ECLI:NL:RBNHO:2023:11770

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
15/104578-23 en 15/272113-19 (v.i.)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van opzettelijk aanwezig hebben en vervoeren van cocaïne en heroïne met herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 16 november 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk aanwezig hebben en vervoeren van cocaïne en heroïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 11 april 2023 tot en met 18 april 2023 te IJmuiden opzettelijk een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad. De verdachte is op 18 april 2023 aangehouden na observaties door de politie, waarbij hij werd gezien in de nabijheid van de woning van een medeverdachte. Tijdens zijn aanhouding zijn er bolletjes cocaïne en heroïne bij de verdachte aangetroffen, evenals een sleutelbos die toegang gaf tot een afgesloten kamer in de woning van de medeverdachte, waar ook harddrugs zijn aangetroffen. De rechtbank heeft de verklaringen van de medeverdachte als betrouwbaar beoordeeld en heeft het alternatieve scenario van de verdediging verworpen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden en een geldboete van € 2.230,-, te vervangen door 32 dagen hechtenis. Tevens is de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte toegewezen, waardoor hij een eerdere gevangenisstraf van 487 dagen moet ondergaan, met aftrek van de periode waarin hij in vrijheid was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/104578-23 en 15/272113-19 (v.i.)
Uitspraakdatum: 16 november 2023
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 2 november 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S.P. Visser en van hetgeen de raadsman van de verdachte, mr. M.S. Rozenbeek, advocaat te Haarlem, naar voren heeft gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 11 april 2023 tot en met 18 april 2023 te IJmuiden, gemeente Velsen opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1,43 gram en/of 10,69 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of ongeveer 21,38 gram en/of 426,78 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het op 18 april 2023 opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne en heroïne, en het in de periode daarvoor verwerken en bewerken van cocaïne en het vervoeren van 20,65 gram cocaïne en 1,45 gram heroïne.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft partiële vrijspraak betoogd van het ten laste gelegde aanwezig hebben en het verwerken en bewerken van de harddrugs die zijn aangetroffen in de woning van de medeverdachte [medeverdachte] . Hiertoe heeft de raadsman naar voren gebracht dat de verklaring van [medeverdachte] onvoldoende betrouwbaar is. Voorts passen de sleutels die onder de verdachte zijn aangetroffen op meerdere deuren en kluisjes. Het is toeval dat die sleutels passen op de deur van de kamer in de woning van [medeverdachte] waar een hoeveelheid harddrugs is aangetroffen en op een kluisje in die kamer. Hier is verder ook geen onderzoek naar gedaan. De raadsman stelt zich op het standpunt dat enkel het op 18 april 2023 opzettelijk aanwezig hebben van 1,45 gram heroïne en 20,65 gram cocaïne bewezen kan worden verklaard.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2.
Nadere bewijsoverweging
Op 18 april 2023 is de verdachte aangehouden nadat verbalisanten hadden gezien dat in de door de verdachte bestuurde auto meerdere personen waren ingestapt en kort daarna weer uitstapten. Ook is gezien dat de verdachte zijn auto parkeerde voor het flatgebouw waarin [medeverdachte] woont, dit flatgebouw inliep en enkele minuten later weer terugkeerde bij zijn auto en wegreed. Tijdens observaties in de dagen voor 18 april 2023 hebben verbalisanten de verdachte meermalen bij de woning van [medeverdachte] gezien.
Na de aanhouding van de verdachte zijn bij zijn fouillering onder meer bolletjes cocaïne en heroïne aangetroffen. Ook is in de auto van de verdachte een sleutelbos aangetroffen, waarover de verdachte heeft verklaard dat dit zijn sleutelbos is. Tijdens de doorzoeking van de woning van [medeverdachte] is een afgesloten kamer aangetroffen. Met één van de sleutels aan de sleutelbos van de verdachte kon deze kamer worden geopend. In deze kamer is onder meer 404,18 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 10,69 gram van een materiaal bevattende heroïne aangetroffen. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij geen sleutel van deze kamer had. Hij herkent de verdachte op een aan hem getoonde foto als [naam] , die deze kamer huurde en aan wie hij een sleutel van die kamer had gegeven. Ook heeft hij verklaard dat de verdachte meermaals per dag bij hem thuis kwam.
De rechtbank ziet geen grond de verklaring van [medeverdachte] onbetrouwbaar of ongeloofwaardig te achten. De verklaring van [medeverdachte] wordt namelijk door andere bewijsmiddelen ondersteund. Tijdens een bezoek aan de woning van [medeverdachte] op 17 april 2023 trof de wijkagent een kamer die op slot zat. [medeverdachte] verklaarde toen dat hij geen sleutel meer had van deze kamer. De verdachte had tijdens zijn aanhouding op 18 april 2023 een sleutel in bezit waarmee de afgesloten kamer in de woning van [medeverdachte] kon worden geopend. Aan de sleutelbos van de verdachte zijn ook twee sleutels aangetroffen die op in deze kamer aangetroffen afgesloten geldkluisjes pasten. Ook hebben verbalisanten waargenomen dat de verdachte meermaals bij de woning van [medeverdachte] is geweest. Daarmee staat vast dat de verdachte niet alleen in het bezit was van een sleutel van een kamer in de woning van [medeverdachte] , maar ook meermalen in die woning is geweest.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank ook het alternatieve scenario - dat het toeval is dat de sleutels aan de sleutelbos van de verdachte op de kamer en in die kamer bevindende geldkluisjes passen omdat deze sleutels op meerdere deuren en kluisjes zouden kunnen passen - niet aannemelijk.
Tot slot overweegt de rechtbank dat zij - anders dan de officier van justitie - van oordeel is dat niet kan worden bewezen dat de verdachte in de periode van 11 april 2023 tot 18 april 2023 opzettelijk een hoeveelheid cocaïne en/of heroïne aanwezig heeft gehad dan wel heeft verwerkt en/of bewerkt, omdat niet kan worden vastgesteld dat in die periode harddrugs in de woning van [medeverdachte] aanwezig was. Op basis van het dossier kan tevens niet worden vastgesteld dat de verdachte op 18 april 2023 de aangetroffen hoeveelheid verdovende middelen in de woning heeft verwerkt en/of bewerkt.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte op 18 april 2023 opzettelijk 20,65 gram cocaïne en 1,45 gram heroïne heeft vervoerd en opzettelijk 424,83 gram cocaïne en 12,14 gram heroïne aanwezig heeft gehad.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 april 2023 te IJmuiden, gemeente Velsen opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, 1,45 gram en 10,69 gram van een materiaal bevattende heroïne en 20,65 gram en 404,18 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B en onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en een geldboete van € 2.230,-.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon en de draagkracht van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van 20,65 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 1,45 gram van een materiaal bevattende heroïne. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van 404,18 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 10,69 gram van een materiaal bevattende heroïne. Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid vormt en in veel gevallen tot verslaving aan het gebruik daarvan leidt. Daarnaast gaat de verspreiding van en handel in cocaïne en heroïne gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder ook levensdelicten, witwassen en ondermijning door criminele netwerken.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 4 september 2023, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder voor een opiumwetdelict onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Op te leggen straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van vier maanden moet worden opgelegd. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een geldboete van € 2.230,- moet worden opgelegd.
7. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten € 2.230,- en een GSM (Apple iPhone), dienen te worden teruggegeven aan de verdachte.

