ECLI:NL:RBNHO:2023:13420

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
15/072861-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in drugslaboratoriumzaak met amfetamine

Op 22 december 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen drie verdachten in het kader van de productie van amfetamine. De rechtbank sprak alle drie de verdachten vrij van de productie van amfetamine, omdat niet kon worden vastgesteld dat zij zelf producerende handelingen hebben verricht. Van een van de verdachten kon bovendien niet worden bewezen dat hij op de hoogte was van het laboratorium in de loods. Echter, twee van de drie verdachten werden wel veroordeeld voor het treffen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie van amfetamine, met name het verhuren van de loods. Daarnaast werden zij veroordeeld voor het voorhanden hebben van amfetamineolie, en een van de verdachten voor witwassen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk vervaardigen van amfetamine, het treffen van voorbereidingshandelingen en het voorhanden hebben van amfetamineolie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel hij niet zelf amfetamine had geproduceerd, wel opzettelijk behulpzaam was geweest bij de voorbereidingshandelingen door de loods te verhuren. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 14 maanden op, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de verbeurdverklaring van de panden disproportioneel was en niet opportuun.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/072861-20 (P)
Uitspraakdatum: 22 december 2023
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 november 2023 en 28 november 2023 (gesloten op 12 december 2023) in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J.J. van Bree, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. B.J. de Groot, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

De verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij, kort gezegd, in de periode van 8 januari 2020 tot en met 4 februari 2020 in Anna Paulowna en Badhoevedorp, met anderen, opzettelijk amfetamine heeft vervaardigd (feit 1), dat hij in diezelfde periode in Anna Paulowna en Badhoevedorp opzettelijk, met anderen, voorbereidingshandelingen heeft getroffen voor de productie van amfetamine door een of meer anderen daartoe (onder meer) gelegenheid en/of middelen te verschaffen (feit 2) en dat hij, met anderen, op 4 februari 2020 in Anna Paulowna en Badhoevedorp opzettelijk amfetamineolie aanwezig heeft gehad (feit 3).
De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten3.1 Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot de bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1, 2 en 3 (gedeeltelijk). Het dossier biedt geen bewijs voor de aanwezigheid van de verdachte in het drugslaboratorium in Anna Paulowna, en ook niet van enige betrokkenheid bij of wetenschap van dat laboratorium. De verdachte heeft zijn pand aan de [adres 2] slechts willen verhuren aan een huurder die de loods zou gaan gebruiken voor opslag. Dit is onvoldoende om het handelen te kwalificeren als medeplegen van de productie van amfetamine, noch om dit handelen te kwalificeren als relevante voorbereidingshandelingen. Dit zou ertoe moeten leiden dat de verdachte wordt vrijgesproken van de feiten 1 en 2.
Ten aanzien van feit 3 stelt de verdediging zich op het standpunt dat de verdachte geen wetenschap heeft gehad of heeft kunnen hebben van de aanwezigheid van 510 liter amfetamineolie in Anna Paulowna, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van de 25 liter amfetamineolie die is aangetroffen in Badhoevedorp, refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.

