ECLI:NL:RBNHO:2023:13312

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
C/15/344274 / FA RK 23-4570
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing van de minderjarige en zorgregeling

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 22 december 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met de minderjarige naar een andere gemeente. De moeder heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij haar vast te stellen, en om toestemming te verlenen voor inschrijving van de minderjarige bij een kinderdagverblijf in de nieuwe gemeente. De vader heeft verweer gevoerd tegen de verhuizing en heeft zelf een zelfstandig verzoek ingediend voor een zorgregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder de primaire verzorger is van de minderjarige en dat de noodzaak tot verhuizing aanwezig is, gezien de omstandigheden van de partijen en de relatie. De rechtbank heeft de belangen van de minderjarige en de moeder zwaarder laten wegen dan de bezwaren van de vader. De rechtbank heeft de moeder vervangende toestemming verleend om met de minderjarige te verhuizen en om de minderjarige in te schrijven bij het kinderdagverblijf. Tevens is een zorgregeling vastgesteld waarbij de minderjarige drie van de vier weken bij de vader verblijft. De rechtbank heeft partijen aangeraden om hulp te zoeken om gezamenlijk het ouderschap vorm te geven, gezien de huidige spanningen en de turbulente voorgeschiedenis.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
vervangende toestemming verhuizing
zaak-/rekestnr.: C/15/344274 / FA RK 23-4570
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 22 december 2023
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. L. Schellevis, kantoorhoudende te Hoorn Nh,
tegen
[de vader],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. T. Hoekx-Audiffred, kantoorhoudende te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 26 september 2023;
- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoeken, met bijlagen, van de vader, ingekomen op 6 november 2023,
- het bericht, met bijlagen, van de advocaat van de moeder, ingekomen op 13 november 2023.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 16 november 2023 in aanwezigheid van de moeder, bijgestaan door mr. L. Schellevis, en de vader, bijgestaan door mr. T. Hoekx-Audiffred. Tevens was ter zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
2.2.
Het minderjarige kind van partijen is:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] .
De vader heeft de minderjarige erkend. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarige.
2.2.
De moeder is zwanger van een tweede kindje. Partijen gaan ervan uit dat ook dit een kind is van de vader.

3.Het verzoek

3.1.
De moeder heeft verzocht:
te bepalen dat de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats zal hebben bij de moeder;
de moeder vervangende toestemming te verlenen om de minderjarige in te schrijven in de gemeente [gemeente] ; c.q. met de minderjarige te verhuizen, althans een in goede justitie te bepalen vervangende toestemming te verlenen;
de moeder vervangende toestemming te verlenen om de minderjarige in te schrijven bij Kinderdagverblijf [kinderdagverblijf] , althans een in goede justitie te bepalen vervangende toestemming te verlenen;
te bepalen dat de zorg- en contactregeling voor de vader overeenkomstig punt 59 van dit verzoekschrift zal worden vastgesteld, althans een in goede justitie vast te stellen zorg- en contactregeling.
In punt 59 van het verzoekschrift staat vermeld:
- [de minderjarige] verblijft op maandag na opvang oma (ophalen 16.30 uur) tot 19.00 uur bij de man;
- [de minderjarige] verblijft op donderdag na het kinderdagverblijf (ophalen 16.30 uur) tot vrijdag
16.3
uur bij de man;

