ECLI:NL:RBNHO:2023:13532

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
C/15/321632 / HA ZA 21-570
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig handelen van aandeelhouders en bestuurders van een vennootschap met betrekking tot gezamenlijke investeringen en rechtsverwerking

In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Noord-Holland, gaat het om een geschil tussen twee aandeelhouders en bestuurders van de besloten vennootschap Paulus Loot B.V. De eiser, die samen met de overleden gedaagde aandeelhouder was, stelt dat de gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door opbrengsten van gezamenlijke investeringen voor zichzelf te houden. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van rechtsverwerking, omdat de eiser de indruk heeft gewekt dat hij zijn aanspraak niet meer geldend zou maken. De vorderingen van de eiser worden afgewezen, terwijl de rechtbank de verklaring voor recht toekent dat de gedaagde gevolmachtigd was om de vennootschap te vertegenwoordigen. De vordering tot vergoeding van volledige advocaatkosten wordt afgewezen, omdat er geen buitengewone omstandigheden zijn aangetoond. Tevens wordt de opheffing van conservatoire beslagen toegewezen, omdat de grondslag voor deze beslagen is komen te vervallen door de afwijzing van de vordering in conventie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/321632 / HA ZA 21-570
Vonnis van 13 december 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. D. Fasseur te Den Dolder,
tegen
de erven van [erflater],
bij leven wonende te [plaats 2] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. B.A.M. Hampsink te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en de [erven van erflater] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
De dagvaarding is uitgebracht tegen de heer [erflater] (hierna [erflater] ) zelf. Na het nemen van de conclusie van antwoord in reconventie en het tussenvonnis van 16 maart 2022 en voor de aanvankelijk (na eerder uitstel) geplande zittingsdag, is [erflater] op [datum] 2022 overleden. De procedure is vervolgens ex artikel 225 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geschorst. Vervolgens heeft mr. Hampsink zich namens de [erven van erflater] gesteld. Hierna is het geding hervat in de stand waarin dit zich bij de schorsing bevond.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de rolbeslissing van 24 maart 2023 en de daarin genoemde stukken
  • de aanvullende producties 9 t/m 11 van de zijde van de [erven van erflater]
  • de conclusie van antwoord in reconventie met producties 1 t/m 30 van de zijde van [eiser]
  • de aanvullende productie 64 en beslagstukken van een beslag in Australië van de zijde van [eiser]
  • de akte vermindering eis en aanvullende producties 65 t/m 69 van de zijde van [eiser]
  • de producties 12 t/m 32 van de zijde van de [erven van erflater]
  • de mondelinge behandeling van 6 november 2023, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt
  • de spreekaantekeningen van mr. Fasseur namens [eiser]
  • de aantekeningen mondelinge behandeling van mr. Hampsink namens de [erven van erflater] .
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
[eiser] en [erflater] waren (tot aan het overlijden van [erflater] ) beiden aandeelhouder en bestuurder van de besloten vennootschap Paulus Loot B.V. (hierna: Paulus Loot). Deze zaak ziet op de vraag of [erflater] onrechtmatig tegenover [eiser] heeft gehandeld door opbrengsten van gezamenlijke investeringen voor zichzelf (dan wel vennootschappen waarin hij een belang houdt) te houden. [erflater] stelt dat hij niets aan [eiser] verschuldigd is en betoogt dat zelfs als [eiser] een vordering op hem zou hebben, deze vordering dan is verjaard en dat sprake is van rechtsverwerking.
Bij wijze van tegenvordering vragen de [erven van erflater] een verklaring voor recht dat [erflater] sinds 13 december 1996 gevolmachtigd is om Paulus Loot te vertegenwoordigen, betaling van de volledige advocaatkosten en opheffing van de door [eiser] gelegde conservatoire beslagen.
2.2.
De rechtbank oordeelt dat sprake is van rechtsverwerking en wijst de vorderingen van [eiser] daarom af. [eiser] heeft de indruk doen ontstaan dat hij zijn aanspraak niet meer geldend zou maken. Bovendien zou de positie van de [erven van erflater] onredelijk worden benadeeld of verzwaard als [eiser] zijn aanspraak alsnog geldend zou maken. De door [erflater] gevorderde verklaring voor recht wijst de rechtbank toe. De gevorderde veroordeling in de volledige advocaatkosten wordt afgewezen, omdat niet is gebleken van de daarvoor nodige buitengewone omstandigheden. Verder moet [eiser] de ten laste van [erflater] gelegde conservatoire (derden)beslagen opheffen, omdat door de afwijzing van de vordering in conventie een grondslag voor deze beslagen is komen te ontbreken.

