ECLI:NL:RBNHO:2023:11769

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
15/183842-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke invoer van heroïne door verdachte zonder vaste woon- of verblijfplaats

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 16 november 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 juli 2023 op Schiphol een koffer met heroïne heeft ingevoerd. De verdachte, geboren in 1956 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van een hoeveelheid heroïne in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij harddrugs naar Nederland vervoerde, omdat hij de inhoud van de koffer niet grondig had onderzocht. De rechtbank heeft het verzoek van de verdediging om een deskundige te benoemen om het percentage heroïne in het preparaat vast te stellen afgewezen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 22 maanden geëist, maar de rechtbank heeft, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn leeftijd en gezondheid, de straf gematigd tot 18 maanden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/183842-23
Uitspraakdatum: 16 november 2023
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 2 november 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1956 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D.C. Smits en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N.D. Groenewoud, advocaat te Nieuw-Vennep, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 juli 2023 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Hiertoe heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de invoer van heroïne, nu hij de inhoud van de koffer onvoldoende heeft onderzocht.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat er geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet. Er is bovendien sprake van afwezigheid van alle schuld waardoor de raadsvrouw heeft verzocht de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. De verdachte ontkent enige wetenschap te hebben gehad van de aanwezigheid van drugs in de koffer die hij heeft vervoerd. De verdachte was in de veronderstelling door ‘ [bedrijf] ’ een baan aangeboden te hebben gekregen waarvoor hij, als koerier, documenten zou moeten bezorgen. De verdachte is onder valse voorwendselen ertoe bewogen om vanuit Texas naar Johannesburg (Zuid-Afrika) te reizen, daar een koffer op te halen en naar Nederland te reizen. De verdachte heeft onderzoek gedaan naar de website van het bedrijf en de verdachte heeft een arbeidsovereenkomst ontvangen. De koffer met daarin de documenten die hij in Zuid-Afrika in ontvangst heeft genomen, heeft hij vluchtig onderzocht. Hoewel de verdachte verantwoordelijk is voor zijn bagage, heeft hij geen reden gehad om te twijfelen aan de inhoud van de koffer. Aan de koffer zijn – ook na onderzoek – geen bijzonderheden gezien.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2.
Bewijsmotivering
De rechtbank stelt vast dat de verdachte op 24 juli 2023 per vliegtuig vanuit Zuid-Afrika op Schiphol is aangekomen. Bij controle van de koffer van de verdachte wordt op een scanbeeld een afwijking in de zijwanden van de koffer gezien. Naar aanleiding daarvan is de koffer nader onderzocht. In de koffer zaten verschillende documenten waaronder een kinderboek ‘Little lost Pinguïn’ en een map ‘Graduation’. Dit boek en deze map waren abnormaal zwaar en te zien was dat de binnenkant van de kaften opnieuw geplakt waren. Hierin zaten pakketten met vermoedelijk harddrugs. Daarnaast is aan de binnenzijde van de zijwand van de koffer een pakket met twee sealbags aangetroffen. Het totaalgewicht van de pakketten is 1,9 kilogram. Na onderzoek door het NFI blijken de pakketten heroïne te bevatten.
De verdachte heeft verklaard dat hij door ene [naam] per e-mail is benaderd met daarin een baanaanbod om documenten te vervoeren voor het bedrijf ‘ [bedrijf] ’. Hierop is de verdachte enkele dagen na het aanbod van Texas naar Zuid-Afrika gevlogen. In Zuid-Afrika heeft de verdachte een koffer in ontvangst genomen van een vrouw die voor het bedrijf ‘ [bedrijf] ’ zou werken. Deze koffer zou hij in Amsterdam moeten afleveren aan een persoon die hij niet kende. De verdachte heeft verklaard dat hij naast de documenten ook persoonlijke spullen (een kinderboek en een map) in deze koffer heeft gezien, maar daar verder geen onderzoek naar heeft gedaan.
