ECLI:NL:RBNHO:2023:13417

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
15/025692-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachten in drugslaboratoriumzaak met amfetamineproductie en witwassen

In de zaak tegen drie verdachten, die betrokken waren bij een drugslaboratorium voor de productie van amfetamine, heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 december 2023 uitspraak gedaan. De rechtbank sprak alle drie de verdachten vrij van de productie van amfetamine, omdat niet kon worden vastgesteld dat zij zelf producerende handelingen hebben verricht. Van een van de verdachten kon bovendien niet worden bewezen dat hij op de hoogte was van het laboratorium in de loods. Twee van de drie verdachten werden wel veroordeeld voor voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie van amfetamine, met name het verhuren van de loods, en voor het voorhanden hebben van amfetamineolie. Een van de verdachten werd ook veroordeeld voor witwassen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging. De officier van justitie had gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de productie van amfetamine en dat hij niet op de hoogte was van de activiteiten in de loods. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet opzettelijk amfetamine had geproduceerd of voorbereidingshandelingen had getroffen.

De rechtbank heeft ook geoordeeld over de tenlastelegging van valsheid in geschrifte met betrekking tot een schuldbekentenis. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen opzet had om een valse verklaring te doen, waardoor ook dit feit niet bewezen kon worden. De rechtbank gelastte de bewaring van in beslag genomen wapens en munitie, maar sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/025692-20 (P)
Uitspraakdatum: 22 december 2023
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 november 2023 en 28 november 2023 (gesloten op 12 december 2023) in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats 1] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J.J. van Bree, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. B. Kochheim-Bossink, advocaat te Aerdenhout, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

De verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij, kort gezegd, in de periode van 8 januari 2020 tot en met 4 februari 2020 in Anna Paulowna en Badhoevedorp, met anderen, opzettelijk amfetamine heeft vervaardigd (feit 1), dat hij in diezelfde periode in Anna Paulowna en Badhoevedorp opzettelijk, met anderen, voorbereidingshandelingen heeft getroffen voor de productie van amfetamine door een of meer anderen daartoe (onder meer) gelegenheid en/of middelen te verschaffen (feit 2), dat hij, met anderen, op 4 februari 2020 in Anna Paulowna en Badhoevedorp opzettelijk amfetamineolie aanwezig heeft gehad (feit 3) en ten slotte dat hij met behulp van een valse of vervalste schuldbekentenis belastingfraude althans valsheid in geschrifte heeft gepleegd (feit 4).
De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot de bewezenverklaring van de feiten 1, 2, 3 en 4.
3.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1, 2 en 3. De verdachte ontkent betrokken te zijn geweest bij het drugslaboratorium dat aan de [adres 2] in Anna Paulowna is aangetroffen. Hij is in die periode nauwelijks op de [adres 3] aanwezig geweest en had ook geen enkele reden te vermoeden dat er iets mis was. Pas na ontdekking van het drugslaboratorium hoorde hij van de mede-eigenaar, zijn broer [medeverdachte 1] , dat de [adres 2] verhuurd was. De verdachte was geen eigenaar en heeft ook geen gebruik gemaakt van de garage aan de [adres 4] . Hij wist niet dat er amfetamineolie aanwezig was in die garage. Nu er geen sprake is van wetenschap, kan het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamineolie niet bewezen worden.
Ten aanzien van feit 4 moet de verdachte eveneens worden vrijgesproken, omdat de verdachte niet het opzet en de bedoeling heeft gehad om valselijk een schuldbekentenis op te maken.

