ECLI:NL:RBNHO:2023:12211

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
10486487 \ CV EXPL 23-1433
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over gebreken en huurprijsvermindering met ontbinding van de huurovereenkomst

In deze zaak vordert de huurster, [eiseres], herstel van gebreken aan de woning die zij huurt van Stichting Intermaris. De kantonrechter wijst de vordering af, omdat over een deel van de gebreken al onherroepelijk is beslist in eerdere procedures. De huurster verkeert in schuldeisersverzuim, omdat zij de verhuurder niet in de gelegenheid heeft gesteld om de klachten te onderzoeken. De verhuurder, Intermaris, vordert ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, wat door de kantonrechter wordt toegewezen met ingang van 15 januari 2024. De huurster wordt ook veroordeeld tot betaling van een deel van de advocaatkosten van de verhuurder, omdat zij misbruik van procesrecht maakt.

Het procesverloop begint met de dagvaarding van [eiseres] op 26 april 2023, waarna een zitting op 31 oktober 2023 plaatsvond. [Eiseres] is niet verschenen, maar haar gemachtigde was aanwezig. Intermaris heeft een tegenvordering ingediend, waarin zij stelt dat de gebreken al eerder zijn behandeld en dat [eiseres] niet meewerkt aan inspecties. De kantonrechter oordeelt dat de eerdere uitspraken gezag van gewijsde hebben en dat de huurster niet als een goed huurder heeft gehandeld door toegang tot de woning te weigeren.

De kantonrechter concludeert dat de vorderingen van [eiseres] moeten worden afgewezen en dat de huurovereenkomst kan worden ontbonden. De ontbinding wordt uitgesproken met een termijn van zes weken, zodat [eiseres] de tijd heeft om alternatieve woonruimte te vinden. De kantonrechter wijst ook de vordering tot betaling van een gebruiksvergoeding toe, gelijk aan de huurprijs, zolang de woning niet is ontruimd. De proceskosten komen voor rekening van [eiseres].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zaaknr./rolnr.: 10486487 \ CV EXPL 23-1433
Uitspraakdatum: 30 november 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te Purmerend
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde (thans): mr. R.H. Bouwman
[toevoeging [nummer]]
tegen
de stichting
Stichting Intermaris
gevestigd te Hoorn
gedaagde
verder te noemen: Intermaris
gemachtigde: mr. K. Mels
De zaak in het kort
In deze zaak vordert de huurster herstel van gebreken aan het gehuurde en huurprijsvermindering. De kantonrechter wijst deze vordering af, omdat over een deel van de gebreken al onherroepelijk is beslist is eerdere procedures. Ten aanzien van de nieuwe klacht geldt dat de huurster in schuldeisersverzuim verkeert doordat zij de verhuurder niet in de gelegenheid heeft gesteld de klacht te onderzoeken. De door de verhuurder gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zullen wel worden toegewezen, met ingang van 15 januari 2024, omdat de huurster op meerdere punten tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen als huurder. Omdat de huurster misbruik van procesrecht maakt, moet zij ook een deel van de advocaatkosten van de verhuurder vergoeden.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 26 april 2023 een vordering tegen Intermaris ingesteld. Intermaris heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
Op 31 oktober 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. [eiseres] is niet verschenen, haar gemachtigde wel. Intermaris is verschenen met haar gemachtigde. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft Intermaris bij brief van 20 oktober 2023 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] huurt sinds 27 februari 2015 de woning aan [adres] van Intermaris.
2.2.
[eiseres] klaagt vanaf het begin over lekkages en schimmelvorming in de woning en heeft Intermaris daarvoor meerdere keren in rechte betrokken.
2.3.
In september 2016 heeft [eiseres] Intermaris gedagvaard wegens schimmel- en vochtproblemen in de woning. In het vonnis van 1 juni 2017 heeft de kantonrechter van deze rechtbank geoordeeld dat er geen sprake is van gebreken.
2.4.