3.Feiten

3.1.
In 1996 heeft [erflater] de vennootschap Rutten Marketing Services B.V. gekocht. Vervolgens zijn de statuten van deze vennootschap gewijzigd en daarbij is de naam gewijzigd naar Paulus Loot B.V.
3.2.
Paulus Loot is een onderneming die zich onder meer richtte op de aan- en verkoop van onroerende zaken, alsmede de verhuur en exploitatie daarvan. [eiser] en [erflater] waren beiden bestuurder en in gelijke delen aandeelhouder van Paulus Loot. Inmiddels verricht de vennootschap al geruime tijd geen activiteiten meer.
3.3.
Artikel 17 lid 1 van de statuten van Paulus Loot bepaalt dat niet iedere directeur zelfstandig de vennootschap kan vertegenwoordigen, maar in beginsel alleen de twee directeuren gezamenlijk.
3.4.
Op 13 december 1996 is [erflater] als volledig gevolmachtigde van Paulus Loot ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.
3.5.
In december 1996 is de onroerende zaak aan de [adres 1] geleverd aan de coöperatieve Flatvereniging [adres 1] U.A. (hierna: de Flatvereniging). [erflater] was één van de bestuurders van de Flatvereniging.
3.6.
In april 1999 heeft de Stichting Monumentenstichting [naam] (hierna: de Stichting) de onroerende zaak aan de [straat 1] / [straat 2] gekocht. [eiser] en [erflater] waren destijds beiden bestuurder van de Stichting en alleen/zelfstandig bevoegd om de Stichting te vertegenwoordigen.
3.7.
De onroerende zaken gelegen aan de [adres 2] en [adres 3] zijn door de vennootschap V/H/ Expeditiebedrijf Pannekoek B.V. (hierna: Pannekoek) gekocht en op 1 december 1999 geleverd. Pannekoek voert thans als statutaire naam Exploitatiemaatschappij Clipperstaete B.V. (hierna: Clipperstaete). [erflater] was van 6 juni 1996 tot 1 april 1999 bestuurder van Pannekoek. Vanaf laatstgenoemde datum tot 18 juli 2002 was [betrokkene 1] , een dochter van [erflater] , enig bestuurder van Pannekoek.
3.8.
Op 7 november 2000 heeft de toenmalig accountant van partijen, mr. [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2] ) de ‘Memo panden Paulus Loot B.V.’ (hierna: de memo) opgesteld. De memo is niet ondertekend en begint met het volgende:
“Het onderstaande geeft in het kort weer de gemaakte werkafspraken tussen de heer [erflater] en de heer [eiser] in verband met het gezamenlijke onroerend goed (…)”. In de memo staan verder onder andere - voor zover in deze zaak van belang - de panden aan de [adres 1] , [straat 1] / [straat 2] en de [adres 2] / [adres 3] vermeld. Over dit laatste pand staat in de memo dat bij dit pand ook nog de overeenkomst met [betrokkene 4] inzake een winstaandeel speelt.
3.9.
In de periode februari en maart 2000 zijn de appartementsrechten gelegen aan de [adres 4] door Pannekoek verkocht en geleverd aan derden.
3.10.
Bij faxbericht van 5 oktober 2000 heeft mr. [betrokkene 3], de toenmalige advocaat van [erflater] , aan mr. Arts-Fischer, notaris, onder meer het volgende bericht:

Cfr. Rameckers is er exact van op de hoogte dat de percelen [adres 2] en [adres 3] gelden als te zijn ingebracht bij Paulus Loot B.V. Een verklaring terzake van de vennootschapsaccountant, mr. [betrokkene 2] , is in zijn bezit.
Ook ik heb hem meegedeeld dat onverkort gevolg gegeven wordt aan de gesloten overeenkomst van 3 maart 1999. Cfr. Rameckers weet echter ook dat op dit moment nog geen sprake kan zijn van afrekening. (…)
3.11.
In maart 2002 heeft de Stichting de onroerende zaak aan de [straat 1] / [straat 2] verkocht aan een derde.
3.12.
In januari 2005 heeft Clipperstaete de onroerende zaak aan de [adres 3] geleverd aan een derde.
3.13.
