Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De vordering
€ 3.121.875,52en dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Rechtbank Noord-Holland
Op 22 december 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in de ontnemingszaak met parketnummer 15/072861-20. De rechtbank heeft de ontnemingsvordering van de officier van justitie afgewezen. De vordering was gebaseerd op de veronderstelling dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel had genoten van zijn betrokkenheid bij strafbare feiten onder de Opiumwet. De officier van justitie had een bedrag van € 3.121.875,52 gevorderd, maar dit bedrag werd later verlaagd tot € 1.040.625,17 tijdens de zitting op 27 en 28 november 2023.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde op 22 december 2023 was vrijgesproken van het produceren van amfetamine, maar wel was veroordeeld voor het medeplegen van het voorbereiden van een feit en het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Ondanks de veroordeling kon de rechtbank echter niet vaststellen welk specifiek wederrechtelijk voordeel de veroordeelde had genoten, omdat het ontnemingsrapport niet voldoende onderbouwing bood. De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel was gebaseerd op de productie van amfetamine, waar de veroordeelde van was vrijgesproken. Hierdoor kon de rechtbank geen schatting maken van het wederrechtelijk voordeel dat de veroordeelde mogelijk had genoten van andere feiten.
De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is om de ontnemingsvordering te ondersteunen en wijst deze af. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.