2.1.De voor de beoordeling van beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3. Onder verwijzing naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de AbRS), zie bijvoorbeeld de uitspraak van 30 maart 2022, overweegt de voorzieningenrechter dat de korpschef beoordelingsruimte toekomt bij de beoordeling of iemand voldoende betrouwbaar is. Aan medewerkers in de beveiligingsbranche worden, gelet op de aard van deze branche, hogere eisen gesteld dan aan medewerkers in willekeurige andere betrekkingen. Dit betekent dat de korpschef als beoordelingsmaatstaf mag hanteren dat de betrouwbaarheid en integriteit van beveiligingsmedewerkers boven iedere twijfel verheven dienen te zijn.
4. Verweerder maakt bij de beoordeling gebruik van de Beleidsregels particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus 2019 (de Beleidsregels). Uit paragraaf 3.3, onder b, van de Beleidsregels volgt dat tegen betrokkene opgemaakte processen-verbaal of dag- en mutatierapporten ertoe kunnen leiden dat betrokkene onvoldoende betrouwbaar wordt geacht. Daarbij is van belang of tegen betrokkene nog altijd een serieuze verdenking bestaat. Een bestuursorgaan mag, onverminderd zijn eigen verantwoordelijkheid om een besluit zorgvuldig voor te bereiden, in beginsel afgaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal, voor zover deze bevindingen eigen waarnemingen van de opsteller van het proces-verbaal weergeven. Als die bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
5. Verweerder heeft op 28 juni 2023 een besluit genomen, waarbij aan eiser wel de gevraagde toestemming is verleend en geen sprake meer was van intrekking van de toestemming. Verweerder heeft in het besluit van 28 juni 2023 voor zover hier van belang het volgende vermeld:
“Na zorgvuldige bestudering van hetgeen omtrent de heer [eiser] bekend is geworden, ben ik van oordeel dat thans onvoldoende grond aanwezig is om aan te nemen dat de heer [eiser] onvoldoende betrouwbaar is om beveiligingswerkzaamheden te verrichten. (…) Ik ben dan ook van oordeel dat, gezien het gebrek aan feitelijke informatie met betrekking tot het tegengeworpen incident en het feit dat daarnaar nimmer onderzoek werd verricht, dit incident de heer [eiser] niet kan worden tegengeworpen, in die zin dat hij daardoor onvoldoende betrouwbaar zou zijn om beveiligingswerkzaamheden te mogen verrichten”
Dit besluit is vervolgens ingetrokken, omdat volgens verweerder abusievelijk het incident van 23 mei 2023 niet in het oordeel is betrokken.
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder niet, althans niet deugdelijk, heeft gemotiveerd waaruit volgt dat op basis van exact dezelfde feiten en omstandigheden van het incident van 23 oktober 2022 bovenstaande motivering in het (ingetrokken) besluit van 28 juni 2023 niet meer wordt gehandhaafd. Er zijn geen nieuwe feiten en omstandigheden bekend geworden van het incident van 23 oktober 2022. Zoals is vermeld in het besluit van 28 juni 2023 is door verweerder vastgesteld dat noch naar de gang van zaken tijdens het incident van 23 oktober 2023, noch naar de aard en herkomst van de op de foto’s getoonde verwonding onderzoek werd verricht. Eiser is niet aangehouden, niet verhoord of als verdachte aangemerkt. De voorzieningenrechter stelt vast dat ook in de bezwaarfase geen nader onderzoek naar het incident is gedaan. Zo is geen onderzoek gedaan naar het gestelde letsel noch naar de vraag of eiser daarbij wel betrokken is geweest. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de vraag of in dit geval wel sprake is van een serieuze verdenking dat eiser geweld zou hebben gebruikt.
Een motivering waarom eiser in eerste instantie op basis van dezelfde feiten wel voldoende betrouwbaar was, en vervolgens niet (langer) voldoende betrouwbaar is om beveiligingswerkzaamheden uit te voeren ontbreekt. Dat een half jaar nadien sprake zou zijn geweest van een ander incident met een andere persoon, is geen reden om tot een ander oordeel te komen over het feitencomplex rond dit incident.
7. Ten aanzien van het incident van 27 mei 2023 stelt de voorzieningenrechter vast dat de mutatie onvoldoende is om te concluderen dat eiser zich op enigerlei wijze gewelddadig heeft gedragen. Het vermeende slachtoffer heeft hierover niets verklaard. De verbalisanten maken geen melding van gewelddadig gedrag door eiser, zien zijn versie van de gebeurtenissen bevestigd en hebben geen aanleiding gezien tot een aanhouding of verhoor van eiser. Er is ook geen aangifte gedaan.
Er is voorafgaand aan de besluitvorming geen enkel nader onderzoek naar het incident verricht om eventuele conclusies over het incident ten grondslag te kunnen leggen aan de besluitvorming. De conclusie van verweerder dat uit de inhoud van de registratie aannemelijk is dat in de woning sprake is geweest van enige vorm van (seksueel) geweld is niet uit de mutatie af te leiden. Hooguit lijkt sprake te zijn van een invulling door de telefonist(e) die de melding heeft aangenomen. Echter, de melder (die kennelijk op straat stond) is ook niet gehoord hierover. Er is ook geen sprake van een op ambtseed opgemaakt proces verbaal van bevindingen. Er is dan ook niet gebleken dat tegen eiser een serieuze verdenking bestaat naar aanleiding van dit incident. Er zijn geen feiten of omstandigheden die een conclusie dat het aannemelijk is dat eiser (seksueel) geweld heeft gebruikt kan dragen.
8. Er is sprake van een belastend besluit en dat betekent dat verweerder niet alleen zorgvuldig onderzoek dient te verrichten, maar ook het besluit deugdelijk dient te motiveren. Daarvan is geen sprake geweest.
9. Ten slotte is de voorzieningenrechter van oordeel dat de belangenafweging onvoldoende is geweest. Eiser heeft aangevoerd dat hij sinds sinds 2009 beveiligingswerkzaamheden uitvoert (waaronder op Schiphol) en dat dit altijd tot tevredenheid is geweest. Uit de besluitvorming blijkt niet dat verweerder dit heeft betrokken in de belangenafweging noch dat van eiser in zijn werk beveiliger geen incidenten bekend zijn. Ook is onvoldoende gemotiveerd – onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022– waarom niet kon worden volstaan met een mindere ingrijpende maatregel.