Op 3 november 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Verzoekster had een verzoek om herziening ingediend tegen de uitspraak van 22 december 2021, waarin haar beroep tegen de oplegging van een onderzoek naar haar drugsgebruik en de schorsing van haar rijbewijs ongegrond was verklaard. De rechtbank heeft het verzoek om herziening afgewezen, omdat verzoekster geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die aan de voorwaarden van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voldoen. De rechtbank oordeelde dat de aangevoerde argumenten van verzoekster een herhaling zijn van eerdere stellingen en dat de uitspraak van de politierechter niet als nieuw feit kan worden aangemerkt.
De zaak begon met een besluit van 6 september 2021 van het CBR, waarin verzoekster werd onderworpen aan een onderzoek naar haar drugsgebruik na een aanhouding door de politie op 5 augustus 2021. De politie had vastgesteld dat verzoekster onder invloed van drugs had gereden, wat leidde tot de schorsing van haar rijbewijs. Verzoekster heeft meerdere keren bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het CBR, maar haar bezwaren zijn steeds ongegrond verklaard. De rechtbank concludeert dat verzoekster niet in staat is geweest om nieuwe feiten aan te voeren die tot een andere uitspraak zouden kunnen leiden, en bevestigt daarmee de eerdere beslissingen van het CBR en de voorzieningenrechter.
De rechtbank wijst het herzieningsverzoek af, waardoor de eerdere uitspraak van 22 december 2021 in stand blijft. Verzoekster krijgt geen griffierecht terug en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend.