ECLI:NL:RBNHO:2021:12687

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 september 2021
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
8687655 \ CV EXPL 20-6614
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot restitutie van ticketprijzen en buitengerechtelijke incassokosten door passagiers van Transavia na annulering van vluchten door coronamaatregelen

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V. wegens de annulering van hun vluchten als gevolg van coronamaatregelen. De passagiers vorderden restitutie van de ticketprijzen, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers een vervoersovereenkomst met Transavia hadden en dat de annuleringen door de coronamaatregelen zijn veroorzaakt. Transavia had aangeboden om de ticketprijzen terug te betalen, maar de passagiers waren van mening dat zij recht hadden op onmiddellijke restitutie en vergoeding van incassokosten. De kantonrechter oordeelde dat Transavia aan haar verplichtingen had voldaan door een deel van de ticketprijzen te restitueren via een tussenpersoon. De vordering tot betaling van de wettelijke rente werd afgewezen, omdat de passagiers niet tijdig om restitutie hadden verzocht. Ook de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat de passagiers onterecht een procedure waren gestart. De proceskosten werden toegewezen aan Transavia, omdat de passagiers ongelijk kregen in hun vordering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8687655 \ CV EXPL 20-6614
Uitspraakdatum: 8 september 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
3.
[passagier sub 3] ,wonende te [woonplaats]
4.
[passagier sub 4], wonende te [woonplaats]
5.
[passagier sub 5],
6.
[passagier sub 6]
beiden wonende te [woonplaats]
7.
[passagier sub 7]
8.
[passagier sub 8]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. R. Bos
rolgemachtigde mr. A.Y. Lai
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen Transavia
gemachtigde mr. M. Reevers

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 17 juli 2020 een vordering tegen Transavia ingesteld. Transavia heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Transavia een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben vervolgens nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Transavia een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan laatstgenoemde de passagiers diende te vervoeren.
2.2.
Als gevolg van de coronamaatregelen zijn de vluchten geannuleerd. Transavia heeft vervolgens ter compensatie een coronavoucher aan de passagiers aangeboden.
2.3.
Transavia heeft per 11 juni 2020 bekend gemaakt dat zij voor alle door Covid-19 geschrapte vluchten de ticketprijs zal terugbetalen, indien dat wordt verzocht door de passagiers.
2.4.
Bij e-mail van 1 juli 2020 heeft de advocaat van Transavia onder meer het volgende aan de gemachtigde van de passagiers geschreven: “(…)
Zoals u weet heeft Transavia haar beleid gewijzigd en restitueert zij betaalde ticketprijzen wanneer die door Covid-19 door haar zijn geannuleerd. Zoals eerder verzocht en aangegeven kunt u claims daartoe eenvoudig per e-mail indienen bij cliënte. Dat u hiertoe thans desalniettemin een procedure voor start, is sinds de beleidswijziging geheel overbodig.(…)”
2.5.
Vervolgens heeft de advocaat van Transavia bij e-mail van 22 juli 2020 de gemachtigde van de passagiers als volgt bericht:
“(…) Transavia heeft reeds aangetoond en aangegeven – door alle betalingen die zijn gedaan in verschillende zaken- dat waar passagiers recht hebben op restitutie, Transavia deze restitutie betaalt. Gezien de enorme aantallen waar Transavia mee te maken heeft, kan het evenwel voorkomen dat restitutie langer duurt dan gebruikelijk. (…) Het is dan ook onnodig en onredelijk dat op dit moment nog door u tot dagvaarden wordt overgegaan, terwijl u weet dat de ticketprijzen van de tickets die geannuleerd zijn door Covid-19 worden terugbetaald. (…) Graag ontvangt Transavia verder een overzicht van u met claims die u bij Transavia heeft ingediend namens de passagiers en waarop u een afwijzend antwoord of nog geen antwoord heeft ontvangen. Bij deze zegt Transavia nogmaals uitdrukkelijk toe dat als passagiers recht hebben op restitutie en deze nog niet betaald is, Transavia deze restitutie zal betalen. (…)”
2.6.
De passagiers en Transavia hebben getracht om tot een minnelijke regeling te komen. Transavia heeft bij e-mail van 10 augustus 2020 een schikkingsvoorstel gedaan ter voldoening van de nog niet betaalde correcte hoofdsom, de deurwaarderskosten en één punt liquidatietarief salaris gemachtigde.
2.7.
De gemachtigde van de passagiers is bij e-mail van 10 augustus 2020 niet akkoord gegaan met het voorstel, onder meer in verband met de buitengerechtelijke incassokosten.
2.8.
Transavia heeft op 20 augustus 2020 een bedrag ter hoogte van € 2.293,89 betaald.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen - na vermindering van eis - dat Transavia bij, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 637,90,
- de wettelijke rente over € 2.650,90 te rekenen vanaf zeven dagen na de annulering, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 390,09 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- een gedeelte van de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente; - de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Transavia vanwege de annulering van de vluchten gehouden is tot restitutie van de vliegtickets binnen zeven dagen na annulering van de vlucht. Passagiers sub en sub 8 hebben nog geen restitutie ontvangen. Transavia dient dan ook nog een bedrag ter hoogte van € 637,90 te voldoen. Daarbij dient Transavia nog de wettelijke rente te vergoeden vanaf zeven dagen na annulering van de vlucht. Transavia is van rechtswege in verzuim vanaf het moment dat de terugbetaling had moeten plaatsvinden. Op grond van artikel 6:83 sub a BW is de wettelijke rente dan ook direct opeisbaar. Voorts hebben de passagiers niet meteen een ‘refund’ van Transavia ontvangen nadat zij hierom vroegen. Zij waren dan ook genoodzaakt om Aviclaim in te schakelen en buitengerechtelijke incassokosten te maken. Deze kosten dient Transavia te vergoeden. Voorts vorderen de passagiers vergoeding van de gemaakte proceskosten.

