ECLI:NL:RBNHO:2023:12608

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
22-6255
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verleende omgevingsvergunning voor de aanleg van padelbanen in Bergen

Op 8 december 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen de Vereniging De Negen Nessen en de gemeente Bergen. De rechtbank beoordeelde het beroep van de eisers, bestaande uit 25 omwonenden, tegen de verleende omgevingsvergunning voor de aanleg van twee padelbanen aan de Churchilllaan in Bergen. De rechtbank concludeerde dat de gemeente terecht de vergunning had verleend, aangezien het bestemmingsplan de aanleg van de banen toestaat. Het bestemmingsplan wijst het gebied aan voor sport- en recreatiedoeleinden, waar padel onder valt. De rechtbank oordeelde dat de gestelde overlastaspecten niet relevant zijn voor de vergunningverlening, omdat deze losstaan van het besluit tot vergunningverlening. De rechtbank benadrukte dat de vergunninghouder moet voldoen aan de geluidsnormen zoals opgenomen in het Activiteitenbesluit, en dat de eisers in dat kader hun bezwaren kunnen indienen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de omgevingsvergunning in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/6255

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 december 2023 in de zaak tussen

Vereniging De Negen Nessen (eiseres),en de volgende bewoners uit Bergen (NH):

[bewoner 1] ,[bewoner 2] ,[bewoner 3] ,[bewoner 4] ,[bewoner 5] ,[bewoner 6] ,[bewoner 7] ,[bewoner 8] ,[bewoner 9] ,[bewoner 10] ,[bewoner 11] ,[bewoner 12] / [bewoner 13] ,[bewoner 14] ,[bewoner 15] ,[bewoner 16] ,[bewoner 17] / [bewoner 18] ,[bewoner 19] ,[bewoner 20] ,[bewoner 21] ,[bewoner 22] ,[bewoner 23] en,[bewoner 24] ,samen eisers,

(gemachtigde: mr. M.E. Terhorst ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen, verweerder