In 2006 is de onroerende zaak aan de [adres 1] gesplist in appartementsrechten. De Flatvereniging is in maart 2006 ontbonden en de appartementsrechten zijn geleverd aan Clipperstaete. In 2010 heeft Clipperstaete de appartementsrechten verkocht aan Delta Demo, een vennootschap waarvan [erflater] enig bestuurder was, waarna Delta Demo de appartementsrechten op dezelfde dag nog heeft verkocht aan derden.
3.14.
Tussen juni 2003 en december 2019 is er geen rechtstreeks contact geweest tussen [eiser] en [erflater] over Paulus Loot. De oorzaak daarvan is gelegen in een incident dat zich tussen hen heeft afgespeeld, waarvan [eiser] strafrechtelijke aangifte heeft gedaan. In hoger beroep is [erflater] vrijgesproken van het hem naar aanleiding daarvan tenlastegelegde. [eiser] heeft lange tijd in het buitenland gewoond.
3.15.
Bij brief van 5 maart 2013 heeft de toenmalige advocaat van [eiser] , mr. Van Huet, aan [erflater] het volgende bericht:

Het is geruime tijd geleden dat we elkaar voor het laatst spraken.
Er is een aanleiding om deze stilte te doorbreken; de heer [eiser] meldde zich kort geleden bij mij en stelde mij de vraag of ik een rol zou willen vervullen bij de afwikkeling van zijn geschil met u c.q. de ontvlechting van de gezamenlijke onroerend goed portefeuille.
(…). Op verzoek van de heer [eiser] sluit ik een lijst in zoals door hem opgesteld. (…) Ik verneem graag van u. (…)
Bijlage: lijst
begane grond en 4e etage [adres 5] (pand staat op beider naam; 1, 2 en 3 zijn verkocht)
Appartement [adres 1] bg ( [eiser] ); zie contract [betrokkene 3] (volgens afspraak [adres 6] naar [erflater] en [adres 1]. naar [eiser] ; inmiddels verkocht voor Euro 382.000,-)
[adres 3] (onverdeelde helft)
[straat 1] / [straat 2] (onverdeelde helft)
[adres 7] (1/3 winstdeling volgens contract [betrokkene 3])
Ontvangen huren [adres 1] (geheel), [adres 5], [adres 3] en [straat 1] (de helft).
3.16.
Bij brief van 8 maart 2013 heeft [erflater] aan mr. Van Huet het volgende bericht:

Mij moet om te beginnen van het hart, dat uw schrijven mij heeft overvallen.
(…)
Vervolgens staat mij bij, dat ik, c.q. betrokken rechtspersonen, via bemiddeling van mr. [betrokkene 2] in een eerder stadium al uw cliënt ter wille zijn geweest ter afdoening van dan lopende zaken. Ook toen was aan de bemiddelaar zijdens uw cliënt een lijstje verstrekt ter ontknoping en afwikkeling. Maar ik meen, dat uw client daarenboven meermalen geldbedragen heeft verkregen als leningen, waarop nimmer door hem rente of aflossing werd betaald. Zelfs staat mij bij, dat uw client nimmer meer bereikbaar is geweest, aangezien geen adreswijziging(en) werden doorgegeven en post niet werd doorgestuurd. Dientengevolge is zeer wel mogelijk, dat te vorderen bedragen als oninbaar moesten worden afgeboekt. De accountant zal mij hieromtrent dienen te informeren. Ik acht het al met al niet onmogelijk, ja zelfs waarschijnlijk, dat uw client aangesproken zal kunnen worden. Waarom heeft uw client zich zo lang weggehouden?
Als ik naar het door u bijgevoegde lijstje kijk, heb ik op dit moment reeds het volgende daarbij op te merken:
a/c/d Ik zal uittreksels uit het kadaster opvragen met betrekking tot de panden [adres 5] , [adres 3] en [straat 1] / [straat 2] om aan de hand van de tenaamstellingen te verifiëren of het juist is, dat de heer [eiser] daadwerkelijk in die panden persoonlijk participeert.
b/e Volgens mijn herinnering was het concept [betrokkene 3] afgedaan. Ik zal dat nagaan en zonodig navragen.
f naar bevind van zaken met het voorgaande zal hier te gelegener tijd mijn aandacht aan gegeven worden.
Ter bespoediging van de opheldering over een en ander zal het mij welkom zijn indien u reeds over specifieke informatie beschikt en mij deze kunt toesturen. Zo zal ik het op hoge prijs stellen, indien uw cliënt een extract van zijn onroerend goed belangen alhier bedoeld, zoals opgenomen in zijn laatste belastingaangifte, ter informatie en staving zou willen overleggen.