4.Verweer en zelfstandig verzoek

4.1.
De vader heeft daartegen gemotiveerd verweer gevoerd en verzocht de verzoeken van de moeder af te wijzen, voor zover deze strekken tot vervangende toestemming tot verhuizing en inschrijving in de gemeente [gemeente] alsmede bij de kinderopvang.
4.2.
De vader heeft de rechtbank verzocht:
Primair:
- voor zover de moeder (terug)verhuist naar [plaats] ; een zorgregeling vast te stellen met de minderjarige van maandag 16.30 uur, waarbij vader de minderjarige ophaalt bij de kinderopvang/moeder tot dinsdagochtend aanvang kinderopvang/moeder, alsmede wekelijks van donderdag 16.30 uur (vader haalt op) tot zaterdag 16.30 uur, waarbij de moeder de minderjarige ophaalt bij de vader, alsmede de feestdagen en vakanties bij helfte, dan wel een in goede justitie vast te stellen zorgregeling;
Subsidiair:
  • indien en voor zover de rechtbank niet per direct vervangende toestemming zal geven, en de moeder haar zwangerschap en bevallingsverlof in [plaats] wil laten verblijven, waarna zij terugverhuist naar [plaats] , verzoekt de vader wat betreft het tijdstip van terugverhuizen, een terugverhuizing in de eerste week na het einde van het zwangerschapsverlof;
  • indien en voor zover de rechtbank mocht zijn toegedaan dat de moeder gedurende haar zwangerschap en bevallingsverlof in [plaats] mag blijven om daarna terug te verhuizen, verzoekt de vader tot vaststelling van een zorgregeling voor iedere vier van de vijf weken gedurende donderdag 16.30 uur tot zondag 16.30 uur, waarbij de moeder het halen en brengen voor haar rekening neemt, feestdagen en vakanties bij helfte te verdelen, althans
  • een zorgregeling door de rechtbank in goede justitie vast te stellen;
Meer subsidiair:
- Indien en voor zover de rechtbank de mening mocht zijn toegedaan dat de moeder vervangende toestemming krijgt voor het verhuizen naar [plaats] , verzoekt de vader tot vaststelling van een omgangsregeling voor iedere vier van de vijf weken gedurende donderdag 16.30 uur tot zondag 16.30 uur, waarbij de moeder het halen en brengen voor haar rekening neemt, feestdagen en vakanties bij helfte te verdelen, dan wel een in goede justitie vast te stellen zorgregeling;

5.De Raad

5.1.
De Raad heeft op de zitting naar voren gebracht dat partijen beslissingen hebben genomen en reeds hebben uitgevoerd die de situatie complex maakt. Beide partijen hebben individueel en zonder elkaar daarbij te betrekken, plannen gemaakt waarbij de minderjarige en het nog ongeboren kind niet voorop hebben gestaan. De Raad is van mening dat het hoog tijd is dat partijen pas op de plaats gaan maken en de belangen van de minderjarige en het nog ongeboren kind voorop gaan stellen. De moeder heeft een keuze gemaakt om in [plaats] te gaan wonen. Daarbij heeft zij niet naar de belangen van de minderjarige en de vader gekeken. De Raad is daarnaast van mening dat partijen de mogelijkheden om bij elkaar in de buurt te gaan wonen onvoldoende hebben onderzocht. Veel dingen zijn volgens de Raad niet goed doordacht. Straks is de baby geboren. De baby zal andere behoeftes hebben dan de minderjarige. Partijen zullen ook hierover weer in overleg moeten. De Raad is van mening dat een tijdelijk verblijf van de moeder in [plaats] overkomelijk is. Indien sprake is van een definitieve verhuizing maakt de Raad zich toch zorgen, nu partijen niet goed met elkaar kunnen communiceren. De Raad vindt het in het belang van de minderjarige dat partijen hulpverlening gaan accepteren om te leren met elkaar te overleggen en daarbij gaan inzien wat gezamenlijk ouderschap inhoudt.

