ECLI:NL:RBNHO:2023:12583

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
C/15/340627 / HA ZA 23-327
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident inzake eis in reconventie met betrekking tot nalatenschap

Op 6 december 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, een vonnis in incident gewezen in een civiele zaak betreffende de nalatenschap van mevrouw [erflaatster]. In deze zaak zijn [eiser] en de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], gezamenlijk bevoegde executeurs van de nalatenschap. De procedure is gestart met een dagvaarding op 26 mei 2023, waarin [eiser] vorderingen heeft ingesteld tegen de executeurs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de nalatenschap niet toereikend is om alle schulden te voldoen, wat betekent dat de nalatenschap vereffend moet worden. De executeurs hebben aangevoerd dat [eiser] de erfgenamen in deze procedure had moeten betrekken, wat hij niet heeft gedaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat het noodzakelijk is om alle erfgenamen te betrekken in de procedure, gezien de processueel ondeelbare rechtsverhouding. De rechtbank heeft de incidentele vordering van [gedaagde 2] toegewezen, waardoor [eiser] de gelegenheid krijgt om de andere erfgenamen op te roepen. De proceskosten in het incident worden gecompenseerd, en de behandeling van de hoofdzaak wordt aangehouden in afwachting van de oproeping van de andere erfgenamen.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/340627 / HA ZA 23-327
Vonnis in incident van 6 december 2023
in de zaak van
[eiser],
die woont in [woonplaats] ),
eisende partij in conventie in de hoofdzaak,
verwerende partij in (voorwaardelijke) reconventie in de hoofdzaak,
verwerende partij in het incident,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. J. Bouter, kantoorhoudende Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

die woont in [woonplaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde 1] ,
gedaagde partij in conventie in de hoofdzaak,
2.
[gedaagde 2],
die woont in [woonplaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde 2] ,
gedaagde partij in conventie in de hoofdzaak,
eisende partij in (voorwaardelijke) reconventie in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
beiden in hun hoedanigheid van tezamen bevoegde executeurs in de nalatenschap van
mevrouw [erflaatster] ,
hierna samen te noemen: de executeurs,
advocaat: mr. M.V. Vermeij, kantoorhoudende te Alkmaar.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 26 mei 2023 met bijlagen 1 tot en met 11,
- de conclusie houdende incidentele vordering ex artikel 118 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) tevens conclusie van antwoord tevens (voorwaardelijke) eis in reconventie met bijlagen 1 tot en met 18,
- de conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De feiten in het incident
2.1.
[eiser] , [gedaagde 2] , [erfgenaam 1] (hierna ook te noemen: [erfgenaam 1] ) en [erfgenaam 2] (hierna ook te noemen: [erfgenaam 2] ) zijn de kinderen van [vader] (hierna: vader) en [erflaatster] (hierna: moeder of erflaatster). Vader en moeder waren getrouwd. Dat huwelijk is geëindigd door het overlijden van vader op 7 mei 2003. De nalatenschap van vader is verdeeld door middel van een ouderlijke boedelverdeling.
2.2.
Moeder is overleden op 12 februari 2021. In haar testament heeft erflaatster haar vier kinderen tot erfgenamen benoemd en [gedaagde 2] en [gedaagde 1] als gezamenlijk bevoegde executeurs/afwikkelingsbewindvoerders aangewezen. [eiser] , [gedaagde 2] , [erfgenaam 1] en [erfgenaam 2] hebben de nalatenschap van erflaatster beneficiair aanvaard. [gedaagde 2] en [gedaagde 1] hebben hun benoeming als executeurs/afwikkelingsbewindvoerders ook aanvaard.
2.3.
Tot de nalatenschap van erflaatster behoort onder andere de woning aan de [adres] in [plaats] (hierna: de woning).