Ook zal het zonder meer mogelijk zijn, dat uw cliënt zijn huidige adres, eventueel zijn telefoonnummer, aan mij, al dan niet via u, kenbaar maakt.
Zodra ik mij verdiept heb in de details van hetgeen u aanroert, van u nadere gegevens heb verkregen, de navragen door mij de gevergde gegevens zullen hebben opgeleverd en ik daarbij tot enige zinvolle conclusie komt, zal ik u daarover verwittigen.
3.17.
Een reactie daarop is uitgebleven. Pas in december 2019 heeft [eiser] [erflater] verzocht om afschriften of inzage in de administratie van Paulus Loot te verstrekken. [erflater] weigerde dit, waarop [eiser] een kort geding procedure is gestart.
3.18.
Bij vonnis van 10 juli 2020 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank is Paulus Loot c.s. veroordeeld tot het overleggen van een door [erflater] gewaarmerkt afschrift van de jaarrekeningen vanaf 2012 tot en met 2019, inclusief de daarbij behorende winst- en verliesrekeningen.
3.19.
In augustus en september 2020 kreeg [eiser] inzage in die administratie. Tussen de stukken heeft [eiser] een arrest van 13 augustus 2019 van het gerechtshof [plaats 1] aangetroffen van een procedure tussen [betrokkene 4] en Paulus Loot. In die procedure is [betrokkene 4] in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 24 januari 2018. In eerste aanleg vorderde [betrokkene 4] - kort gezegd - uitkering van zijn winstaandeel door Paulus Loot. De vorderingen van [betrokkene 4] zijn afgewezen omdat zij verjaard waren. Het gerechtshof [plaats 1] heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
3.20.
Uit het voornoemde arrest heeft [eiser] - naar eigen zeggen - afgeleid dat: 1) de economische eigendom van de onderhavige panden niet meer op de balans van Paulus Loot stond, 2) er geen blijk was van de met winst verkregen middelen, 3) zijn rekening-courant niet zijn gerechtigheid tot een aandeel in de winst vertoonde, 4) [erflater] zich tegenover [betrokkene 4] erop beriep dat niet Paulus Loot, maar Pannekoek de panden had gekocht en 5) [erflater] jarenlang Paulus Loot zelfstandig heeft vertegenwoordigd terwijl hij wist dat hij niet zelfstandig bevoegd was.
3.21.
Vervolgens heeft [eiser] [erflater] en diens toenmalige advocaat mr. Weski verzocht om hem meer informatie over de hiervoor genoemde procedure te verstrekken. Nadat dat verzoek was geweigerd heeft [eiser] een kort geding procedure gestart tegen mr. Weski ter verkrijging van documenten. Bij vonnis van 31 maart 2021 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam mr. Weski geboden om bepaalde stukken uit het procesdossier met betrekking tot de procedures aan [eiser] te overleggen. [eiser] heeft die stukken op 7 april 2021 ontvangen.
3.22.
Op 24 februari 2021 heeft [eiser] een opgave tot inschrijving van de uittreding van [erflater] als gevolmachtigde van Paulus Loot per 10 oktober 2000 aan de Kamer van Koophandel (hierna: KvK) gestuurd. [erflater] heeft bezwaar aangetekend tegen het besluit van de KvK tot inschrijving van voormelde opgave. Het bezwaar is ongegrond verklaard, waarbij de KvK heeft opgemerkt dat [erflater] tot 25 februari 2021 voor derden kenbaar is geweest als gevolmachtigde (met volledige volmacht).
3.23.
Op 18 oktober 2021 heeft [eiser] de onderhavige procedure aanhangig gemaakt.
3.24.
Op [datum] 2022 is [erflater] overleden.

4.Het geschil

in conventie

4.1.
[eiser] vordert - na vermindering van eis - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de [erven van erflater] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.161.158,- aan hoofdsom en een bedrag van € 2.256.494,- wegens wettelijke rente tot aan de dag van uitbrengen van de dagvaarding, en vervolgens te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag van algehele betaling, alsmede [erflater] te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder de beslagkosten en een bedrag van € 100,- wegens nakosten.
