalde grond overweegt de rechtbank dat de heroverweging in bezwaar niet tot een herroeping van het primaire besluit heeft geleid. Verweerder is gebleven bij de beëindiging van de WIA-uitkering. Voor een vergoeding van de kosten in verband met de behandeling van het bezwaar zoals bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb was dus geen aanleiding.
Zorgvuldigheid onderzoek
11. Eiseres heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat haar beperkingen zijn onderschat. Eiseres verwijst naar het schrijven van Acibadem aan haar huisarts van 13 september 2023 en de brief van de neuroloog van 4 november 2022. Hieruit blijkt dat bij eiseres fibromyalgie op basis van psychische overbelasting is vastgesteld. Deze diagnose is door verweerder niet meegenomen in het onderzoek waardoor het onderzoek onzorgvuldig is geweest.
12. Naar het oordeel van de rechtbank is het medisch onderzoek zorgvuldig geweest. De primaire arts en de bezwaarverzekeringsarts hebben het medisch dossier bestudeerd. De primaire verzekeringsarts heeft eiseres op spreekuur gezien. Door de bezwaarverzekeringsarts is de medische informatie bestudeerd die in bezwaar is meegezonden. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verzekeringsartsen hun medisch oordeel gebaseerd op voldoende medische informatie die actueel was op datum in geding. Er is sprake van zorgvuldig onderzoek.
Juistheid van de medische conclusies
13. De rechtbank gaat er gelet op de gronden van bezwaar, waar eiseres in beroep naar verwijst, van uit dat eiseres van mening is dat er onvoldoende beperkingen zijn aangenomen door de verzekeringsartsen.
Fibromyalgie
14. Allereerst merkt de rechtbank op dat niet de diagnose, maar de geobjectiveerde beperkingen van belang zijn voor het opstellen van de FML. Daarnaast wijst de rechtbank op de overweging van de bezwaarverzekeringsarts ten aanzien van de fibromyalgie in de rapportage van 4 augustus 2022.

Voor deze aandoening geldt het volgende. Voorheen werd fibromyalgie nog wel gerekend tot de reumatische aandoeningen, maar dit beeld heeft nog nimmer geleid tot het ontstaan van reumatische afwijkingen, zoals bijvoorbeeld erosieve gewrichtsafwijkingen die bij reumatoïde artritis wel worden waargenomen. Kenmerk van fibromyalgie is nu juist dat er geen onderliggende afwijkingen zijn. Het beleid en de beperkingen eruit voortvloeiend zijn dan ook heel anders dan bij reuma. Beperkingen worden immers gesteld om (verdere) gezondheidsschade te voorkomen. Dit betekent dat in de praktijk er veel meer van betrokkene kan en mag worden verlangd. Gangbaar is wel om te stellen dat zwaarder fysiek werk beter kan worden vermeden, alhoewel dit dus feitelijk niet met objectieve criteria te onderbouwen is.”
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de bezwaarverzekeringsarts voldoende gemotiveerd waarom er geen aanleiding bestaat nadere beperkingen aan te nemen ten aanzien van de fibromyalgie.
Psychische klachten
15. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat zij nog steeds maandelijks behandelingen volgt bij de GGZ voor haar psychische klachten. Er is daarbij geen sprake van nieuwe diagnoses. Eiseres heeft daarom ook geen stukken van deze behandelaren overgelegd. Dit zou slechts bevestigen dat de klachten nog steeds spelen, aldus eiseres. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hebben gehouden met de psychische klachten van eiseres. De verzekeringsartsen waren op de hoogte van de behandelingen en hebben dit bij hun beoordeling betrokken. De bezwaarverzekeringsarts heeft eiseres daarnaast nog extra beperkt geacht ten aanzien van emotionele problemen van anderen hanteren. Eiseres heeft ter zitting niet weersproken dat het ten aanzien van de psychische klachten beter gaat. Met de reactie van verweerder ter zitting bestaat er voor de rechtbank dan ook geen twijfel over de vraag of verweerder voldoende informatie had om tot die conclusie te komen. Er is voldoende gemotiveerd dat er voor nadere beperkingen geen aanwijzingen zijn in de aanwezige medische stukken.
Arbeidskundig/samenwerken
16. Voor zover eiseres zich ter zitting op het standpunt heeft gesteld dat zij meer beperkt moet worden geacht op het punt samenwerken en dat daarom de functies niet geschikt zijn, volgt de rechtbank dit standpunt niet. Eiseres is volgens de FML van 4 augustus 2022 licht beperkt op het punt samenwerken, wat inhoudt dat zij kan samenwerken met anderen, mits binnen een eigen, van tevoren afgebakende taak. Zoals hiervoor al toegelicht is er geen aanleiding om eiseres meer beperkt te achten. Uitgaande van de juistheid van de FML zijn de functies voor eiseres geschikt te achten. In de laatstelijk geselecteerde functies zijn daarbij geen signaleringen op het punt samenwerken vermeld.

Conclusie en gevolgen

17. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Lauryssen, rechter, in aanwezigheid van mr. I.E. Molin, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.