Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering en het verweer
4.De beoordeling
“niet van plan was om ook maar één cent te gaan betalen.”
“Door het enkele aanhoren van het vonnis pleegt de veroordeelde geen daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis hem bekend is als in art. 81 lid 1 (oud) Rv. bedoeld, ook al zou moeten worden aangenomen dat hij door dat aanhoren globaal van de inhoud van het verstekvonnis op de hoogte is geraakt.” [3] Daar komt bij dat niet voldoende vaststaat dat de medewerker van het door [gedaagde partij in verzet] ingeschakelde bureau daadwerkelijk [eisende partij in verzet] telefonisch heeft gesproken. De telefoonnummers die de medewerker in zijn verklaring noemt komen namelijk niet overeen met het telefoonnummer van [eisende partij in verzet] dat in de huurovereenkomst is opgenomen en ook niet met het nummer dat bij de Kamer van Koophandel inschrijving van [eisende partij in verzet] staat vermeld. Verder geldt nog dat de medewerker van het bureau in zijn verklaring aangeeft dat [eisende partij in verzet] op de [adres 2] zou wonen en dat naar dat adres ook de kopieën van de vonnissen zijn toegestuurd, terwijl uit de betekende dagvaardingen uit de eerdere procedures blijkt dat [eisende partij in verzet] op de [adres 3] woonde.
5.De beslissing
- veroordeelt [eisende partij in verzet] tot betaling aan [gedaagde partij in verzet] van € 98.906,58;
- verklaart voor recht dat de tussen partijen gesloten huurovereenkomst betreffende het gehuurde aan de [adres 1] per 21 december 2017 is ontbonden;
- dagvaardingskosten € 99,21
- griffierecht € 470,00
- salaris gemachtigde € 600,00;