[eiseres] heeft zich medio juni 2017 gewend tot de huurcommissie voor huurverlaging, maar dat verzoek is niet-ontvankelijk verklaard omdat de kantonrechter al over de zaak had geoordeeld.
2.5.
[eiseres] is in hoger beroep gegaan tegen de uitspraak van de kantonrechter van 1 juni 2017. In het arrest van 14 januari 2020 heeft het gerechtshof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd.
2.6.
Medio 2021 heeft [eiseres] Intermaris in kort geding gedagvaard wegens vocht- en schimmelproblemen in haar woning. In het vonnis van 15 juli 2021 heeft de kantonrechter [eiseres] in het ongelijk gesteld.
2.7.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 11 augustus 2021 hoger beroep ingesteld tegen het kort geding vonnis van de kantonrechter. Deze dagvaarding en het daarop volgende herstelexploot zijn niet (tijdig) ingeschreven bij het Gerechtshof Amsterdam.
2.8.
Op 25 februari 2022 heeft Intermaris voorgesteld om op 17 maart 2022 het gehuurde te komen inspecteren. Ondanks dat [eiseres] akkoord was met deze afspraak heeft zij de medewerkers van Intermaris geen toegang tot haar woning verschaft.
2.9.
Op 26 april 2023 heeft [eiseres] Intermaris opnieuw gedagvaard (de onderhavige procedure). Naar aanleiding van deze dagvaarding heeft de gemachtigde van Intermaris de toenmalige gemachtigde van [eiseres] nogmaals laten weten dat Intermaris bereid is het gehuurde te komen inspecteren. In reactie hierop heeft de gemachtigde van [eiseres] Intermaris laten weten dat [eiseres] geen vertrouwen heeft in de toezegging van Intermaris, omdat Intermaris zich eerder alleen bereid heeft verklaard naar het badkamerraam te willen komen kijken terwijl [eiseres] wil dat alle punten uit de verschillende deskundigenrapportages worden geïnspecteerd.
2.10.
Op 12 mei 2023 heeft een opzichter van Intermaris [eiseres], nadat hij had geprobeerd telefonisch contact met haar te krijgen, een e-mail gestuurd. In die e-mail verzoekt de opzichter [eiseres] om een afspraak te maken voor de inspectie van de woning. Vanwege uitblijven van een reactie heeft Intermaris [eiseres] op 31 mei 2023 aansprakelijk gesteld voor de schade die Intermaris lijdt doordat Intermaris niet tot de woning wordt toegelaten.
2.11.
Op 5 juni 2023 heeft de opzichter van Intermaris samen met een andere medewerker een huisbezoek aan [eiseres] afgelegd om het gehuurde te inspecteren. Tijdens dit bezoek hebben zij [eiseres] aan de deur gesproken, maar werd verdere toegang tot de woning door [eiseres] geweigerd.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert allereerst dat de kantonrechter Intermaris veroordeelt tot herstel van de in alinea 18 van de dagvaarding genoemde reparatie- en onderhoudsgebreken op straffe van een dwangsom. Daarnaast vordert [eiseres] dat de kantonrechter:
  • de huurprijs vermindert met bedrag van € 224,67 per maand met ingang van 1 oktober 2022 tot het moment dat alle gebreken zijn verholpen;
  • Intermaris veroordeelt tot betaling van € 224,67 per maand aan schadevergoeding met ingang van 3 oktober 2019 tot dat de reparatiewerkzaamheden geheel zijn uitgevoerd, dan wel tot aan de datum van de ingangsdatum van de huurprijsvermindering, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
  • Intermaris veroordeelt tot betaling van de kosten van het deskundigenrapport van Lekdetectie Nederland ad € 599,95, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 3 februari 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • Intermaris veroordeelt tot betaling van € 779,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