Volgens vaste jurisprudentie geldt als uitgangspunt dat iedere passagier die per vliegtuig bagage met zich voert, met de inhoud daarvan bekend is. Bijzondere omstandigheden kunnen meebrengen dat van dat uitgangspunt moet worden afgeweken, maar die omstandigheden doen zich naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak niet voor. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting leidt de rechtbank af dat de verdachte zou worden betaald om te vliegen met een koffer die niet van hem was met daarin diverse documenten betreffende onder meer “climate change” en “covid 19”. Aanvankelijk zou hij betaald worden door een vertegenwoordiger in Japan en zou zijn reisroute naar of via Londen zijn. Kort voor vertrek is de reisroute van de verdachte gewijzigd. Blijkens onderzoek aan de telefoon van de verdachte (dossierpagina’s 40 t/m 57) kreeg hij ook specifieke instructies van meerdere personen over de reis, wat hij voor kleding aan moest trekken en wat hij moest zeggen. Eén van deze instructies hield in dat de verdachte, als de Nederlandse autoriteiten op Schiphol vragen zouden stellen, moest zeggen dat hij op vakantie was. Ook moest hij foto’s sturen van zijn instapkaarten.
Door de koffer en de inhoud daarvan niet te onderwerpen aan een grondig onderzoek of op andere wijze nader onderzoek te doen naar de gang van zaken rondom de koffer en de inhoud daarvan, terwijl daartoe gelet op voornoemde omstandigheden alle aanleiding was, zeker nu daar ook persoonlijke zaken zoals een kinderboek in zaten, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij harddrugs naar Nederland zou vervoeren. Dat de verdachte heeft gesteld dat hij onderzoek heeft gedaan naar het bedrijf waarvoor hij documenten zou vervoeren en niet wist dat er drugs in de koffer zaten, maakt het voorgaande niet anders. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte – in voorwaardelijke zin – opzet heeft gehad op de invoer van de drugs. De rechtbank verwerpt, gelet hierop, het beroep op afwezigheid van alle schuld.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 juli 2023 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om een deskundige te benoemen om het percentage heroïne in het preparaat vast te stellen, nu dit van belang is voor de strafmaat. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat uit het dossier volgt dat het gaat om een preparaat van heroïne en dextromethorfan, althans dat is het vermoeden. Dextromethorfan is uitgezonderd van de Opiumwet. Er blijkt niet wat het percentage heroïne in het preparaat is waardoor het brutogewicht van de heroïne niet kan worden bepaald. Voorts heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is op leeftijd, heeft een fragiele gezondheid en geen justitiële documentatie. Daarnaast heeft de verdachte zich al decennialang ingezet voor de medemens. Ook lijden zijn vrouw en familieleden onder de detentie van de verdachte.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk invoeren van 1,9 kilogram van een materiaal bevattende heroïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. Deze hoeveelheid moet bestemd zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in heroïne gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder levensdelicten, witwassen en ondermijning door criminele netwerken.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 20 september 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder in Nederland is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Vertrekpunt voor straftoemeting
Tot slot heeft de rechtbank bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) meegewogen, waarmee getracht wordt om soortgelijke delicten zoveel als mogelijk gelijk te bestraffen. Deze oriëntatiepunten hebben betrekking op het nettogewicht van het materiaal waarin harddrugs wordt aangetroffen. Uit jurisprudentie kan worden afgeleid dat als middel als bedoeld in lijst I ook heeft te gelden een preparaat dat één of meer van de op deze lijst genoemde substanties bevat. De rechtbank overweegt dat artikel 2 onder A van de Opiumwet niet beperkt is tot zuivere heroïne en het daarom voor de hand ligt dat ook het oriëntatiepunt zich daar niet toe beperkt. Gelet hierop verwerpt de rechtbank het verzoek van de raadsvrouw om een deskundige te benoemen die het percentage heroïne kan vaststellen en gaat zij uit van een nettogewicht van 1,9 kilogram van een materiaal dat heroïne bevat. Voor het invoeren van tussen de 1500 en 2000 gram harddrugs is het uitgangspunt in de LOVS-oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 tot 24 maanden.
Op te leggen straf
Alles afwegende ziet de rechtbank in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om in het voordeel van de verdachte af te wijken van de straf die door de officier van justitie is gevorderd en die ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen wordt opgelegd. Nu de verdachte op leeftijd is en een fragiele gezondheid heeft, zal de rechtbank de op te leggen straf enigszins matigen.
De rechtbank is van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 18 maanden moet worden opgelegd, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
2 en 10 van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Francke, voorzitter,
mr. B. Selier en mr. G.M.G. Hink, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. P.E.M. Metri,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 november 2023.