6.De beoordeling

hoofdverblijf
6.1.
De moeder heeft verzocht de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij haar vast te stellen, nu zij de primaire verzorger is van de minderjarige. De vader heeft hiertegen geen bezwaar. De vader heeft wel bezwaar tegen de verhuizing van de moeder met de minderjarige naar [plaats] .
6.2.
De rechtbank zal de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de moeder vaststellen, zoals door de moeder is verzocht, nu dit in het belang van de minderjarige wordt geacht.
vervangende toestemming verhuizing / terugverhuizing
6.3.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De gezamenlijke gezagsuitoefening brengt mee dat een ouder voor verhuizing van de minderjarige, toestemming van de andere ouder nodig heeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden, zal de rechter hierover des verzocht een beslissing nemen. Conform vaste rechtspraak dient de rechter bij de beslissing over een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in ogenschouw te nemen en alle belangen af te wegen aan de hand van de in rechtspraak ontwikkelde verhuiscriteria naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad van 25 april 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC5901). Het belang van het kind is daarbij een factor van groot belang, maar ook geldt als uitgangspunt dat een ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijf heeft in beginsel de gelegenheid dient te krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, mits de omstandigheden van het geval een dergelijke beslissing rechtvaardigen.
6.4.
Vast staat dat partijen elkaar in oktober 2021 hebben ontmoet en dat de moeder kort daarna zwanger is geraakt. Partijen hadden op dat moment ieder een eigen woning in [plaats] . Partijen zijn in 2022 vervolgens gaan samenwonen in een huurwoning in [plaats] . De minderjarige is op [geboortedatum] geboren. De relatie tussen partijen was turbulent. Niet in geschil is dat er sprake was van veel ruzie en verschil van inzicht. Partijen hebben na in totaal anderhalf jaar relatie besloten om uit elkaar te gaan. De moeder was toen al zwanger van een tweede kindje. De vader heeft de huurwoning in [plaats] met ingang van 1 juli 2023 verlaten en heeft een tijdelijke woning in [plaats] betrokken. De moeder heeft besloten om de huurwoning in [plaats] op te zeggen, vanwege de hoge huurprijs die zij alleen niet zou kunnen opbrengen. De moeder is met de minderjarige vertrokken naar [plaats] en verblijft aldaar in de woning van haar vader.
6.5.
De moeder heeft ervoor gekozen om in [plaats] te gaan wonen, nu naar haar zeggen haar sociale netwerk zich bevindt in de omgeving van [plaats] . Haar moeder (oma) woont in [plaats] en ondersteunt de moeder waar nodig. De rechtbank stelt vast dat tijdens de relatie van partijen oma een dag per week op de minderjarige paste in de woning in [plaats] . Oma blijft dit ook doen in [plaats] . De moeder heeft inmiddels zonder overleg met de vader een woning gekocht in [plaats] en deze wordt op 1 december 2023 aan haar geleverd. De moeder heeft hierover gezegd dat zij de noodzaak heeft gevoeld om een woning te kopen, nu zij vanwege haar zwangerschap niet langer kon wachten. Zij heeft gesteld dat zij ook in [plaats] heeft gezocht naar een geschikte woning, maar dat zij een dergelijke woning voor een aanvaardbare prijs niet heeft gevonden.
6.6.
De vader heeft als bezwaar tegen de verhuizing naar voren gebracht dat partijen altijd de intentie hebben gehad om gelijke zorg te bieden. Ter zitting geeft de vader aan dat hij een gelijke zorgverdeling wil van drie- om vier dagen, waarbij de minderjarige ook doordeweeks bij hem verblijft. De vader werkt aan de overkant van de opvang in [plaats] waar de minderjarige tot voor kort naartoe ging en is heel flexibel met zijn werkuren. Hij werkt fulltime. De vader heeft naar voren gebracht dat de moeder zijn zorg voor en rol in het leven van de minderjarige lijkt te hebben ingewisseld voor die van oma. De vader is van mening dat hij daarmee op afstand wordt gezet en dat hij de minderjarige door de grote reisafstand in de toekomst niet naar school kan brengen. Dit gaat volgens de vader leiden tot een enorme achterstand qua hechting.
6.7.