4.Beoordeling van het bewijs

4.1
Inleiding ten aanzien van feit 1, 2 en 3De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 4 februari 2020 heeft de politie invallen gedaan in de panden gelegen aan de [adres 3] in Badhoevedorp en in de panden gelegen aan de [adres 4] en [adres 2] in Anna Paulowna. De broers [medeverdachte 1] (medeverdachte) en [verdachte] (verdachte) zijn gezamenlijk eigenaar van het perceel en de panden op [adres 4] en [adres 2] . Het gaat om een woonhuis op [adres 4] en een boerderij met aanpalende loods op [adres 2] . De verdachte en zijn broer zijn ook gezamenlijk eigenaar van de panden gelegen aan de [adres 5] en [adres 6] . [medeverdachte 1] is eigenaar van de woning aan de [adres 7] en heeft daar zijn woonadres. [verdachte] is eigenaar van de woning aan de [adres 1] en de bijbehorende garage. Hij woont daar samen met zijn zoon [medeverdachte 2] (medeverdachte).
Bij de doorzoekingen werden in de boerderij en de aanpalende loods aan de [adres 2] een laboratorium en diverse chemicaliën aangetroffen voor de productie van amfetamine. Het laboratorium was verspreid over drie verschillende ruimtes: de loods, een zeecontainer die tegen de loods aan was geplaatst, en de bovenverdieping van het woonhuis. Vanuit de loods was een doorgang gecreëerd naar de zeecontainer. In de verschillende ruimtes werden verschillende deelprocessen uitgevoerd ten behoeve van de productie van amfetamine. Tevens werd in de loods 510 liter ruwe amfetamineolie aangetroffen. Bij de doorzoeking van de panden aan de [adres 3] in Badhoevedorp is in de garage bij de woning van [adres 1] een hoeveelheid van 25 liter amfetamineolie aangetroffen.
De verdachte wordt, kort gezegd, verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt 1) aan de productie van amfetamine, 2) aan het treffen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine en 3) aan het voorhanden hebben van amfetamine.
Bij de beantwoording van de bewijsvragen gaat de rechtbank uit van de hierboven beschreven feiten en omstandigheden.
4.2
Oordeel van de rechtbank
4.2.1
Vrijspraak feit 1
De verdachte wordt onder feit 1 het verwijt gemaakt dat hij als medepleger betrokkenheid heeft gehad bij het produceren van amfetamine aan de [adres 2] . Voor een bewezenverklaring van medeplegen is vereist dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking, waaraan de verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd. Hoewel de rechtbank - zoals hierna onder 4.3.1 is toegelicht - ervan uitgaat dat de verdachte wist dat er in de boerderij met aanpalende loods aan de [adres 2] amfetamine werd geproduceerd, kan de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte zelf daadwerkelijk handelingen heeft verricht bij het produceren van de amfetamine waaruit zou kunnen worden afgeleid dat hij een essentiële bijdrage heeft geleverd aan het vervaardigen van amfetamine. Dit maakt dat de verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen hem onder feit 1 ten laste is gelegd.
4.2.2
Partiële vrijspraak feit 3
De verdachte wordt onder feit 3 onder meer het verwijt gemaakt dat hij 510 liter amfetamineolie voorhanden heeft gehad. De 510 liter amfetamineolie is aangetroffen in de loods aan de [adres 2] . De rechtbank gaat ervan uit dat de verdachte wist dat er in de loods amfetamine werd geproduceerd, maar de rechtbank kan niet vaststellen dat de verdachte ook wist dat er in de loods 510 liter amfetamineolie aanwezig was, of dat hij de aanmerkelijke kans daarop bewust zou hebben aanvaard. Dit maakt dat de verdachte ten aanzien van het opzettelijk voorhanden hebben van 510 liter amfetamineolie moet worden vrijgesproken.
4.3
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot de bewezenverklaring van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage 2 bij dit vonnis zijn vervat.
4.3.1
Bewijsmotivering feit 2
Voorbereidingshandelingen
De verdachte is, samen met zijn broer, eigenaar van de boerderij en aanpalende loods aan de [adres 2] te Anna Paulowna, gelegen in een dun bevolkte streek in het buitengebied van Noord-Holland. De rechtbank stelt voorop dat dat het inmiddels een feit van algemene bekendheid is dat schuren en loodsen in een dergelijk buitengebied regelmatig worden gebruikt door criminelen om daar synthetische drugs in te produceren.
De verdachte heeft verklaard dat hij de loods aan de [adres 2] vanaf eind december 2019 of begin januari 2020 heeft verhuurd voor de opslag van goederen. Zijn zoon en medeverdachte [medeverdachte 2] heeft de huurder aangedragen. Op vragen van de politie heeft de verdachte over deze huurder, die hij zegt een keer te hebben ontmoet, geen nadere gegevens kunnen noemen. Deze verklaring van de verdachte over de verhuur van zijn loods roept op zichzelf genomen al vragen op. Dit geldt echter te meer nu op 4 februari 2020 in deze loods niet alleen een drugslaboratorium werd aangetroffen, maar ook meerdere voertuigen die op naam van de verdachte staan. Het feit dat de loods werd verhuurd, was voor de verdachte kennelijk geen aanleiding om zijn eigendommen weg te halen. Verder heeft de verdachte verklaard dat de huurder de sloten van de loods heeft vervangen, hetgeen betekent dat hij niet meer bij zijn eigendommen kon komen. Ook betekent dit dat de verdachte op enig moment bij de loods moet zijn geweest.
De verdachte is in de tenlastegelegde periode zeer regelmatig op het perceel aan de [adres 4] en [adres 2] geweest. Uit telefoongegevens van de verdachte blijkt namelijk dat de verdachte in die periode bijna dagelijks in Anna Paulowna was. De verdachte heeft verklaard dat hij alleen in het huis gelegen aan de [adres 4] kwam, en niet bij de boerderij en loods aan de [adres 2] . Deze verklaring acht de rechtbank gelet op het voorgaande onaannemelijk.
Verder is op enig moment een zeecontainer tegen de zijkant van de loods geplaatst. Deze container was eigendom van de verdachte. Vanuit de loods is een doorgang gecreëerd naar de zeecontainer en hierin is een deel van het drugslaboratorium aangetroffen. De rechtbank leidt hieruit af dat de vermeende huurder uitgebreide werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van de aanleg van het amfetaminelaboratorium en dat hij hiervoor ook andere eigendommen van de verdachte heeft gebruikt. Nu de verdachte bijna dagelijks aanwezig was op het perceel aan de [adres 4] en [adres 2] , kan het niet anders dan dat de verdachte dit heeft gemerkt.
Daarbij komt nog dat in de garage van de woning van de verdachte, die hij deelt met zijn zoon, 25 liter amfetamineolie is aangetroffen. Hoewel uit het dossier niet blijkt dat dit product afkomstig is van het laboratorium aan de [adres 2] , leidt de rechtbank hieruit wel af dat de verdachte en zijn zoon zich inlaten met drugs-, en meer specifiek: amfetamine-, gerelateerde zaken.
Gelet op al deze omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte wist dat de door zijn zoon aangedragen huurder de loods zou gaan gebruiken voor de productie van synthetische drugs. De verdachte is opzettelijk behulpzaam geweest bij dit feit door het (blijven) verhuren van zijn loods. Hiermee heeft hij een of meer anderen opzettelijk de gelegenheid verschaft tot het plegen van dit feit door hun daartoe de daarvoor benodigde ruimtes ter beschikking te (blijven) stellen.
Medeplegen