3.De vorderingen in de hoofdzaak

3.1.
[eiser] vordert in de hoofdzaak dat de executeurs worden veroordeeld om ervoor te zorgen dat de woning aan hem in eigendom wordt overgedragen. Daaraan legt [eiser] ten grondslag dat op de erfgenamen van erflaatster de verplichting rust om de woning aan hem te koop aan te bieden voor € 90.756,04 (
f200.000,-).
3.2.
Onder de voorwaarde dat de rechtbank in het incident toestaat dat in de hoofdzaak de erfgenamen/vereffenaars van de nalatenschap van erflaatster op de voet van artikel 118 Rv worden opgeroepen, heeft [gedaagde 2] als erfgenaam/vereffenaar tegen de andere erfgenamen/vereffenaars [eiser] , [erfgenaam 1] en [erfgenaam 2] betreffende de nalatenschap een aantal vorderingen in reconventie ingesteld.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat uit de voorlopige boedelbeschrijving van de executeurs, die de executeurs in deze procedure hebben overgelegd, volgt dat de goederen van de nalatenschap van erflaatster niet ruimschoots toereikend zijn om alle schulden van de nalatenschap te voldoen. Ook zijn partijen het erover eens dat dit betekent dat de nalatenschap vereffend moet worden en de taak van de executeurs is geëindigd [1] . Volgens de executeurs had [eiser] daarom niet hen, maar de erfgenamen (vereffenaars) in deze procedure moeten betrekken, wat [eiser] niet heeft weersproken.
4.2.
Hoewel [eiser] volgens de executeurs dus in zijn vordering niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard of zijn vordering zou moeten worden afgewezen, onderkennen de executeurs dat, om de nalatenschap van erflaatster te kunnen afwikkelen, een beslissing over de vordering van [eiser] nodig is. Daarom vordert [gedaagde 2] als erfgenaam/vereffenaar dat [eiser] (en subsidiair zijzelf) op de voet van artikel 118 Rv in de gelegenheid wordt gesteld om de
erfgenamen/vereffenaars van de nalatenschap van erflaatster in deze procedure (in conventie en in reconventie) te betrekken. [gedaagde 2] wijst er in dit verband op dat de woning in de nalatenschap valt en dat de erfgenamen in een processueel ondeelbare rechtsverhouding tot elkaar staan.
4.3.
Ook [eiser] staat een praktische en proceseconomische aanpak voor door alle erfgenamen/vereffenaars in de nalatenschap van erflaatster in deze gerechtelijke procedure te betrekken. [eiser] refereert zich aan het oordeel van de rechtbank en heeft er kennelijk dus ook geen bezwaar tegen dat [gedaagde 2] niet als executeur maar als erfgenaam/vereffenaar de incidentele en reconventionele vorderingen instelt.
4.4.
De rechtbank overweegt als volgt. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 10 maart 2017 (ECLI:NL:HR:2017:411) uitgemaakt dat iedere partij in een procedure over een processueel ondeelbare rechtsverhouding het recht heeft jegens alle andere bij die rechtsverhouding betrokken partijen een beslissing daarover te vorderen. Dit ongeacht wie de procedure heeft aangespannen en ongeacht tegen wie de bij dagvaarding ingestelde vordering zich richt. Dit heeft onder meer tot gevolg, aldus de Hoge Raad, dat een vordering in reconventie ook kan worden ingesteld tegen een ander dan degene die de vordering in conventie heeft ingesteld. Dit is dus een uitzondering op de in artikel 136 Rv neergelegde regel dat de eis in reconventie slechts kan worden ingesteld tegen de eiser in conventie.
4.5.
De vorderingen in de hoofdzaak betreffen de nalatenschap van erflaatster. Daarmee gaat het om een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Gelet op het belang bij een uitspraak waaraan alle deelgenoten (de erfgenamen) zijn gebonden, hadden alle erfgenamen/vereffenaars bij de procedure betrokken moeten worden.
4.6.
De rechtbank zal de incidentele vordering van [gedaagde 2] dan ook toewijzen in die zin dat aan [eiser] de gelegenheid zal worden geboden om [erfgenaam 1] en [erfgenaam 2] in hoedanigheid van erfgenaam en vereffenaar als (mede)gedaagden in (re)conventie op te roepen op de voet van artikel 118 Rv. De rechtbank ziet niet dat ook [eiser] en [gedaagde 2] zouden moeten worden opgeroepen. [eiser] en [gedaagde 2] zijn het er immers inmiddels over eens dat zij in de hoofdzaak dienen te worden aangemerkt als erfgenaam/vereffenaar en dus in die hoedanigheid reeds als partij in de hoofdzaak procederen.
4.7.
Omdat [eiser] zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, zal de rechtbank de proceskosten in het incident compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.8.
De behandeling van de hoofdzaak zal worden aangehouden in afwachting van de oproeping en verschijning van [erfgenaam 1] en [erfgenaam 2] .

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
geeft [eiser] de gelegenheid om binnen vier weken na vandaag de processtukken in deze zaak (inclusief dit vonnis) te betekenen aan [erfgenaam 1] en [erfgenaam 2] , en hen op te roepen om uiterlijk
31 januari 2024, niet in persoon, maar vertegenwoordigd door een advocaat, in deze procedure te verschijnen,
5.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3.
wijst af het meer of anders gevorderde,
in de hoofdzaak
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2023.
type: NBI
coll:

Voetnoten

1.op grond van 4:149 lid 1 sub d in samenhang met artikel 4:202 lid 1 sub a BW