4.Beoordeling van het bewijs

4.1
Inleiding feit 1, 2 en 3De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 4 februari 2020 heeft de politie invallen gedaan in de panden gelegen aan de [adres 5] in Badhoevedorp en in de panden gelegen aan de [adres 3] [adres 8] in Anna Paulowna. De broers [verdachte] (verdachte) en [medeverdachte 1] (medeverdachte en hierna ook: zijn broer) zijn gezamenlijk eigenaar van het perceel met panden aan de [adres 3] [adres 8] in Anna Paulowna. Het gaat om een woonhuis op [adres 7] en een boerderij met aanpalende loods op [adres 2] . De verdachte en zijn broer zijn ook gezamenlijk eigenaar van de panden gelegen aan de [adres 9] . De verdachte is eigenaar van de woning aan de [adres 10] en heeft daar zijn woonadres. [medeverdachte 1] is eigenaar van de woning aan de [adres 4] en de bijbehorende garage. [medeverdachte 1] woont daar samen met zijn zoon [medeverdachte 2] (medeverdachte).
Bij de doorzoekingen werden in de boerderij en de aanpalende loods aan de [adres 2] een laboratorium en diverse chemicaliën aangetroffen voor de productie van amfetamine. Het laboratorium was verspreid over drie verschillende ruimtes: een loods, een zeecontainer die tegen de loods aan was geplaatst, en de bovenverdieping van het woonhuis. Vanuit de loods was een doorgang gecreëerd naar deze zeecontainer. In de verschillende ruimtes werden verschillende deelprocessen uitgevoerd ten behoeve van de productie van amfetamine. Tevens werd in de loods 510 liter ruwe amfetamineolie aangetroffen. Bij de doorzoeking van de panden aan de [adres 11] in Badhoevedorp is in de garage bij de woning van [adres 4] een hoeveelheid van 25 liter amfetamineolie aangetroffen.
De verdachte wordt ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3, kort gezegd, verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt 1) aan de productie van amfetamine, 2) aan het treffen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine, en 3) aan het voorhanden hebben van amfetamine.
Bij de beantwoording van de bewijsvragen gaat de rechtbank uit van de hierboven beschreven feiten en omstandigheden.
4.2
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1, 2 en 3
[adres 2] in Anna Paulowna
De verdachte is, samen met zijn broer, de eigenaar van dit perceel. Op 4 februari 2020 is in de boerderij met aanpalende loods aan de [adres 2] een laboratorium aangetroffen waar amfetamine werd geproduceerd. Zoals in de inleiding is vermeld, stond tegen de zijkant van de loods een zeecontainer waar ook een deel van het productieproces plaatsvond. In de loods was een doorgang gecreëerd naar de zeecontainer. Uit de luchtopnames die op 6 november 2019 zijn gemaakt van de [adres 2] blijkt dat er toen tegen de zijkant van de loods nog geen zeecontainer was geplaatst, zodat dit pas na genoemde datum moet zijn gebeurd. Hieruit volgt dat het productieproces van de amfetamine, zoals aangetroffen op 4 februari 2020, niet kan zijn aangevangen voor 7 november 2019. Wanneer de zeecontainer is geplaatst en een aanvang is gemaakt met de bouw van het drugslaboratorium en het produceren van de amfetamine, kan de rechtbank op basis van de onderzoeksbevindingen niet nader vaststellen. Uit de bevindingen van de observaties van de [adres 2] door verbalisanten in december 2019 en januari 2020 kan niet worden afgeleid op welke plek de container zich op dat moment bevond. Evenmin zijn tijdens de observaties aan de buitenkant van de boerderij en de aanpalende loods andere zaken waargenomen die duidden op de aanwezigheid van een drugslaboratorium. Op basis van de verklaringen van de broer van de verdachte en diens zoon en medeverdachte [medeverdachte 2] kan worden vastgesteld dat de loods vanaf eind 2019 of begin januari 2020 is verhuurd aan een derde. De verdachte heeft verklaard dat hij pas na de inval en ontdekking van het drugslaboratorium heeft gehoord van zijn broer dat hij (als mede-eigenaar van [adres 2] ) een huurder had vanaf januari 2020.
De verdachte woonde niet op de [adres 7] of [adres 2] in Anna Paulowna en heeft verklaard weinig aanwezig te zijn geweest op het betreffende perceel. Deze verklaring vindt bevestiging in de telefoongegevens van de telefoon van de verdachte. Hieruit kan namelijk worden afgeleid dat hij in de tenlastegelegde periode van ongeveer één maand, eenmaal op het perceel aan de [adres 3] is geweest. Verder heeft de verdachte verklaard dat hij niets wist van het aangetroffen laboratorium, dat hij bij zijn bezoeken aan het perceel niet in de loods is geweest, dat hij geen sleutels meer had van de loods en dat hem op het perceel geen bijzonderheden zijn opgevallen. De verdachte heeft wel verklaard dat het hem is opgevallen dat er veel elektriciteit door de loods aan de [adres 2] werd verbruikt.
Uit het dossier blijkt dat het elektriciteitsgebruik van het pand aan de [adres 2] veel hoger ligt dan dat van een vijfpersoonshuishouden, terwijl er geen gegevens bekend zijn van enige bewoning of bedrijfsactiviteiten op het betreffende adres sinds 28 februari 2019.
Uit dit hoge stroomverbruik kan echter niet worden afgeleid dat het energieverbruik op enig moment aanmerkelijk is toegenomen, waardoor de verdachte zou hebben kunnen vermoeden dat sprake was van (de aanvang van) illegale activiteiten op het perceel aan de [adres 2] . De rechtbank zal daarom geen conclusies verbinden aan hetgeen zich in het dossier bevindt ten aanzien van het stroomverbruik.
De rechtbank is van oordeel, gelet op het voorgaande, dat er onvoldoende bewijs is voor de conclusie dat de verdachte wist of had moeten weten dat in de boerderij aan de [adres 2] een amfetaminelaboratorium werd geëxploiteerd, dat hij wist van het daarmee gepaard gaande bezit van 510 liter amfetamineolie, of dat hij de loods voor de productie of opslag van amfetamine(olie) beschikbaar heeft gesteld. Daarom kan niet worden geconcludeerd dat de verdachte opzettelijk amfetamine heeft geproduceerd, dan wel opzettelijk de gelegenheid of middelen heeft verschaft tot het plegen van dit misdrijf, noch dat hij de op de [adres 2] aangetroffen amfetamine voorhanden heeft gehad.
[adres 4] Badhoevedorp
Op 4 februari 2020 is in de garage aan de [adres 4] te Badhoevedorp 25 liter amfetamineolie aangetroffen. De broer van de verdachte is eigenaar en bewoner van deze woning en bijbehorende garage. De verdachte was daar niet woonachtig en ook anderszins blijkt uit het dossier niet dat de verdachte gebruik maakte van deze garage of dat hij op enige andere wijze op de hoogte was of had moeten zijn van de daar aangetroffen amfetamineolie.
De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van de feiten 1, 2 en 3.
Vrijspraak feit 4
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse schuldbekentenis en deze heeft ingediend bij de Belastingdienst. Tussen de verdachte, zijn broer en [betrokkene] is in 2017 mondeling overeengekomen dat de verdachte en zijn broer een geldbedrag konden lenen van [betrokkene] , hetgeen is bevestigd door [betrokkene] . De verdachte heeft deze mondelinge overeenkomst op een later moment op schrift gesteld en laten ondertekenen door de betrokken partijen, met als datum van ondertekening 1 mei 2017. De rechtbank is van oordeel dat enkel het noemen van de datum van 1 mei 2017 als datum van ondertekening, terwijl de werkelijke datum van ondertekening later was, in dit geval niet maakt dat de verdachte opzettelijk een valse verklaring heeft gedaan. Immers, de inhoud van de schuldbekentenis is niet strijdig met de waarheid en de rechtbank stelt daarom vast dat de verdachte geen valse opgave heeft gedaan. Gelet hierop zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde feit 4, primair en subsidiair.

