Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[passagier sub 1]
1.Het procesverloop
2.De feiten
- van Amsterdam-Schiphol Airport naar Jakarta (Indonesië) op 30 maart 2020 en van Jakarta naar Denpasar Bali op 31 maart 2020 (hierna: de heenvlucht);
- van Denpasar Bali naar Jakarta op 15 april 2020 en van Jakarta naar AmsterdamSchiphol op 15 april 2020 (hierna: de terugvlucht).
3.De vordering
- € 1.393,95, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 april 2020 tot aan de dag van gehele voldoening dan wel vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van gehele voldoening;
- € 209,09 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente en de nakosten.
4.Het verweer
5.De beoordeling
uitdrukkelijk toestemmingheeft gegeven om de informatie te ontvangen die wordt meegedeeld door de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert. Een ‘impliciete machtiging’, zoals in het vonnis van de Duitse rechter waarnaar de vervoerder heeft verwezen, is daarom niet voldoende. De passagiers betwisten dat zij toestemming hebben gegeven om aan D-Reizen te betalen, dan wel dat zij D-Reizen opdracht hebben gegeven om hen te vertegenwoordigen bij het verkrijgen van de restitutie. Hier tegenover heeft de vervoerder onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat de passagiers in het onderhavige geval uitdrukkelijk toestemming hebben gegeven aan D-Reizen om de restitutie op grond van de Verordening voor de passagiers in ontvangst te nemen. Artikel 9 van de door D-Reizen gehanteerde algemene voorwaarden, waarnaar de vervoerder heeft verwezen, kan in dit verband niet als uitdrukkelijke toestemming worden aangemerkt. Al met al kan van bevrijdende betaling geen sprake zijn.