ECLI:NL:RBNHO:2023:12313

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
HAA 22/6322
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake wijziging aanwijzingsbesluit monument

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedaan op 21 november 2023, is het beroep van eisers tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zandvoort niet-ontvankelijk verklaard. Het betreft een wijziging van het aanwijzingsbesluit van een watertoren als monument. Eisers, buurtbewoners, stelden dat zij belanghebbenden zijn bij deze wijziging, maar de rechtbank oordeelde dat alleen de eigenaar of zakelijk gerechtigde van het monument als belanghebbende kan worden aangemerkt. De rechtbank baseerde zich op vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat de aanwijzing van een monument de bestemming van het object niet wijzigt en derhalve geen direct belang voor omwonenden oplevert.

De rechtbank heeft het beroep op 1 november 2023 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde, evenals de gemachtigden van verweerder en de derde-partij aanwezig waren. De rechtbank concludeerde dat eisers niet konden aantonen dat zij in afwijking van de jurisprudentie als belanghebbenden moesten worden aangemerkt. Hierdoor kwam de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De rechtbank merkte op dat, zelfs als eisers ontvankelijk waren, zij geen inhoudelijke argumenten hadden aangedragen tegen de redengevende omschrijving van het wijzigingsbesluit.

De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van belanghebbenden in bestuursrechtelijke procedures, vooral in zaken die betrekking hebben op monumenten en de wijziging van aanwijzingsbesluiten. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat eisers geen griffierecht terugkrijgen en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/6322

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 november 2023 in de zaak tussen

1. [naam 1]2. [naam 2]3. [naam 3]4. [naam 4]5. [naam 5]Allen uit [plaats] , eisers,
(gemachtigde: [naam 1] )
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zandvoort, verweerder
(gemachtigden: mr. R. visser en A. Weijers).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[bedrijf] C.V.uit Amsterdam
(gemachtigde: [naam 6] ).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het besluit van 1 november 2022 waarin verweerder heeft besloten om het besluit voor de aanwijzing als monument van de watertoren, gelegen op perceel [adres] in [plaats] , te wijzigen.
1.2
Met het bestreden besluit van 17 november 2022 op het bezwaar van eisers is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.3
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 1 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, de gemachtigden van verweerder en de gemachtigde van derde-partij.

Totstandkoming van het besluit

2.1
Bij besluit van 14 maart 1995 is de watertoren als monument aangewezen. In dat besluit is daarvoor de volgende, zeer summiere redengevende omschrijving gegeven:
‘Van architectuurhistorische betekenis door hoofdvorm, detaillering en materiaalgebruik, sociaalhistorisch als drinkwatervoorziening. Deze toren verving de in 1943 verwoeste toren uit 1912; reservoirs hebben een inhoud van resp. 425 m³ en 525 m³.’
2.2
In 2006 is de watertoren door verweerder verkocht aan derde-partij. Derde-partij wil woningen ontwikkelen in en naast de watertoren.
2.3
In 2009 is een nieuw bestemmingsplan vastgesteld waardoor woningbouw in de watertoren mogelijk is gemaakt.
2.4
In 2020 is een bouwkundig onderzoek verricht (BDA advies, 17 april 2020). Daaruit blijkt dat de gevels van de toren dusdanig slecht zijn, dat met de eisen uit het Bouwbesluit 2012 woningbouw in de toren niet mogelijk is. De gevel moet worden vernieuwd. Op 21 oktober 2020 is door IDDS Archeologie en Bouwhistorie (IDDS) geadviseerd om met inachtneming van de restauratieladder, het gehele metselwerk te vervangen waarbij tevens de benodigde technische verbeteringen worden doorgevoerd.
2.4
Verweerder heeft besloten om in verband met de ontwikkeling van de watertoren een geactualiseerde versie van het aanwijsbesluit op te stellen. Het aanwijsbesluit is namelijk onderdeel van het toetsingskader voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de realisatie van de woningen. In de wijziging van het aanwijzingsbesluit van 1 november 2022 is daarom een veel uitgebreidere redengevende omschrijving opgenomen: deze is neergelegd in het bij het aanwijzingsbesluit als bijlage behorende rapport van IDDS.
Verweerder heeft in het verweerschrift de hierin opgenomen nieuwe motivering voor de aanwijzing van het monument als volgt samengevat:
‘De watertoren is vanuit typologisch en architectuurhistorisch oogpunt waardevol vanwege de opzet en uitvoering, die karakteristiek genoemd kunnen worden voor de tijd waarin het gebouw tot stand kwam. De opzet met het dubbele reservoir en de betonconstructie an sich is gaaf en relatief zeldzaam. Tevens heeft de watertoren waarde vanuit architectuurhistorisch oogpunt als onderdeel van het oeuvre van architect J. Zietsma. De recente aanpassingen die aan het exterieur en interieur zijn doorgevoerd, hebben de architectonische samenhang slechts weinig aangetast. Samen met de overige gebouwen uit de deze periode, die in de nabijheid van de watertoren staan, vormt het een beeldbepalend ensemble. Daarop aansluitend kan gesteld worden dat de belangrijkste waarde van de watertoren gelegen is in het stedenbouwkundig aspect. De toren is vrijstaand gebouwd, op een verhoogd gedeelte, en vormt de beëindiging van de zichtas van de belangrijkste verkeersaders in de kern van de badplaats. De watertorn is het belangrijkste, historische landmark dat het aangezicht van de badplaats bepaalt. Tevens is er een sterke symbolische waarde, binnen de context van de wederopbouwperiode van Zandvoort.’

Beoordeling door de rechtbank

3.3
De rechtbank beoordeelt ambtshalve of eisers zijn aan te merken als belanghebbenden bij het onderhavige besluit. Alleen belanghebbenden kunnen namelijk opkomen tegen een besluit.
3.4
De rechtbank is van oordeel dat eisers niet zijn aan te merken als belanghebbenden. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.5
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat bij een aanwijzingsbesluit van een object als monument, waar het gaat om natuurlijke personen, de eigenaar of anderszins zakelijk gerechtigde van het desbetreffende object belanghebbende is. Omwonenden, huurders en andere gebruikers en andere individuele personen zijn geen belanghebbende bij een dergelijk besluit. [1] Een belangrijk argument daarbij is volgens de Afdeling dat de aanwijzing als monument niet de bestemming van het object wijzigt. Het aanwijzen van een monument maakt bijvoorbeeld niet dat het object dan verbouwd mag worden. Dat gebeurt bij andersoortige besluiten. Daarmee levert het aanwijzen niet snel een belang op voor anderen dan de eigenaar of zakelijk gerechtigde.
3.6
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat deze lijn ook geldt bij het wijzigen van een aanwijzingsbesluit. Het wijzigen van het besluit heeft geen directe gevolgen voor de watertoren zelf. Eisers hebben ook niet aannemelijk gemaakt dat zij in afwijking van genoemde jurisprudentie wel als belanghebbenden moeten worden aangemerkt.
3.7
Omdat eisers niet zijn aan te merken als belanghebbenden, is het door hun ingestelde beroep niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
3.8
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat, ook al zouden eisers wel ontvankelijk zijn in hun beroep, zij niet hebben aangevoerd dat de redengevende omschrijving inhoudelijk niet klopt. De nog op zitting aangevoerde beroepsgrond dat het met name zou zien op dat de raampartijen op de begane grond en de eerste verdieping niet in het rapport zijn meegenomen, vindt geen steun in de feiten. Verweerder heeft ter zitting onbetwist verwezen naar pagina 41 van het rapport waaruit blijkt dat deze wel zijn meegenomen.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Putten, rechter, in aanwezigheid van mr. N.L. Pruntel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 14 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3702.