5.Beslag

5.1
Beslag met een strafrechtelijke beslagtitel
Bij gelegenheid naar het onderzoek naar de tenlastegelegde feiten zijn bij de verdachte een wapen (1113509) en munitie (1118711) aangetroffen en in beslag genomen.
De officier van justitie heeft gevorderd de inbeslaggenomen voorwerpen te onttrekken aan het verkeer. De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van hiervoor genoemd beslag en zich kennelijk gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt als volgt. Voor onttrekking aan het verkeer zal de rechtbank moeten vaststellen dat het inbeslaggenomen voorwerp in een in artikel 36c of 36d van het Wetboek van Strafrecht (Sr) beschreven verband staat tot een begaan strafbaar feit. Eveneens vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn de aan de dader of de verdachte toebehorende voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang, welke bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit dan wel het feit waarvan hij wordt verdacht, zijn aangetroffen, doch alleen indien de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan. De rechtbank kan niet vaststellen dat de onder de verdachte inbeslaggenomen voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van andere Opiumwetdelicten. Dit maakt dat de rechtbank de inbeslaggenomen voorwerpen niet kan onttrekken aan het verkeer.
Artikel 353, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) regelt het gelasten van de bewaring ten behoeve van de rechthebbende. De verdachte moet worden aangemerkt als de rechthebbende van het wapen en de munitie, maar aangezien hij die voorhanden had zonder daartoe gerechtigd te zijn, was hij verplicht om het wapen en de munitie op grond van artikel 8, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie terstond bij de korpschef in bewaring te geven. Aangezien hij dat niet heeft gedaan, zal de rechtbank de bewaring van het wapen en de munitie bevelen, zodat de officier van justitie deze goederen alsnog namens de verdachte als rechthebbende bij de korpschef in bewaring kan geven dan wel zelfstandig een vordering tot onttrekking aan het verkeer kan indienen (36b, lid 1 aanhef en sub 4, Sr).
5.2
Conservatoir beslag
Door de raadsvrouw is gevraagd om het conservatoir beslag op te heffen en de betreffende voorwerpen terug te geven aan de verdachte, nu de beslagen ten onrechte zijn gelegd.
De zittingsrechter is overeenkomstig artikel 353, eerste lid, Sv slechts verplicht te beslissen over voorwerpen die op grond van artikel 94 Sv in beslaggenomen zijn. Het conservatoir beslag is gebaseerd op artikel 94a Sv. Het conservatoir beslag heeft als doel het veiligstellen van voorwerpen voor verhaal in de executoriale fase. Nu nog beroepsmogelijkheden openstaan tegen het onderhavige strafvonnis en het te wijzen vonnis naar aanleiding van de tegen de verdachte ingestelde ontnemingsvordering, ziet de rechtbank geen ruimte om de voorwerpen waarop conservatoir beslag ex artikel 94a Sv is gelegd terug te geven aan de verdachte. De voorwerpen dienen immers beschikbaar te blijven voor verhaal.

6.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Gelast de bewaring van:
- 1 STK Wapen (Goednummer: 1113509)
- 808 STK Munitie (Goednummer: 1118711)
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Roos, voorzitter,
mr. G.M.G. Hink en mr. D.J. Straathof, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Splunter,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 december 2023.