  • Intermaris veroordeelt tot betaling van de proceskosten.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat Intermaris, ondanks dat zij op de hoogte is van de gebreken aan de woning van [eiseres], heeft nagelaten de gebreken te herstellen. [eiseres] vordert daarom dat Intermaris wordt veroordeeld dit alsnog te doen. Omdat het huurgenot van [eiseres] als gevolg van de gebreken wordt beperkt, moet de huurprijs, totdat de gebreken zijn hersteld, verminderd worden met één derde van de huurprijs. Daarnaast moet Intermaris de schade die [eiseres] heeft geleden doordat zij al een hele tijd met minderjarige kinderen heeft moeten leven in een lekkende, vochtige en tochtige woning en daarnaast een deel van de woning niet kan gebruiken, vergoeden. Doordat Intermaris tekort is geschoten in haar verplichting de gebreken te herstellen moet Intermaris ook de als gevolg daarvan door [eiseres] gemaakte kosten, bestaande uit de buitengerechtelijke incassokosten, de kosten voor het inschakelen van een deskundige en de proceskosten betalen.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
Intermaris betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat de gebreken die [eiseres] in deze procedure aan de orde stelt, ook al zijn behandeld in de procedures die [eiseres] eerder tegen Intermaris heeft gevoerd. Uit de beslissingen in die procedures blijkt dat Intermaris altijd adequaat heeft gehandeld en dat er geen sprake is van een gebrek aan de woning van [eiseres]. Deze beslissingen hebben gezag van gewijsde. Ten aanzien van eventuele nieuwe gebreken voert Intermaris aan dat zij nooit een melding of reparatieverzoek van [eiseres] heeft ontvangen. Ook heeft zij meerdere malen geprobeerd om met [eiseres] een afspraak te maken voor de inspectie van de woning, maar [eiseres] weigert Intermaris toegang te verlenen. Voor zover er sprake is van gebreken, kan het Intermaris niet worden verweten dat deze nog niet zijn verholpen. De vorderingen van [eiseres] moeten daarom worden afgewezen. Omdat [eiseres] keer op keer nodeloze procedures aanspant, dient zij veroordeeld te worden tot betaling van de werkelijk door Intermaris gemaakte proceskosten. Intermaris heeft deze kosten bij antwoord begroot op € 10.000,00.
4.2.
Intermaris vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter de tussen Intermaris en [eiseres] gesloten huurovereenkomst ontbindt en [eiseres] veroordeelt het gehuurde te ontruimen. Daarnaast vordert Intermaris dat [eiseres], zolang zij het gehuurde niet heeft ontruimd, wordt veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding die gelijk is aan de huur. Tot slot maakt Intermaris aanspraak op betaling van de proces- en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
4.3.
Intermaris legt aan de tegenvordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [eiseres] tekort schiet in haar verplichting zich als een goed huurder te gedragen door nodeloze procedures tegen Intermaris te voeren, Intermaris niet toe te laten tot het gehuurde voor het uitvoeren van een inspectie en structureel betalingsachterstanden te laten ontstaan. Deze tekortkoming is zo ernstig dat dit een ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt.
4.4.
[eiseres] erkent dat zij de afgelopen jaren vele procedures tegen Intermaris heeft gevoerd. Deze zijn echter niet nodeloos, maar hebben tot doel dat de problemen aan haar woning worden opgelost. Het kan haar dan ook niet worden verweten dat zij deze procedures is gestart. Daarnaast heeft een ontruiming verstrekkende gevolgen voor [eiseres] en haar minderjarige kinderen. [eiseres] stelt zich dan ook op het standpunt dat de vorderingen van Intermaris moeten worden afgewezen.

5.De beoordeling

de vordering
5.1.
Deze zaak gaat om de vraag of de woning gebreken heeft die [eiseres] moet verhelpen en die een huurprijsvermindering rechtvaardigen.
Er is al onherroepelijk geoordeeld over de gestelde vocht- en schimmelproblematiek
5.2.