4.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen - samengevat - ten grondslag dat hij - net als [erflater] - medeaandeelhouder en medebestuurder is van de besloten vennootschap Paulus Loot. Tot het vermogen van Paulus Loot behoorden diverse onroerende zaken. [eiser] stelt dat [erflater] onrechtmatig heeft gehandeld jegens hem door de opbrengsten van gezamenlijke investeringen, in plaats van met hem te delen, middellijk en/of onmiddellijk (in privé of via vennootschappen) voor zichzelf te behouden, waardoor [eiser] als medeaandeelhouder is benadeeld. [erflater] moet de schade die [eiser] als gevolg van dit onrechtmatig handelen heeft geleden vergoeden. Die schade bestaat uit het aandeel in de opbrengst dat aan [eiser] had moeten toekomen.
4.3.
[erflater] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
4.5.
De [erven van erflater] vorderen, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat [erflater] sinds 13 december 1996 gevolmachtigd is om Paulus Loot alleen/zelfstandig te vertegenwoordigen tot aan de dag dat een rechtsgeldig einde zal zijn gekomen aan de in 1996 verstrekte volmacht;
II. [eiser] te veroordelen tot betaling aan de [erven van erflater] van de volledig door hem gemaakte advocaatkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de instelling van de vordering in reconventie tot aan de dag van algehele voldoening;
III. [eiser] te veroordelen om binnen vijf dagen na dit vonnis alle door hem ten laste van de [erven van erflater] gelegde conservatoire (derden)beslagen op te heffen en opgeheven te houden, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag (dagdelen daaronder begrepen), met een maximum van € 500.000,-;
IV. [eiser] te veroordelen in de kosten van het geding in reconventie, salaris advocaat daaronder begrepen, vermeerderd met de wettelijke rente en veroordeling in de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
4.6.
De [erven van erflater] leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat zij belang hebben bij een vaststelling dat de volledige volmacht die aan [erflater] in 1996 is verstrekt niet, althans niet rechtsgeldig, is ingetrokken door [eiser] en nog altijd bestaat. Verder betogen de [erven van erflater] dat [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld, althans misbruik van procesrecht heeft gemaakt, door [erflater] in deze procedure te betrekken terwijl hij op voorhand wist dat zijn vordering geen kans van slagen heeft en de vordering - subsdiair - hoe dan ook volledig is verjaard. Omdat de vorderingen in conventie integraal afgewezen dienen te worden, hebben de [erven van erflater] er belang bij dat [eiser] wordt veroordeeld om alle ten laste van de [erven van erflater] gelegde conservatoire (derden)beslagen op te heffen en opgeheven te houden.
4.7.
[eiser] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
4.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie

5.1.
De rechtbank zal hierna eerst stilstaan bij de vraag of [eiser] een vorderingsrecht op de [erven van erflater] heeft uit afgeleide schade. Vervolgens bespreekt de rechtbank het beroep op rechtsverwerking.
Vorderingsrecht [eiser]
5.2.
Het betoog van [eiser] komt erop neer dat hij indirect, namelijk als aandeelhouder van Paulus Loot, schade heeft geleden omdat [erflater] heeft bewerkstelligd dat behaalde opbrengsten uit de verkoop en exploitatie van onroerende zaken ten onrechte niet in Paulus Loot terecht zijn komen, maar zijn omgeleid naar andere vennootschappen. Als uitgangspunt bij de beoordeling van de vraag of [eiser] zelf, naast Paulus Loot, een vorderingsrecht heeft op [erflater] , geldt de norm zoals deze is geformuleerd door de Hoge Raad in zijn arrest van 2 december 1994 (ECLI:NL:HR:1994:ZC1564, Poot/ABP). In dit arrest is de algemene regel neergelegd dat in het geval een derde aan de vennootschap vermogensschade toebrengt door wanprestatie of onrechtmatig handelen, in beginsel uitsluitend de vennootschap vergoeding van deze schade kan vorderen. Hierop is een uitzondering gemaakt indien sprake is van een schending van een specifieke zorgvuldigheidsnorm tegenover de aandeelhouders. Een aandeelhouder kan op grond van onrechtmatig handelen optreden tegen die derde wanneer hij stelt - en bij betwisting bewijst - welke specifiek tegenover hem te betrachten zorgvuldigheidsnorm niet in acht is genomen. Hij kan dus niet volstaan met het stellen van onzorgvuldig handelen tegenover de vennootschap.
5.3.