(gemachtigde: B. van Ommen).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel
: de Vereniging Tennisclub Bergen N.H.uit Bergen (NH) (vergunninghouder).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de door verweerder aan vergunninghouder afgegeven omgevingsvergunning.
1.2.
Verweerder heeft met het besluit van 14 juli 2022 aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het aanleggen van twee padelbanen op het adres Chrurchilllaan 2, in Bergen (het perceel). Met het bestreden besluit van 1 november 2022 op het bezwaar van eisers is verweerder bij dit besluit gebleven.
1.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
Op 6 oktober 2023 hebben eisers hun gronden van beroep aangevuld.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 18 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] , namens Vereniging de Negen Nessen , [bewoner 18] , [bewoner 17] en [bewoner 1] , bewoners, gemachtigde van eisers, gemachtigden van verweerder en [naam 4] , namens vergunninghouder.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Vergunninghouder wil twee tennisbanen op het perceel laten vervallen en in plaats daarvan twee padelbanen realiseren. Voor dit bouwplan is op 28 februari 2022 een omgevingsvergunning aangevraagd.
2.2.
Eiseres is een vereniging die zich inzet voor het bevorderen van een gunstig woonklimaat in de woonwijk De Negen Nessen. De overige eisers zijn omwonenden van het perceel.
2.3.
Op het perceel is het bestemmingsplan Bergen - Noord van toepassing en rust de bestemming ‘Doeleinden van sport en recreatie’. Op grond van artikel 19, van het bestemmingsplan zijn deze gronden bestemd voor:
1. terreinen ten behoeve van sport- en recreatieve voorzieningen, zoals sport- en speelvelden;
2. gebouwen, voorzover ten dienste van sport en recreatieve voorzieningen, ten behoeve van:
a. kantines;
b. kleedruimtes;
c. tribunes;
met de daarbij behorende:
3. gebouwen ten behoeve van het onderhoud en beheer;
4. erven en terreinen;
5. groenvoorzieningen;
6. parkeervoorzieningen;
7. bebossing;
8. paden;
9. waterlopen;
10. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen;
b. de hoogte van lichtmasten mag ten hoogste 15,00 m bedragen;
c. de hoogte van de overige bouwwerken geen gebouw zijnde, mag ten hoogste 5 m bedragen (…).
2.4.
Verweerder heeft naar aanleiding van de aanvraag een bestemmingsplantoets verricht en de Welstandscommissie en de Omgevingsdienst Noord Holland Noord (OD) om advies verzocht.
2.5.
De Welstandscommissie heeft het bouwplan op 20 juni 2022 akkoord bevonden. Het geheel voldoet aan de redelijk eisen van welstand.
2.6.
De OD heeft op 1 juli 2022 voor zover van belang geconcludeerd dat een melding Activiteitenbesluit milieubeheer noodzakelijk is. Vanwege de ligging en de omliggende woningen adviseert OD om bij deze melding een akoestisch onderzoek te verlangen, ondanks dat de bestemming de activiteit al toelaat. Daarmee moet aangetoond worden dat ondanks de komst van de padelbanen nog aan de geluidsvoorschriften als opgenomen in het Activiteitenbesluit kan worden voldaan. In dit akoestisch onderzoek dient volgens OD ook het geluid afkomstig van de aanwezige tennisbanen meegenomen te worden. Gelet op de verschuiving van de te realiseren padelbanen ten opzichte van de tennisbanen wordt door OD ook geadviseerd om een lichtonderzoek te vragen. Hiermee moet worden aangetoond dat de verlichting van de padelbanen kan voldoen aan de eisen als opgenomen in de richtlijn lichthinder van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde.
2.7.
Volgens verweerder voldoet het plan aan de regels van de bestemming ‘Doeleinden van sport en recreatie’. Verweerder heeft daarom aan de vergunninghouder op grond van artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo [1] , een omgevingsvergunning voor het aanleggen van twee padelbanen op het perceel verleend. Verweerder heeft daarbij onder het kopje ‘Voorschriften” het volgende vermeld: “Aan deze vergunning zijn de volgende voorschriften verbonden: Akoestisch onderzoek en Lichtonderzoek is noodzakelijk als onderdeel van de melding Activiteitenbesluit milieubeheer”.
Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning.
Bestreden besluit
3.
3.1.
In bezwaar heeft de commissie van Advies voor de bezwaarschriften geoordeeld dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de vergunning verleend moet worden. De in artikel 2.1 en 2.10, eerste lid, van de Wabo genoemde weigeringsgronden zijn limitatief en imperatief van aard. Eisers hebben niet aangetoond en niet gebleken is dat het besluit in strijd is met voornoemde artikelen en dan schrijft de Wabo voor dat de vergunning moet worden verleend. Er is geen beleidsruimte en voor een belangenafweging of een toets aan het evenredigheidsbeginsel is evenmin ruimte. Van onzorgvuldige besluitvorming is volgens de commissie geen sprake. Voor het plan is zowel een omgevingsvergunning als een melding op grond van het Activiteitenbesluit vereist, en de volgorde hiervan bepaalt de aanvrager. Dat eerst de omgevingsvergunning is aangevraagd en pas daarna een melding wordt gedaan maakt de besluitvorming niet onzorgvuldig.