Voor een bewezenverklaring van medeplegen is vereist dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking, waaraan de verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd. De rechtbank heeft met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte vastgesteld dat hij de loods, als de (mede)eigenaar daarvan, heeft verhuurd. De huurder was door zijn zoon voorgedragen. Op grond hiervan oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn zoon. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen wettig en overtuigend bewezen.
Pleegperiode
De verdachte heeft verklaard dat de loods vanaf eind 2019 of begin januari 2020 is verhuurd, dus in ieder geval in de ten laste gelegde periode. Gelet hierop acht de rechtbank de pleegperiode van 8 januari 2020 tot en met 4 februari 2020 wettig en overtuigend bewezen.
Conclusie
Uit de weergegeven bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte zich, samen met een ander, schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen gericht op het vervaardigen van amfetamine.
4.3.2
Bewijsmotivering feit 3
In de garage bij de woning aan de [adres 1] te Badhoevedorp is 25 liter amfetamineolie aangetroffen. De verdachte woonde samen met zijn zoon in deze woning en zij maakten gebruik van de garage, zodat de rechtbank van oordeel is dat het niet anders kan dan dat de verdachte heeft geweten van de 25 liter amfetamineolie die zich in de garage in Badhoevedorp bevond. Dit betekent dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk voorhanden hebben van 25 liter amfetamineolie.
Nu de verdachte en de medeverdachte tezamen wetenschap hadden van de amfetamineolie in de garage en de amfetamineolie zich in hun gezamenlijke machtssfeer bevond, acht de rechtbank ook het medeplegen van dit feit bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder feit 2, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 2:
hij in de periode van 8 januari 2020 tot en met 4 februari 2020, te Anna Paulowna, gemeente Hollands Kroon, tezamen en in vereniging met een ander, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken en vervaardigen van amfetamine, te bevorderen door toen en aldaar:
- een ander gelegenheid tot het plegen van dat feit te verschaffen en
- een perceel, woning, schuur en zeecontainer ter beschikking te stellen.
Feit 3:
hij op 4 februari 2020, te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, in de opstal gelegen op het adres [adres 1] (Badhoevedorp) opzettelijk aanwezig heeft gehad 25 liter amfetamineolie.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 2:
medeplegen van het voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door een ander gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.
Feit 3:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om het perceel aan de [adres 4] en [adres 2] verbeurd te verklaren.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat bij een bewezenverklaring aan de verdachte moet worden opgelegd een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, eventueel gecombineerd met een taakstraf. De raadsvrouw acht dit passend gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en gelet op de overschrijding van de redelijke termijn. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om geen verbeurdverklaring van het perceel aan de [adres 4] en [adres 2] uit te spreken.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine. Daarnaast heeft de verdachte een hoeveelheid amfetamineolie voorhanden gehad.
Hoewel niet is bewezen dat de verdachte zelf amfetamine heeft geproduceerd, is zijn gedrag als zeer kwalijk aan te merken. De verdachte heeft met zijn gedrag drugsproducenten gefaciliteerd en daarmee de productie van synthetische drugs mee in stand gehouden. De (chemische processen bij de) productie van synthetische drugs, de ongecontroleerde opslag van chemicaliën ten behoeve van deze productie en de dumpingen van drugsafval brengen grote veiligheidsrisico’s en risico’s voor de volksgezondheid met zich. Daarnaast gaat het gebruik van synthetische drugs gepaard met grote gezondheidsrisico’s voor de gebruikers van deze drugs en kan het gebruik gepaard gaan met verslavingsproblematiek. Het is tot slot een feit van algemene bekendheid dat de productie van en handel in synthetische drugs in handen is van grote, georganiseerde criminele verbanden die daarmee grote winsten maken en hun belangen in deze handel en productie beschermen met geweld en bedreiging met geweld.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 30 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Daarnaast heeft de rechtbank gelet op hetgeen de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard over zijn persoonlijke omstandigheden. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding om de duur van de op te leggen sanctie te matigen.
Tussenconclusie
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf van langere duur gerechtvaardigd. Bij het bepalen van de duur van die gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar de straffen die worden opgelegd in soortgelijke zaken. Als uitgangspunt heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht voor het bezit van harddrugs. Bij de verdachte is 25 liter amfetamineolie aangetroffen. Dit staat volgens de standaarden van de oriëntatiepunten gelijk aan het bezit van 2500 gram. De oriëntatiepunten noemen voor het bezit van een hoeveelheid van twee tot drie kilogram harddrugs als strafmaat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 tot 12 maanden.
Daar komt nog bij dat de verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie van amfetamine, hetgeen de rechtbank aanleiding geeft om tot een gevangenisstraf van langere duur te komen dan hiervoor genoemd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 15 maanden passend en geboden is. De rechtbank zal echter bepalen dat hiervan 6 maanden vooralsnog niet ten uitvoer worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank acht de verbeurdverklaring van de [adres 4] en [adres 2] , zoals gevraagd door de officier van justitie, disproportioneel en niet opportuun.
Redelijke termijn
De rechtbank acht in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden passend en geboden. Echter, in onderhavige zaak heeft het lang geduurd voor er een vonnis is gewezen. In artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Bij de uitleg van dit grondrecht wordt als uitgangspunt genomen dat een strafzaak bij de rechtbank moet zijn afgerond met een vonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens de verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem voor een bepaald strafbaar feit strafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak de aanvangsdatum van de redelijke termijn moet worden gesteld op 14 december 2020, t de datum van de aanhouding en inverzekeringstelling. Nu het eindvonnis op 22 december 2023 wordt gewezen, is de termijn van twee jaren overschreden met iets meer dan één jaar. De rechtbank is van oordeel dat hieraan meerdere oorzaken ten grondslag liggen en dat de vertraging niet slechts aan het Openbaar Ministerie of aan de verdachte is te wijten. Ter compensatie van de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank een iets lagere gevangenisstraf dan die hiervoor genoemde 15 maanden opleggen.
De op te leggen straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 14 maanden passend en geboden is. De rechtbank bepaalt dat hiervan 6 maanden vooralsnog niet ten uitvoer worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren.