De kantonrechter stelt voor op dat [eiseres] al meerdere malen heeft geprocedeerd over vocht- en schimmelproblematiek en dat daarover al meerdere malen onherroepelijk is geoordeeld. Het vonnis van de kantonrechter van 1 juni 2017 en het arrest van het gerechtshof van 14 januari 2020 zijn onherroepelijk en hebben dus kracht van gewijsde. De kantonrechter volgt het oordeel van de kantonrechter in het kort geding vonnis van 15 juli 2021. De bindende kracht van de uitspraken van 1 juni 2017 en 14 januari 2020 staan eraan in de weg dat [eiseres] dezelfde problematiek opnieuw ter discussie stelt; een nieuwe feitelijke onderbouwing of bewijsmateriaal doet aan de bindende kracht niet af. [1] Dit betekent dat de kantonrechter de vocht- en schimmelproblemen waarover al eerder is geoordeeld, niet opnieuw zal beoordelen.
5.3.
Intermaris voert gemotiveerd aan dat er in de eerdere procedures al is geoordeeld over de door [eiseres] in de dagvaarding genoemde gebreken. [2] [eiseres] betwist dat niet. Uit de rapporten van Bouwinspect en Lekdetectie Expert Nederland blijkt ook niet dat sprake is van andere of nieuwe gebreken dan de gebreken waarover al is geoordeeld, althans niet zonder meer. [eiseres] heeft daarvoor onvoldoende gesteld. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat er al onherroepelijk is geoordeeld over de in de dagvaarding genoemde gebreken. Deze gebreken zullen wegens het gezag van gewijsde daarom niet opnieuw worden beoordeeld.
Ten aanzien van de lekkage bij het badkamerraam is [eiseres] in schuldeisersverzuim
5.4.
Er is nog niet onherroepelijk geoordeeld over de lekkage bij het badkamerraam. [3] Het kort geding vonnis van de kantonrechter van 15 juli 2021 op zichzelf is wel onherroepelijk, maar dat vonnis is een voorlopige oordeel totdat over de vordering in een gewone procedure (bodemprocedure) is beslist. Deze bodemprocedure is nu aan de orde. De kantonrechter zal deze klacht daarom beoordelen.
5.5.
Op 23 december 2021 heeft Intermaris aan [eiseres] bericht dat zij bereid is om de vermeende lekkage bij het badkamerraam te komen bekijken en dat [eiseres] daarvoor een afspraak kan maken met de opzichter. In de reactie van 23 februari 2022 heeft [eiseres] gesteld dat zij Intermaris graag ziet langskomen voor het onderzoek en/of het uitvoeren van reparaties. Vervolgens zijn volgens afspraak twee medewerkers van Intermaris bij [eiseres] verschenen op 17 maart 2022. Als niet weersproken staat vast dat [eiseres] heeft geweigerd de medewerkers van Intermaris toe te laten tot de woning om de klacht te onderzoeken. Op 18 maart 2022 heeft Intermaris aan [eiseres] bevestigd dat zij haar medewerking heeft geweigerd en dat zij die handelwijze onbegrijpelijk vindt. Als niet betwist staat vast dat het vervolgens meer dan een jaar stil is gebleven, waarna [eiseres] Intermaris heeft gedagvaard. Als niet betwist staat vast dat ook na het uitbrengen van de dagvaarding Intermaris meerdere keren heeft geprobeerd met [eiseres] een afspraak te maken voor het inspecteren van de woning, maar [eiseres] hier geen medewerking aan heeft willen verlenen en medewerkers van Intermaris niet heeft toegelaten tot haar woning. De gemachtigde van [eiseres] heeft op de zitting gesteld dat [eiseres] andere verplichtingen had toen Intermaris langs wilde komen, maar dit is geen verklaring voor het feit dat [eiseres] Intermaris meerdere keren de toegang tot de woning heeft geweigerd en niet heeft meegewerkt aan inspectie van de klacht. De kantonrechter oordeelt dat [eiseres] - door Intermaris niet in staat te stellen de klacht te onderzoeken - niet als een goed huurder heeft gehandeld. Zij is in schuldeisersverzuim.
Conclusie
5.6.
Dit betekent dat de kantonrechter de vorderingen van [eiseres] zal afwijzen.
De proceskosten
5.7.
De proceskosten van Intermaris komen voor rekening van [eiseres], omdat zij ongelijk krijgt. Intermaris vordert een vergoeding van de volledige door haar gemaakte advocaatkosten die zij begroot op € 10.000,00.
5.8.
De kantonrechter stelt voorop dat de werkelijke advocaatkosten alleen in buitengewone omstandigheden voor vergoeding in aanmerking komen, namelijk als sprake is van misbruik van procesrecht en onrechtmatig handelen en dat daarbij terughoudendheid past gelet op het recht op toegang tot de rechter, zoals in het kort geding vonnis van 15 juli 2021 ook al is geoordeeld. [4]
5.9.
In deze zaak moet onderscheid gemaakt worden tussen de gebreken waarover al geoordeeld is en de gestelde nieuwe klacht over het badkamerraam. De kantonrechter is – anders dan Intermaris – van oordeel dat de vordering van [eiseres] niet op alle fronten evident ongegrond is.
Ten aanzien van het badkamerraam krijgt [eiseres] weliswaar ongelijk, maar dat betekent niet dat dit deel van de vordering evident ongegrond is of sprake is van misbruik van procesrecht. Mogelijk is sprake van een onjuiste (juridische) inschatting ten aanzien van deze klacht door [eiseres] of haar (toenmalige) gemachtigde(n).
De kantonrechter is het wel met Intermaris eens dat de vordering voor het overige evident ongegrond is wegens het gezag van gewijsde. [eiseres] maakt misbruik van procesrecht door deze gebreken nogmaals aan de orde te stellen. Zij had op voorhand moeten begrijpen dat haar vordering ten aanzien van deze gebreken geen kans van slagen had, omdat daarover al onherroepelijk is beslist. Zij wist dit ook gelet op het kort geding vonnis van 15 juli 2021. Door deze vordering nogmaals in te dienen heeft [eiseres] Intermaris nodeloos op extra kosten gejaagd. Daarom is in dit geval een afwijking van het uitgangspunt dat het salaris van de gemachtigde volgens het toepasselijke liquidatietarief wordt berekend, gerechtvaardigd.
5.10.
Er staan de kantonrechter onvoldoende aanknopingspunten ter beschikking om de daardoor geleden schade van Intermaris nauwkeurig vast te stellen, omdat uit het dossier niet valt af te leiden welke werkzaamheden en kosten betrekking hebben op de gebreken waarover al onherroepelijk is geoordeeld. De kantonrechter zal de schade van Intermaris daarom schatten [5] aan de hand van het liquidatietarief. De kantonrechter acht het in dit geval passend om het liquidatietarief van € 529,00 toe te passen en te vermenigvuldigen met drie, tot € 1.587,00 per proceshandeling.
5.11.
De kantonrechter zal de gevorderde nakosten (die worden begroot op € 132,00 en, als betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, de explootkosten van betekening van het vonnis) niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden. Volgens vaste rechtspraak [6] levert een kostenveroordeling namelijk ook voor de nakosten een executoriale titel op.
5.12.
De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis. De gevorderde rente over de nakosten zal worden afgewezen, omdat niet zeker is dat [eiseres] deze verschuldigd zal zijn.
de tegenvordering
5.13.
Intermaris legt aan haar tegenvordering ten grondslag dat [eiseres] tekort is geschoten in haar verplichting zich als een goed huurder te gedragen door nodeloze procedures tegen Intermaris te starten, Intermaris niet toe te laten tot de woning voor het doen van inspecties en structureel betalingsachterstanden te laten ontstaan. Deze tekortkomingen rechtvaardigen volgens Intermaris een ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
5.14.
De kantonrechter stelt voorop dat iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de wederpartij de bevoegdheid geeft de overeenkomst te ontbinden, tenzij de tekortkoming deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. [7]
[eiseres] is op meerdere punten tekort geschoten in haar verplichtingen als huurder
5.15.
Zoals al bij de vordering al is overwogen staat vast dat [eiseres] meerdere nodeloze procedures tegen Intermaris is gestart, doordat zij gebreken die in andere procedures al aan de orde zijn geweest en waarover onherroepelijk is beslist opnieuw aan de orde blijft stellen. [eiseres] jaagt Intermaris hiermee op kosten en handelt daarmee niet zoals van een goed huurder mag worden verwacht. Ook staat vast dat [eiseres] Intermaris niet toelaat het gehuurde te inspecteren. Zij heeft medewerkers van Intermaris immers meerdere malen toegang tot de woning geweigerd. Ook dit is in strijd met hetgeen een goed huurder betaamt. Door Intermaris geen toegang te verschaffen, bestaat immers het risico dat gebreken niet tijdig worden verholpen en er schade aan het gehuurde ontstaat. Tot slot blijkt uit het door Intermaris overgelegde betalingsoverzicht dat [eiseres] de huur structureel niet voor de eerste van de maand betaalt, terwijl zij dat op basis van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst wel moet doen. Ook hierin schiet [eiseres] dus tekort.
De kantonrechter maakt geen uitzondering voor [eiseres]
5.16.
Omdat [eiseres] op meerdere punten tekort schiet in haar verplichting zich als een goed huurder te gedragen, is de kantonrechter van oordeel dat Intermaris op goede gronden aanspraak maakt op ontbinding van de huurovereenkomst. [eiseres] stelt zich echter op het standpunt dat haar belang, als alleenstaande moeder, en het belang van haar minderjarige kinderen bij behoud van de woning zwaarder dienen te wegen dan het belang van Intermaris bij een ontbinding. De kantonrechter volgt [eiseres] hierin niet. Dit wordt als volgt toegelicht.
5.17.
Hoewel de kantonrechter de belangen van de inwonende minderjarige kinderen op zichzelf voorop moet stellen, betekent dat niet dat een huurovereenkomst van huurders met inwonende kinderen niet mag worden ontbonden. De kantonrechter is zich ervan bewust dat de gevolgen van ontbinding van de huurovereenkomst voor de kinderen van [eiseres] ingrijpend kunnen zijn, maar het is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van [eiseres] zelf - als ouder - om voorzieningen te treffen om die nadelige gevolgen te beperken. Zij is in principe zelf verantwoordelijk voor het vinden van vervangende woonruimte.
5.18.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] haar belang en het belang van haar minderjarige kinderen bij behoud van de woning, onvoldoende heeft gespecificeerd en onderbouwd. [eiseres] is bijvoorbeeld - net als in alle eerdere procedures zoals Intermaris onweersproken stelt - niet op de zitting verschenen om de vragen van de kantonrechter hierover te beantwoorden. Haar gemachtigde kon niet alle gestelde vragen beantwoorden en dat komt voor rekening van [eiseres]. Niet gebleken is bijvoorbeeld dat [eiseres] tot op heden inspanningen heeft verricht om andere woonruimte te vinden, waardoor onvoldoende vast staat dat [eiseres] niet voor vervangende woonruimte in aanmerking komt. Ten aanzien van het belang van haar kinderen geldt dat de gemachtigde van [eiseres] op de zitting niet kon aangeven wat de leeftijden van de kinderen van [eiseres] zijn, ondanks de stelling van Intermaris dat een kind meerderjarig is, zodat de kantonrechter de leeftijden niet in haar afweging kan betrekken terwijl deze wel een rol spelen. Het maakt namelijk uit of het om een of meer jonge kinderen gaat of om een of meer kinderen die (bijna) meerderjarig zijn. De gemachtigde van [eiseres] heeft nog aangevoerd dat één van de kinderen ziek is en daarom nog meer belang heeft bij behoud van de woning, maar deze stelling is niet onderbouwd met stukken ondanks het verweer van Intermaris. Tot slot is onvoldoende gebleken dat de kinderen na een ontruiming niet terecht kunnen bij bijvoorbeeld familie, die er volgens de gemachtigde van [eiseres] wel is, of hun vader. De gemachtigde van [eiseres] heeft weliswaar gesteld dat [eiseres] een lastige scheiding achter de rug heeft, maar dat wil niet zeggen dat de kinderen niet bij hun vader kunnen wonen. Intermaris heeft namelijk onbetwist aangevoerd dat in ieder geval één van de kinderen in het verleden wel bij de vader heeft gewoond, zodat zonder verdere onderbouwing niet valt in te zien waarom dat nu niet mogelijk zou zijn.