[eiser] heeft in dat kader weinig gesteld. Maar aangenomen dat [eiser] als aandeelhouder in dit geval een zelfstandige vordering kan instellen, kan het antwoord op de vraag of de aan [erflater] verweten gedragingen op zichzelf dan wel in onderlinge samenhang bezien een onrechtmatige daad opleveren, in het midden blijven. Daarvoor is redengevend dat het door [erflater] gedane beroep op rechtsverwerking slaagt. Dit wordt hierna toegelicht.
Rechtsverwerking
5.4.
Van rechtsverwerking kan slechts sprake zijn als de schuldeiser zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van het betrokken recht. Daarvoor is onvoldoende dat de schuldeiser gedurende lange tijd heeft stilgezeten; er dient sprake te zijn van bijkomende omstandigheden waardoor bij de schuldenaar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de schuldeiser zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken, of waardoor de positie van de schuldenaar onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard als de schuldeiser zijn aanspraak alsnog geldend zou maken. Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval van beide soorten bijkomende omstandigheden sprake. De rechtbank legt dit hieronder uit.
5.5.
Van belang is dat [eiser] en [erflater] zowel ruim twintig jaar geleden, in 2000, als in 2013 (toen indirect) contact hebben gehad over het afwikkelen van hun wederzijdse belangen in Paulus Loot. Uit de standpunten van partijen en de overgelegde stukken maakt de rechtbank op dat [eiser] en [erflater] in 2000 hebben gesproken over een ontvlechting, maar dat de poging daartoe zonder resultaat is gebleven. Dertien jaren later, in 2013, na een totale radiostilte van tien jaar waarin [eiser] grotendeels in het buitenland verbleef, is [erflater] namens [eiser] opnieuw benaderd over de ontvlechting van de onroerend goed portefeuille van Paulus Loot. In reactie op de brief van mr. Huet (zie 3.15) heeft [erflater] laten weten dat deze brief hem heeft overvallen, maar dat hij een en ander zal uitzoeken c.q. kadastrale uittreksels zal opvragen om te verifiëren of het juist is dat [eiser] in genoemde panden participeerde. Daarbij heeft [erflater] “
ter bespoediging van de opheldering over een en ander” verzocht om specifieke informatie, zoals de belastingaangifte van [eiser] , en om de contactgegevens van [eiser] (zie 3.16). Een reactie van [eiser] dan wel diens advocaat daarop is echter uitgebleven. [eiser] heeft geen informatie verschaft en heeft ook geen contactgegevens doorgegeven. Pas in 2019, weer zes jaren later, heeft [eiser] zich weer bij [erflater] gemeld met het verzoek om afgifte dan wel inzage in de administratie van Paulus Loot.
5.6.
Verder is van belang dat de vordering van [eiser] gebaseerd is op een in 1996 aangegaan samenwerkingsverband dat erop was gericht om met de (door [eiser] en [erflater] beiden al eerder afzonderlijk ondernomen) handel in onroerend goed te [plaats 1] gezamenlijk voordeel te behalen. Dit is een terrein van negotie waarin, naar algemeen bekend is, vaststelling van geldstromen, afspraken en schuldposities in de context van een geschil daarover in het algemeen gesproken geen sinecure is. Meer dan in het algemeen gesproken het geval is, geldt dan dat tijdverloop hinderlijk is.
5.7.
Daar komt in het onderhavige geval bij dat het erop lijkt dat de tussen [eiser] en [erflater] (op papier) afgesproken opzet van de samenwerking van meet af aan niet lijkt te zijn nageleefd. [eiser] heeft (weinig tot) geen invulling gegeven aan zijn rol als bestuurder en de verplichtingen die in dat kader op hem rustten. Ter zitting heeft [eiser] toegelicht dat hij slechts overleg voerde met [betrokkene 2] , en dat dit na het voornoemde incident in 2003 (zie 3.14) ook is gestopt. Ook is van belang dat de overgelegde jaarstukken van Paulus Loot de indruk doen ontstaan dat de financiële middelen om onroerend goed aan te kopen vooral door [erflater] en zijn vennootschappen werden verstrekt, hetgeen zich zonder nadere verklaring moeilijk laat rijmen met een beoogde verdeling van te behalen winsten bij helfte. Hoewel de rechtbank slechts over een fragmentarisch beeld van de boekhouding beschikt, valt uit de in de wél overgelegde jaarstukken opgenomen rekening-courantsaldi van [eiser] en [erflater] af te leiden dat die saldi in de periode van 1998 en 2004 steeds verder uiteenlopen. Ter zitting kon [eiser] geen nadere toelichting geven op de inhoud van de jaarstukken.
5.8.
[eiser] woonde vanaf 2003 in België en is daar kennelijk een nieuw leven begonnen. Zijn gedrag in relatie tot de thans gepretendeerde aanspraken kon door [erflater] mede tegen die achtergrond worden geïnterpreteerd. Gelet op het nauwelijks operationeel geworden samenwerkingsverband heeft [erflater] uit het gedrag van [eiser] in 2013, nadat deze een eerdere poging om tot ontvlechting te komen niet had doorgezet en gedurende 10 jaar geen blijk had gegeven van enige invulling van de bestuurders/aandeelhoudersrol, ja zelfs niet van enige interesse in het wel en wee van de vennootschap, kunnen en mogen afleiden dat [eiser] de door hem gestelde aanspraak niet meer geldend zou maken.
5.9.
Maar ook wanneer dit een stap te ver zou zijn, slaagt het beroep op rechtsverwerking. [erflater] , en thans de [erven van erflater] , voer(d)e(n) niet ten onrechte aan dat de positie die zij als gedaagden in deze procedure innemen door de wijze waarop [eiser] bij leven van [erflater] met zijn thans gepretendeerde aanspraken is omgegaan ernstig nadelig wordt beïnvloed. Immers, [eiser] heeft een enorme vordering ingesteld (aanvankelijk ruim achtenhalf miljoen euro), die mede zijn grondslag vindt in de verkopen en de leveringen van onroerende zaken die in de periode van1999 tot 2005 hebben plaatsgevonden. De bewaartermijn van administratie is inmiddels ruimschoots verstreken en door de gehanteerde minimale wijze van administreren en het ontbreken van zaken als correspondentie, verworpen voorstellen, etc. van de vennootschap moet een debat over de afwikkeling van de betrokken transacties op de tast worden gevoerd. Daar komt nog bij dat het weerspreken van de beweringen van [eiser] door het overlijden van [erflater] aanzienlijk moeizamer is geworden doordat contraire informatie niet langer uit de eerste hand beschikbaar is.
5.10.
De rechtbank is van oordeel dat de vaststellingen die hiervoor onder 5.5. tot en met 5.9 zijn vermeld in ieder geval in hun onderlinge samenhang meebrengen dat het onaanvaardbaar is als [eiser] de [erven van erflater] alsnog wil houden aan door hem gestelde en door de [erven van erflater] betwiste afspraken. De vorderingen van [eiser] zullen daarom worden afgewezen.
5.11.
Hetgeen partijen voor het overige hebben aangevoerd - waaronder het verjaringsverweer - hoeft niet meer beoordeeld te worden, omdat dit de beslissing niet anders maakt.
Proceskosten in conventie en in reconventie
5.12.
De [erven van erflater] maken - naar de rechtbank uit de stellingen van de erven opmaakt: in conventie en in reconventie - aanspraak op betaling door [eiser] van zijn volledige advocaatkosten.
De artikelen 237 en verder Rv regelen de kostenveroordeling van de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in civiele procedures. In beginsel wordt de hoogte van de proceskosten via zogenoemde liquidatietarieven bepaald aan de hand van het aantal proceshandelingen in relatie tot het belang van de zaak tegen bedragen die los staan van door een partij werkelijk gemaakte kosten (forfaitaire bedragen).
5.13.
Een vordering tot vergoeding van de volledige proceskosten is alleen onder ‘buitengewone omstandigheden’ toewijsbaar, zoals in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan pas sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3516). Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
5.14.
Dergelijke buitengewone omstandigheden zijn de rechtbank onvoldoende gebleken. Dat [eiser] [erflater] op onheuse gronden in rechte heeft betrokken, door bewust aan zijn vordering onwaarheden ten grondslag te leggen met het uitsluitend oogmerk om op die wijze zijn vorderingen toegewezen te krijgen is niet komen vast te staan. Het betoog van de [erven van erflater] dat deze procedure bij voorbaat - gelet op de bekendheid van [eiser] met het arrest in de procedure tussen Paulus Loot en [betrokkene 4] - kansloos was is daartoe ook onvoldoende, omdat deze zaken niet één op één gelijk te stellen zijn. De rechtbank zal daarom het gebruikelijke liquidatietarief toepassen bij het bepalen van de hoogte van de proceskostenveroordeling en de andersluidende vordering afwijzen.
5.15.
[eiser] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie en in reconventie worden veroordeeld.