8.Beslag

8.1
Beslag met een strafrechtelijke beslagtitel
Bij gelegenheid naar het onderzoek naar de tenlastegelegde feiten zijn bij de verdachte meerdere goederen in beslaggenomen, te weten een schrijfmap, administratie en een mobilofoon.
De officier van justitie heeft gevraagd de goederen terug te geven aan de verdachte.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de voornoemde goederen niet toebehoren aan de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen dienen te worden teruggegeven aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, nu uit het dossier niet blijkt dat deze voorwerpen zijn gebruikt bij het begaan van een van de bewezen verklaarde feiten.
8.2
Conservatoir beslag
Door de raadsvrouw is gevraagd om het conservatoir beslag op te heffen en de betreffende voorwerpen terug te geven aan de verdachte, nu de beslagen ten onrechte zijn gelegd.
De zittingsrechter is overeenkomstig artikel 353, eerste lid, Sv slechts verplicht te beslissen over voorwerpen die op grond van artikel 94 Sv in beslaggenomen zijn. Het conservatoir beslag is gebaseerd op artikel 94a Sv. Het conservatoir beslag heeft als doel het veiligstellen van voorwerpen voor verhaal in de executoriale fase. Nu nog beroepsmogelijkheden openstaan tegen het onderhavige strafvonnis en het te wijzen vonnis naar aanleiding van de tegen de verdachte ingestelde ontnemingsvordering, ziet de rechtbank geen ruimte om de voorwerpen waarop conservatoir beslag ex artikel 94a Sv is gelegd terug te geven aan de verdachte. De voorwerpen dienen immers beschikbaar te blijven voor verhaal.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 47, 57, 63 van het Wetboek van Strafrecht.
2, 10, 10a van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 6 maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
  • 1 STK Schrijfmap met administratie (Goednummer: 1114513)
  • 1 STK Administratie (Goednummer: 1114535)
  • 1 STK Mobilofoon (Goednummer: 1114985)
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Roos, voorzitter,
mr. G.M.G. Hink en mr. D.J. Straathof, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Splunter,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 december 2023.