De bezwaren over de geluidsoverlast staan los van het besluit tot vergunningverlening. Eisers hebben de mogelijkheid om in het traject via het Activiteitenbesluit de argumenten over geluid naar voren te brengen. Verweerder heeft aangegeven eisers van dit traject op de hoogte te houden. Toekomstige ontwikkelingen zoals verhuizing vormen ook geen toetsingskader voor de beoordeling van de aanvraag. Hoewel het volgens de commissie wellicht zorgvuldiger was geweest om eisers in het traject te betrekken, vormt het ontbreken van participatie geen reden om de vergunning niet te verlenen. De vergunningverlening kan volgens de commissie dan ook standhouden.
3.2.
Onder verwijzing naar voornoemd advies heeft verweerder het bezwaar van eisers bij het bestreden besluit ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de vraag of verweerder terecht aan vergunninghouder een omgevingsvergunning heeft verleend voor de aanleg van twee padelbanen op het perceel. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
6. Het toetsingskader (de weigeringsgronden) voor de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk staat opgenomen in artikel 2.10 van de Wabo. De bepaling bevat een limitatief imperatief stelsel: wanneer één van de weigeringsgronden aan de orde is, moet het college de omgevingsvergunning weigeren (imperatief) en daarnaast mag het college de aanvraag alleen weigeren wanneer één van de daar genoemde weigeringsgronden aan de orde is (limitatief). Dat laatste betekent dat het college de bouwvergunning niet mag weigeren om andere redenen en ten behoeve van andere belangen dan die staan genoemd in artikel 2.10 van de Wabo [2] .
Bestemmingsplan
7. Eisers hebben in beroep verwezen naar hun bezwaar waarin is aangevoerd dat het plan om padelbanen te realiseren niet past in het bestemmingsplan en dat de aanvraag daarom op grond van het bepaalde in artikel 2.10 van de Wabo geweigerd had moeten worden. Padel is volgens eisers weliswaar een sport en recreatief, maar padel is volgens eisers veel meer belastend voor het leefklimaat van omwonenden dan andere sporten zoals tennis. Dit komt onder meer door het type racket, het feit dat het in een kooiconstructie wordt gespeeld (een klankkast van 3 tot 4 meter hoog) met gebruikmaking van wanden en doordat er altijd vier spelers zijn die door aard en snelheid van het spel bovendien veel luidruchtiger zijn. Op de zitting hebben eisers verder toegelicht dat padel niet past in de bewoordingen van het bestemmingsplan omdat bij padel geen sprake is van een plat speel- of sportveld zonder zijkanten maar een bouwwerk met hoge zijden. Het is volgens eisers ook niet logisch dat het bestemmingsplan padelbanen wel zou toestaan, omdat deze sport nog niet bestond bij het vaststellen van het bestemmingsplan.
7.1. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eisers hierin niet kunnen worden gevolgd. In het bestemmingsplan Bergen-Noord is de omschrijving van de op het perceel rustende bestemming voor sport- en recreatiedoeleinden heel ruim geformuleerd. Artikel 19 spreekt van “terreinen ten behoeve van sport- en recreatieve voorzieningen, zoals sport- en speelvelden”. Er zijn, anders dan blijkt uit uitspraken over andere bestemmingsplannen en padel, in het bestemmingsplan Bergen-Noord geen verdere specificaties van sporten vermeld. Op het perceel mogen dus volgens het bestemmingsplan allerlei niet nader gedefinieerde soorten van sport en recreatie worden uitgeoefend. De vraag in hoeverre padel kan worden gelijkgesteld met tennis, is in deze zaak dus niet aan de orde.
Dat bij padelbanen geen sprake zou zijn van een “speel of sportveld” zoals door eisers is aangevoerd, volgt de rechtbank met verweerder niet. Ook bij padel is immers sprake van een afgebakend veld om de sport te beoefenen. De rechtbank wijst er verder nog op dat, ook al zouden eisers wel in dit argument worden gevolgd, artikel 19 de omschrijving niet beperkt tot speel- en sportvelden: het gaat om terreinen ten behoeve van sport- en recreatieve voorzieningen. Speel- of sportvelden worden slechts als voorbeeld genoemd.
De hoge wanden die het speelveld bij padel omsluiten zijn, zoals verweerder ook heeft aangegeven, als voorziening ten behoeve van de sport op basis van het tweede lid van artikel 19 onder 10 als ‘bouwwerken, geen gebouw zijnde’ toegestaan. Er is niet gesteld en ook niet gebleken dat het bouwplan met de daaraan gestelde voorwaarden in strijd is. De rechtbank ziet tot slot, gezien de zeer ruime omschrijving in het bestemmingsplan Bergen-Noord, geen aanknopingspunten om te oordelen dat padel niet valt onder de in artikel 19 van het bestemmingsplan gegeven omschrijving, omdat padel nog niet bestond op het moment dat het bestemmingsplan werd vastgesteld.