De rechtbank overweegt dat er sprake was van een noodzaak tot verhuizing, nu de relatie tussen partijen was verbroken en de huurwoning in [plaats] te duur was om die lasten alleen te dragen. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden gezegd dat [plaats] reeds het centrum was van het bestaan van de ouders en de minderjarige. De vader en de moeder komen uit de omgeving van [plaats] , respectievelijk [plaats] , woonden in [plaats] toen zij elkaar ontmoetten en zijn begin 2022 samen in [plaats] gaan wonen. In augustus 2022 is de minderjarige geboren en begin 2023 is de vader na het verbreken van de relatie voorlopig in [plaats] gaan wonen. De moeder was toen al zwanger van het tweede kindje. De minderjarige is nog te jong om ergens te zijn geworteld. Partijen waren nog niet tot afspraken gekomen over hoe en waar zij hun leven en de zorg voor de minderjarige verder zouden inrichten. Dit maakt dat niet alle in 6.3 bedoelde verhuiscriteria onverkort toepasbaar zijn in deze zaak. Dit laat onverlet dat de rechtbank zoveel mogelijk aansluiting zoekt bij die criteria, alle omstandigheden van het geval in acht neemt en daarbij het belang van de minderjarige meeweegt. De rechtbank overweegt verder dat deze beslissing formeel niet gaat over het ongeboren kind, maar dat niet onbenoemd kan blijven dat er binnenkort nog een minderjarige is met wie rekening moet worden gehouden. Ondanks dat de ongeboren vrucht (nog) niet is erkend gaan partijen ervan uit dat de vader ook de vader is van dit kind.
6.8.
Naar het oordeel van de rechtbank valt de keuze van de moeder om naar [plaats] te vertrekken en een huis in [plaats] te kopen om zich daar te vestigen, zonder overleg met de vader, haar kwalijk te nemen. Zij heeft de belangen van de minderjarige bij deze keuze niet voorop gesteld. Op de zitting is echter gebleken dat de vader tijdens het aanhangig zijn van deze procedure ook een woning heeft gekocht, zij het in [plaats] . De vader heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat Haarlem goed voelt en hij niemand in de omgeving van [plaats] kent, behalve dan de minderjarige. De rechtbank stelt vast dat de vader gegeven de al ontstane omstandigheden ook zelf de mogelijkheid heeft (gehad) om dichterbij de minderjarige te gaan wonen. De rechtbank concludeert dat ook de vader echter met name rekening heeft gehouden met zijn belangen en niet heeft gekeken naar de belangen van de minderjarige. Partijen zijn en blijven in beginsel zelf verantwoordelijk voor de inrichting van hun leven en het behartigen van de belangen van de kinderen.
6.9.
De rechtbank is van oordeel dat de moeder als hoofdverzorger van de minderjarige -de vader heeft niet om het hoofdverblijf verzocht- en de minderjarige er duidelijk belang bij hebben om een bestaan op te bouwen in de buurt waar het netwerk van de moeder zich bevindt en waarvan oma een belangrijk deel uitmaakt. De moeder is hoogzwanger en is aangewezen op ondersteuning van oma. De moeder verwacht ook in de toekomst hulp van oma en haar netwerk nodig te hebben. Op het moment dat zij aan het werk is als purser bij [luchtvaartmaatschappij] heeft zij – indien zij in de buurt woont - meer mogelijkheden om de minderjarige door haar netwerk op te laten vangen. Daarbij komt dat partijen als gezin maar zeven maanden met elkaar hebben samengeleefd
.Partijen maken elkaar over en weer veel en grote verwijten en er is weinig tot geen vertrouwen tussen partijen. Door de korte relatie is bij partijen geen brede basis aanwezig en zij zijn beiden niet geworteld in [plaats] . Het ontbreken van deze basis tussen partijen en in [plaats] is een lastig uitgangspunt bij de zorg voor twee zeer jonge kinderen.
De moeder heeft ook financieel belang bij de verhuizing, nu het voor haar erg lastig zal zijn om in [plaats] eenzelfde soort woning te financieren als zij in [plaats] heeft aangekocht. Het voorstel van de vader om de moeder financieel bij te staan (lening) voor de aankoop van een woning in [plaats] , acht de rechtbank niet realistisch. Partijen zijn uit elkaar en de moeder wenst financieel niet afhankelijk te zijn van de vader.
De rechtbank begrijpt dat door de verhuizing van de moeder met de minderjarige er sprake is van een grotere reisafstand tussen de vader en de minderjarige, waardoor een gelijke zorgverdeling niet, althans nauwelijks tot de mogelijkheden behoort. Dit kan enigszins worden gecompenseerd door een uitgebreide zorgregeling vast te stellen en in de toekomst uit te gaan van een royale vakantieregeling.
6.10.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het belang van de minderjarige en de moeder om naar [plaats] te kunnen verhuizen zwaarwegender is dan het belang van de vader bij terugverhuizing van de minderjarige en de moeder naar [plaats] . De rechtbank zal dan ook de moeder vervangende toestemming verlenen om met de minderjarige te verhuizen naar [plaats] .
vervangende toestemming kinderdagverblijf
6.11.
Nu aan de moeder vervangende toestemming zal worden verleend om met de minderjarige naar [plaats] te verhuizen, acht de rechtbank het in het belang van de minderjarige dat hij in [plaats] naar het kinderdagverblijf kan. Daarom zal de rechtbank aan de moeder vervangende toestemming verlenen om de minderjarige in te schrijven op het kinderdagverblijf [kinderdagverblijf] te [plaats] .
