Op 6 december 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een dakloze, schadevergoeding eiste van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid) vanwege een schorsing uit de daklozenopvang en een overschrijding van de redelijke termijn. De schorsing vond plaats van 2 mei 2020 tot en met 15 mei 2020, waarna het bezwaar van verzoeker gegrond werd verklaard en de schorsing werd gematigd tot drie dagen. Verzoeker heeft in 2020 een verzoek tot schadevergoeding ingediend, dat later werd aangevuld met een verzoek wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft het verzoek tot schadevergoeding op basis van schending van artikel 8 EVRM afgewezen, omdat verzoeker onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor de immateriële schade die hij stelt te hebben geleden. De rechtbank oordeelde dat de enkele stelling van verzoeker over de impact van de scheiding op zijn gezin niet voldoende was om tot toewijzing van het schadeverzoek over te gaan. Echter, de rechtbank erkende dat de redelijke termijn was overschreden, aangezien de uitspraak meer dan twee jaar na de indiening van het verzoekschrift was gedaan. De rechtbank heeft de schadevergoeding voor deze overschrijding vastgesteld op € 1.000,00 en de proceskosten op € 837,00. De uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, rechter, en is openbaar uitgesproken op 6 december 2023.