De conclusie is dus dat het bouwplan niet in strijd is met het bestemmingsplan. Artikel 2.10, eerste lid onder c, Wabo kan, anders dan eisers menen, dus niet ten grondslag worden gelegd aan weigering van de vergunning.
Geluidoverlast
8. Eiseres voeren aan dat de omgevingsvergunning niet had mogen worden verleend gezien de ernstige geluidsoverlast die dit tot voor hen tot gevolg heeft. Eisers hebben verwezen naar diverse adviezen, richtlijnen en handreikingen van de VNG, de OD en de Nederlandse Stichting Geluidshinder.
8.1.
Verweerder stelt een beperkt toetsingskader te hebben voor het toetsen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Om deze te kunnen weigeren moet sprake zijn van een in artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo genoemde weigeringsgrond. Als daarvan geen sprake is moet de vergunning worden verleend en is voor een belangenafweging geen plaats.
8.2.
Het door eisers genoemde belang bij het voorkomen van mogelijke geluidsoverlast is in artikel 2.10 van de Wabo niet genoemd als weigeringsgrond. De stelling van eisers dat vergunning van de padelbanen zal leiden tot geluidsoverlast kan hun in het beroep tegen de verleende omgevingsvergunning daarom niet baten. Er is voor verweerder geen ruimte om (het voorkomen van) eventuele geluidsoverlast of andere gevolgen voor de omwonenden mee te wegen bij het besluit op de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor alleen de activiteit bouwen [3] .
8.4
Tussen partijen staat vast dat zich geen andere weigeringsgronden als genoemd in artikel 2.10 van de Wabo voordoen. De rechtbank stelt daarom vast dat verweerder de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wabo en het bepaalde in artikel 2.10 van de Wabo terecht heeft verleend.
9. De rechtbank acht het in dit kader nog wel van belang om te benadrukken dat de padelbanen ondanks de nu verleende omgevingsvergunning alleen gebruikt mogen worden als wordt voldaan aan de daarvoor geldende geluidsnormen, als opgenomen in het Activiteitenbesluit. Eiseres kunnen in het kader van een procedure over die voorschriften uit het Activiteitenbesluit nog alle door hen naar voren gebrachte aspecten aan de orde stellen.
Is het onderzoek zorgvuldig verricht?
10.
7.1.
Eisers stellen dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest omdat is nagelaten om eisers te betrekken bij de beoordeling van de aanvraag, terwijl er een lange voorgeschiedenis is van overlast. Daarnaast had de gemeenteraad volgens eisers bij de beoordeling van de aanvraag moeten worden betrokken. De gemeenteraad is namelijk juist vanwege de overlast akkoord gegaan met het realiseren van een nieuw tennispark door middel van fusie van twee tennisverenigingen op een nieuw terrein. Verder had verweerder volgens eisers vooraf een geluids- en lichtonderzoek moeten vragen van vergunninghouder. Zeker nu volgens eisers gelet op adviezen, richtlijnen en handreikingen van de VNG, de OD en de Nederlandse Stichting Geluidshinder evident is dat de padelbanen een ontoelaatbare impact zullen hebben op hun woon- en leefklimaat.
10.1.
Volgens verweerder is er geen rechtsregel die verplicht om actief belanghebbenden te benaderen en/of te horen bij een bouwplan dat past binnen het bestemmingsplan. Ook is er geen verplichting om zo’n bouwplan aan de gemeenteraad voor te leggen.
Verweerder kan geen licht- of geluidsonderzoek eisen van de aanvrager. Uit het onderzoek van de omgevingsdienst moet blijken of er maatregelen moeten worden genomen om aan de gestelde eisen te voldoen. Dat zou er zelfs toe kunnen leiden dat de padelbanen niet kunnen worden gebruikt. Vooruitlopend op deze beoordeling heeft verweerder bovendien wel advies gevraagd. Naar aanleiding hiervan is bij de omgevingsvergunning ook gewezen op de noodzakelijkheid van het verrichten van geluids- en lichtonderzoek in het kader van een melding op grond van het Activiteitenbesluit.
10.2.
De rechtbank volgt eisers niet in hun beroepsgrond dat sprake is van onzorgvuldig handelen van verweerder. Zoals door de bezwaarcommissie is aangegeven zou het gezien de voorgeschiedenis beter zijn geweest als eisers op de hoogte waren gesteld van het vergunningverleningstraject. Uit de regelgeving volgt echter niet dat verweerder daartoe een verplichting heeft. Eisers hebben ook verder niet geconcretiseerd met verwijzing naar jurisprudentie op basis waarvan deze verplichting wel zou bestaan. Verder vindt de rechtbank hierbij van belang dat verweerder bij de omgevingsvergunning onder het kopje “Voorschriften” heeft vermeld dat Akoestisch onderzoek en Lichtonderzoek noodzakelijk is als onderdeel van de melding Activiteitenbesluit milieubeheer en dat ter zitting is toegezegd dat eisers op de hoogte zullen worden gehouden van het verdere verloop.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de omgevingsvergunning in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Putten, rechter, in aanwezigheid van F. Voskamp, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
3.Zie noot 2