zorgregeling
6.12.
De moeder heeft naar voren gebracht dat partijen vooralsnog in onderling overleg geen andersluidende afspraken hebben gemaakt over de zorgregeling. Daarom heeft de moeder verzocht de zorgregeling waaraan door partijen thans uitvoering wordt gegeven, op te nemen in de beschikking, in die zin dat de minderjarige op maandag na de opvang bij oma van 16.30 uur tot 19.00 uur en van donderdag 16.30 uur na het kinderdagverblijf tot vrijdag 16.30 uur bij de vader verblijft.
6.13.
De vader heeft verzocht de zorgregeling uit te breiden, nu hij de wens heeft om meer te zijn dan een weekend- en vakantievader. De vader is van mening dat de moeder, indien zij vervangende toestemming krijgt voor het verhuizen naar [plaats] , hem geen reëel en passend alternatief heeft aangeboden. De vader heeft in die situatie verzocht dat een zorgregeling wordt vastgesteld waarbij de minderjarige vier van de vijf weken van donderdag 16.30 uur tot zondag 16.30 uur bij hem verblijft.
6.14.
De rechtbank overweegt als volgt. Duidelijk is dat beide partijen willen dat de vader een grote rol blijft spelen in het leven van de minderjarige en het nog ongeboren kind. Daarbij acht de rechtbank het van belang dat er sprake is van een ruime zorgregeling, waarbij de minderjarige minimaal twee nachten achtereen bij de vader verblijft. Dit acht de rechtbank door de verhuizing van de moeder met de minderjarige meer in het belang van de minderjarige, dan dat de minderjarige tweemaal per week kort contact heeft met de vader. Dat laatste betekent immers meer reistijd en bovendien de onmogelijkheid voor de vader om het korte omgangsmoment met de minderjarige in een vertrouwde omgeving door te brengen.
Gelet op de leeftijd van de minderjarige acht de rechtbank een zorgregeling met meer overnachtingen nog niet in zijn belang. In onderling overleg kunnen partijen de zorgregeling in de toekomst uitbreiden waarbij de minderjarige tot zondag 16.30 uur bij de vader verblijft.
De rechtbank zal dan ook een zorgregeling tussen de vader en de minderjarige vaststellen, waarbij de minderjarige drie van de vier weken van donderdag 16.30 uur tot zaterdag 16.30 uur bij de vader zal verblijven. De moeder zal zolang haar zwangerschap dat toelaat de minderjarige brengen en halen. Na de bevalling dienen partijen in onderling overleg, al dan niet tijdelijk, een regeling te treffen waarbij de moeder in ieder geval één van de ritten voor haar rekening moet nemen.
Ook acht de rechtbank het in het belang van de minderjarige dat de ouders een vakantie- en feestdagenregeling overeenkomen waarbij de minderjarige in ieder geval de helft van de vakantieweken en feestdagen bij de vader verblijft. Omdat de minderjarige nog niet naar school gaat zal de rechtbank voor de vakanties geen concrete regeling vaststellen. De rechtbank gunt de ouders daarom de ruimte om dit naar eigen inzicht te regelen.
6.15.
De rechtbank overweegt tot slot dat partijen in het belang van de minderjarige hun ouderschap gezamenlijk vorm zullen moeten gaan geven. Daarvoor is het van belang dat zij elkaar vertrouwen, zij elkaar wat gunnen en zij met elkaar communiceren. Gegeven de huidige verstandhouding, maar ook gelet op de turbulente voorgeschiedenis lijkt het er niet op dat het hen zonder hulp zal lukken. De rechtbank raadt partijen dan ook dringend aan om hierbij hulp te zoeken, bijvoorbeeld bij het team van de gemeente dat zich daarmee bezig houdt.
proceskostenveroordeling
6.16.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van partijen de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
verleent de moeder vervangende toestemming om met de minderjarige:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
te verhuizen naar het adres van de moeder in [plaats] ;
7.2.
verleent de moeder vervangende toestemming om voornoemde minderjarige
in te schrijven op het kinderdagverblijf [kinderdagverblijf] aan [adres] ;
7.3.
stelt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt vast:
Voornoemde minderjarige verblijft in drie van de vier achtereenvolgende weken van donderdag 16.30 uur tot zaterdag 16.30 uur bij de vader, waarbij de moeder de minderjarige brengt en haalt. De vakanties en feestdagen dienen partijen in onderling overleg bij helfte te verdelen;
7.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
7.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker, in tegenwoordigheid van G.S. Doornbosch als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2023.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.