In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen betrokkene en haar bewindvoerder, FHV Castricum B.V. Betrokkene, geboren in 1986, heeft schade geclaimd als gevolg van slecht bewind door de voormalige bewindvoerder, Organisatie voor Bewindvoering & Insolventie Nederland B.V. (OBIN). De kantonrechter heeft vastgesteld dat de opvolgend bewindvoerder, FHV, de eindrekening van OBIN heeft goedgekeurd, wat betekent dat er décharge is verleend. Dit houdt in dat betrokkene niet meer kan klagen over het bewind van OBIN, omdat zij te laat heeft geklaagd. De kantonrechter heeft de klachten van betrokkene ongegrond verklaard en de vordering tot schadevergoeding afgewezen.
De procedure begon met een beschikking van de kantonrechter op 8 maart 2021, gevolgd door een klachtbrief van betrokkene in juni 2023 en het verweer van OBIN in juli 2023. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 november 2023 heeft FHV aangevoerd dat betrokkene schade heeft geleden door het slecht bewind van OBIN. OBIN heeft echter betwist dat er sprake was van een tekortkoming en heeft gesteld dat de goedkeuring van de eindrekening en verantwoording décharge verleent. De kantonrechter oordeelde dat de vordering tot schadevergoeding moest worden afgewezen, omdat betrokkene zelf de rekening en verantwoording had goedgekeurd en te laat had geklaagd. Bovendien was er onvoldoende bewijs dat OBIN tekortgeschoten was en dat daaruit schade was voortgevloeid.
De kantonrechter concludeerde dat FHV niet tijdig had onderzocht of er schade was geleden en dat de vordering onvoldoende onderbouwd was. De beslissing van de kantonrechter was dat de klachten ongegrond werden verklaard en dat het meer of anders verzochte werd afgewezen. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. A.E. Merkus, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.