De kosten aan de zijde van de [erven van erflater] in conventie worden begroot op:
- griffierecht 1.666,00
- salaris advocaat
8.494,00(2,0 punten × tarief € 4.247,00)
Totaal € 10.160,00
De kosten aan de zijde van de [erven van erflater] in reconventie worden begroot op:
- salaris advocaat
598,00(2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 598,00)
Totaal € 598,00
5.16.
De [erven van erflater] vorderen daarnaast veroordeling van [eiser] in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.
in reconventie
5.17.
De rechtbank zal hierna beoordelen of de gevorderde verklaring voor recht dat [erflater] sinds 13 december 1996 gevolmachtigd is om Paulus Loot zelfstandig te vertegenwoordigen toewijsbaar is. Daarna beoordeelt de rechtbank de opheffing van de ten laste van de [erven van erflater] gelegde conservatoire (derden)beslagen. Op de vordering van de [erven van erflater] tot vergoeding door [eiser] van de volledige proceskosten is de rechtbank hierboven al ingegaan.
Volmacht
5.18.
De [erven van erflater] stellen belang te hebben bij een vaststelling dat de volmacht die - volgens de [erven van erflater] - in 1996 aan [erflater] is verstrekt nog altijd bestaat en niet, althans niet rechtsgeldig door [eiser] is ingetrokken. De rechtbank zal deze vordering gedeeltelijk toewijzen. Vast staat dat [erflater] op [datum] 2022 is overleden en een eventuele volmacht dus in ieder geval toen, op grond van artikel 3:72 van het Burgerlijk Wetboek, is geëindigd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] in het licht van de stellingen van de [erven van erflater] evenwel onvoldoende gemotiveerd betwist dat [erflater] tot zijn dood gevolmachtigd was Paulus Loot alleen/zelfstandig te vertegenwoordigen. Uit de door de [erven van erflater] overgelegde productie 2 volgt dat [erflater] volgens inschrijving in het Handelsregister vanaf 13 december 1996 een volledige volmacht had. Aan die inschrijving ligt volgens de [erven van erflater] een directiebesluit ten grondslag. Dat [erflater] alleen/zelfstandig bevoegd was Paulus Loot te vertegenwoordigen strookt met het uit de stukken opdoemende beeld dat het van meet af aan vooral [erflater] is geweest die namens Paulus Loot heeft gehandeld. In het licht van deze feiten en omstandigheden had het op de weg van [eiser] gelegen zijn betwisting te motiveren en nader te onderbouwen. Dit heeft [eiser] niet gedaan, zodat de rechtbank aan zijn betwisting voorbij gaat. Weliswaar beroept [eiser] zich subsidiair op een intrekking, maar die intrekking is zonder effect, omdat een door "de directie" verleende volmacht ook alleen door "de directie" kan worden ingetrokken. De rechtbank zal voor recht verklaren dat [erflater] vanaf 13 december 1996 tot zijn dood gevolmachtigd was Paulus Loot alleen/zelfstandig te vertegenwoordigen.
Opheffing conservatoire (derden)beslagen
5.19.
[erflater] vordert opheffing door [eiser] van de ten laste van hem gelegde conservatoire (derden)beslagen. Gelet op het feit dat de rechtbank de vorderingen van [eiser] in conventie zal afwijzen, ontbreekt een deugdelijke grondslag voor de gelegde beslagen. De rechtbank zal [eiser] daarom veroordelen tot opheffing van de ten laste van [erflater] gelegde conservatoire (derden)beslagen, op straffe van een dwangsom zoals in de beslissing vermeld.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [erflater] tot op heden begroot op € 10.160,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.3.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
6.4.
verklaart voor recht dat de heer [erflater] vanaf 13 december 1996 tot zijn dood op [datum] 2022 gevolmachtigd was Paulus Loot alleen/zelfstandig te vertegenwoordigen,
6.5.
veroordeelt [eiser] om binnen vijf dagen na de datum van dit vonnis alle door hem ten laste van [erflater] gelegde conservatoire (derden)beslagen op te heffen en opgeheven te houden,
6.6.
bepaalt dat indien [eiser] niet aan de hoofdveroordeling onder 6.5 voldoet, hij een dwangsom verbeurt van € 10.000,- per dag of gedeelte van een dag tot een maximum van € 500.000,- is bereikt,
6.7.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [erflater] tot op heden begroot op € 598,-,
6.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Wamsteker, mr. A.H. Schotman en mr. A.J. Wolfs en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 1589