ECLI:NL:RBNHO:2023:13264

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
10568824 BZ VERZ 23-5652 jb
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schadevergoeding door slecht bewind en verlening van décharge

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen betrokkene en haar bewindvoerder, FHV Castricum B.V. Betrokkene, geboren in 1986, heeft schade geclaimd als gevolg van slecht bewind door de voormalige bewindvoerder, Organisatie voor Bewindvoering & Insolventie Nederland B.V. (OBIN). De kantonrechter heeft vastgesteld dat de opvolgend bewindvoerder, FHV, de eindrekening van OBIN heeft goedgekeurd, wat betekent dat er décharge is verleend. Dit houdt in dat betrokkene niet meer kan klagen over het bewind van OBIN, omdat zij te laat heeft geklaagd. De kantonrechter heeft de klachten van betrokkene ongegrond verklaard en de vordering tot schadevergoeding afgewezen.

De procedure begon met een beschikking van de kantonrechter op 8 maart 2021, gevolgd door een klachtbrief van betrokkene in juni 2023 en het verweer van OBIN in juli 2023. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 november 2023 heeft FHV aangevoerd dat betrokkene schade heeft geleden door het slecht bewind van OBIN. OBIN heeft echter betwist dat er sprake was van een tekortkoming en heeft gesteld dat de goedkeuring van de eindrekening en verantwoording décharge verleent. De kantonrechter oordeelde dat de vordering tot schadevergoeding moest worden afgewezen, omdat betrokkene zelf de rekening en verantwoording had goedgekeurd en te laat had geklaagd. Bovendien was er onvoldoende bewijs dat OBIN tekortgeschoten was en dat daaruit schade was voortgevloeid.

De kantonrechter concludeerde dat FHV niet tijdig had onderzocht of er schade was geleden en dat de vordering onvoldoende onderbouwd was. De beslissing van de kantonrechter was dat de klachten ongegrond werden verklaard en dat het meer of anders verzochte werd afgewezen. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. A.E. Merkus, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Haarlem
Zaaknummer: 10568824 BZ VERZ 23-5652 jb
Uitspraakdatum: 20 december 2023

Beschikking van de kantonrechter

Op verzoek van:
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: betrokkene
en haar bewindvoerder:
FHV Castricum B.V.,
gevestigd te Castricum,
hierna ook te noemen: FHV.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • de beschikking van de kantonrechter van 8 maart 2021 met zaaknummer 8834274 BM VERZ 20-2972;
  • de klachtbrief met bijlagen, ter griffie ingekomen op 14 juni 2023;
  • het verweer van de voormalige bewindvoerder Organisatie voor Bewindvoering & Insolventie Nederland B.V. (hierna te noemen OBIN), ingekomen op 10 juli 2023.
Op 1 november 2023 heeft een mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden.
Daarna heeft de kantonrechter nog kennisgenomen van de brief van FHV Castricum B.V., ingekomen op 24 november 2023.

beoordeling

FHV heeft aangevoerd dat betrokkene schade heeft geleden door slecht bewind. OBIN heeft daartegen aangevoerd dat de rekening en verantwoording jaarlijks is goedgekeurd en dat daarmee en met de goedkeuring van de eindrekening en verantwoording décharge is verleend. Bovendien is de klacht pas twee jaar nadat OBIN is ontslagen ingediend, zodat OBIN niet alles meer kan nagaan omdat zij niet alle gegevens meer voorhanden heeft. Het dossier is immers overgedragen.
De kantonrechter is van oordeel dat de vordering tot vergoeding van schade moet worden afgewezen. De reden daarvoor is dat OBIN terecht stelt dat de goedkeuring van de eindrekening en verantwoording betekent dat décharge wordt verleend. Bovendien is de rekening en verantwoording over 2018 en over 2019 door betrokkene zelf ondertekend en goedgekeurd. Dat betekent dat over deze hele periode décharge is verleend aan OBIN en geen schadevergoeding kan worden gevorderd.
Bovendien stelt OBIN ook terecht dat FHV eerder had moeten klagen. Het is voor een bewindvoerder niet goed mogelijk om twee jaar nadat het dossier bij haar is afgesloten nog een onderbouwd verweer te voeren tegen klachten, aangezien niet alle dossiergegevens dan nog beschikbaar zijn. In deze zaak is bovendien in de beschikking waarin OBIN ontslagen werd al vermeld dat betrokkene samen met FHV moest onderzoeken of zij schade heeft geleden. Dat hebben zij niet tijdig gedaan, waardoor zij het recht om schade te vorderen hebben verwerkt (artikel 89 boek 6 van het Burgerlijk Wetboek).
Daar komt nog bij dat onvoldoende duidelijk is geworden of er sprake is van een tekortkoming van OBIN en zo ja of daar schade uit is voortgevloeid. FHV heeft de vordering daarvoor onvoldoende inzichtelijk gemaakt.
Op de mondelinge behandeling is namelijk gebleken dat FHV bij de berekening van de schade niet concreet is nagegaan of betrokkene in de periode waarover zij schade vordert (namelijk vanaf 2012) daadwerkelijk recht had op de tegemoetkomingen waarvan zij stelt dat OBIN die had moeten aanvragen en evenmin is nagegaan of en in hoeverre daar door OBIN aanspraak op ís gemaakt. Oftewel zij gaat er bijvoorbeeld van uit dat betrokkene ieder jaar recht had op een tegemoetkoming in de schoolkosten en dat OBIN die nooit heeft aangevraagd. Dit is op zitting gemotiveerd betwist door OBIN. Aldus is de vordering onvoldoende onderbouwd.

beslissing

De kantonrechter verklaart de klachten ongegrond en wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.E. Merkus, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter