In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 22 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve boete die aan betrokkene was opgelegd wegens het negeren van een rood verkeerslicht. Betrokkene had tegen de boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 15 november 2023 was de gemachtigde van betrokkene niet aanwezig, maar de vertegenwoordiger van de officier van justitie was wel aanwezig. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de hoorplicht was geschonden, omdat betrokkene niet was gehoord voordat de boete werd opgelegd. Dit leidde tot de conclusie dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd moest worden, maar de kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de boete met 25% gematigd moest worden, omdat de schending van de hoorplicht een compensatie rechtvaardigde.
De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, was het doorgaan bij een driekleurig verkeerslicht dat op rood stond. De verbalisant had verklaard dat het voertuig van betrokkene door het rode licht reed, terwijl hij zelf voor het rode licht stilstond. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging voldoende vaststond, ondanks dat betrokkene de gedraging betwistte. De kantonrechter heeft de boete uiteindelijk vastgesteld op € 187,50 en de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 418,50. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, en de griffier.