8.Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

8.1.
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling heeft de officier van justitie gevorderd deze geheel toe te wijzen voor een periode van 487 dagen, met aftrek van de tijd tussen de schorsing van de voorwaardelijk invrijheidstelling en de invrijheidstelling, te weten 32 dagen.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af te wijzen.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer in strafzaken van de rechtbank Noord-Holland van 1 december 2020 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), waarvan de tenuitvoerlegging met ingang van 26 januari 2021 is gestart.
De veroordeelde is, gelet op artikel 15 Sr, op 19 september 2022 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De schriftelijke vordering van de officier van justitie van 21 april 2023 strekt ertoe dat de rechtbank de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een periode van 487 dagen zal herroepen, nu de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten in de onderhavige zaak met parketnummer 15/104578-23.
Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk in de vordering, nu de vordering op 21 april 2023 is ontvangen op de griffie van de rechtbank en de grond bevat waarop zij rust.
De rechtbank is van oordeel dat er, gelet op het voorgaande en gelet op de overige inhoud van dit vonnis, grond is de vordering toe te wijzen. Bij voornoemd vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 1 december 2020 is de veroordeelde voor onder meer het handelen in grote hoeveelheden hasjiesj en hennep veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren. Ten aanzien van deze straf is voorwaardelijke invrijheidstelling verleend per 19 september 2022 voor de duur van 487 dagen. In de onderhavige zaak acht de rechtbank bewezen dat de veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben en het opzettelijk vervoeren van cocaïne en heroïne waardoor de veroordeelde zich in de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
23, 24c, 55, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht,
2 en 10 van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
vier (4) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een geldboete van € 2.230,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 32 dagen hechtenis.
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
  • € 2.230,- (omschrijving: 1477495 IBG 18-04-2023);
  • 1 STK GSM (omschrijving: 1477507, Zwart, merk: Apple iPhone).
Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe.
Gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog geheel moet worden ondergaan, te weten voor de duur van 487 dagen.
Bepaalt dat van deze periode 32 dagen zal worden afgetrokken, zijnde de periode gedurende welke de veroordeelde rechtens zijn vrijheid ontnomen is geweest in verband met de schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M.G. Hink, voorzitter,
mr. M.E. Francke en mr. B. Selier, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. P.E.M. Metri,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 november 2023.