Conclusie
5.19.
Rekening houdend met alle omstandigheden komt de kantonrechter tot de conclusie dat de (woon)belangen van [eiseres] en haar minderjarige kinderen niet zo groot zijn dat de ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd is. De kantonrechter zal de vordering van Intermaris tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde dan ook toewijzen.
5.20.
Omdat er minderjarige kinderen in het spel zijn, zal de kantonrechter de ontbinding uitspreken op een termijn van ongeveer zes weken, namelijk 15 januari 2024. Daarmee heeft [eiseres] gedurende een redelijk geachte periode meer gelegenheid om andere woonruimte voor haar en haar kinderen te vinden of regelen.
Gebruiksvergoeding
5.21.
De vordering tot betaling van € 674,29 per maand aan gebruiksvergoeding zo lang het gehuurde niet is ontruimd, zal eveneens worden toegewezen. [eiseres] is tot de datum van ontbinding van de huurovereenkomst de huur verschuldigd op basis van de huurovereenkomst. Vanaf het einde van de huurovereenkomst is zij een schadevergoeding (gebruiksvergoeding) verschuldigd zolang zij de woning niet aan Intermaris ter beschikking heeft gesteld. Omdat [eiseres] geen verweer heeft gevoerd tegen het gevorderde bedrag aan gebruiksvergoeding (gelijk aan de huurprijs), zal de kantonrechter dit bedrag toewijzen.
Proceskosten
5.22.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres], omdat zij ongelijk krijgt. Gelet op de samenhang met de vordering, zal de kantonrechter een punt toekennen voor het salaris van de gemachtigde op basis van het tarief € 199,00. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis. Ten aanzien van de gevorderde nakosten en de rente daarover oordeelt de kantonrechter hetzelfde als in de zaak van de vordering. [8]

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt eiser tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor gedaagde worden vastgesteld op een bedrag van € 3.174,00 aan salaris van de gemachtigde van gedaagde, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
de tegenvordering
6.4.
ontbindt de tussen Intermaris en [eiseres] gesloten huurovereenkomst voor de woning aan de [adres] met ingang van 15 januari 2024;
6.5.
veroordeelt [eiseres] om voor de datum van ontbinding van de huurovereenkomst (dus voor 15 januari 2024) de woning aan de [adres] met de zich daarin bevindende personen en roerende zaken, voor zover deze niet in eigendom zijn van Intermaris, te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels in behoorlijke staat op te leveren en ter beschikking te stellen van Intermaris;
6.6.
veroordeelt [eiseres] tot betaling aan Intermaris van een gebruiksvergoeding van € 674,29 voor iedere maand of gedeelte daarvan dat [eiseres] de woning vanaf 15 januari 2024 in gebruik houdt dan wel heeft gehouden;
6.7.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Intermaris worden vastgesteld op een bedrag van € 199,00 aan salaris van de gemachtigde van Intermaris, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.8.
wijst de vordering voor het overige af;
6.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie het vonnis van de kantonrechter van 15 juli 2021, r.o. 5.3 en 5.4.
2.Dagvaarding, alinea 10, 11 en 18, waarbij de kantonrechter aanneemt dat de vermelding van “badkamerraam” in alinea 18 achter het vierde liggend streepje een kennelijke verschrijving betreft en dat het gaat het slaapkamerraam.
3.Vgl. het vonnis van de kantonrechter van 15 juli 2021, r.o. 5.5.
4.Zie r.o. 5.8 en 5.9 van dat vonnis.
5.Artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
6.Zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.
7.Artikel 6:265 lid 1 BW.
8.Zie rechtsoverweging 5.11 en 5.12.