4.Het verweer

4.1.
Transavia betwist de vordering. Zij voert - kort en zakelijk weergeven - aan dat Transavia vanaf juni 2020 haar beleid heeft gewijzigd en tot restitutie van ticketprijzen is overgegaan. Transavia heeft voorafgaand aan de eerste rolzitting meerdere malen uitdrukkelijk toegezegd dat de nog niet uitbetaalde ticketprijzen zouden worden gerestitueerd, alsmede de tot dan gemaakte kosten voor het opstellen en uitbrengen van de dagvaarding. De procedure is enkel voortgezet omdat de passagiers geen genoegen wilden nemen met een betaling zonder de -volledig onterecht- geclaimde buitengerechtelijke incassokosten. Voorts betwist Transavia dat de wettelijk rente verschuldigd is vanaf zeven dagen na annulering van de vluchten.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De passagiers hebben bij repliek aangegeven hun eis te verminderen met een gedeelte van de hoofdsom en een gedeelte van de proceskosten, totaal ter hoogte van € 2.293,89. Uit het lichaam van de conclusie van de repliek en de akte begrijpt de kantonrechter, alhoewel (zeer) ongelukkig geformuleerd, dat de vordering van passagiers sub 7 en sub 8 ter hoogte van € 637,90, de betaling van de wettelijke rente over de hoofdsom zoals in de dagvaarding staat vermeld en de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten worden gehandhaafd. Uit het verweer van Transavia volgt dat zij dit ook zo heeft begrepen, zodat Transavia niet in haar belangen wordt geschaad door de vordering zoals vermeld onder 3.1. op te nemen.
5.3.
Transavia heeft tegenover de betwisting van de passagiers voldoende onderbouwd dat zij een bedrag ter hoogte van € 608,00 heeft gerestitueerd aan de reisagent van passagiers sub 7 en 8, Otravo B.V. De passagiers stellen vervolgens dat het besluit van Transavia om de terugbetaling via hulppersonen te laten verlopen haar niet ontslaat van haar verantwoordelijkheden. In elk geval niet totdat het geld op de rekening van passagiers sub 7 en 8 staat, aldus de passagiers.
5.4.
Met Transavia is de kantonrechter van oordeel dat Transavia aan haar verplichtingen heeft voldaan door het bedrag ter hoogte van € 608,00 terug te betalen aan de tussenpersoon. De betaling is immers via de tussenpersoon verlopen. Uit de akte van de passagiers begrijpt de kantonrechter dat de betaling inmiddels ook door de passagiers is ontvangen, al zou de betaling pas na datum dagvaarding hebben plaatsgevonden. Dit deel van de vordering wordt dan ook afgewezen.
5.5.
De passagiers stellen dat Transavia op grond van artikel 8 lid 1 sub 1 van de Verordening gehouden is tot betaling van de wettelijke rente vanaf zeven dagen na annulering van de verschillende vluchten. Uit artikel 8 lid 1 sub 1 volgt:
1. Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, krijgen de passagiers de keuze tussen:
a.
a) - volledige terugbetaling van het ticket binnen zeven dagen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7, lid 3, tegen de prijs waarvoor het gekocht was, voor het gedeelte of de gedeelten van de reis die niet zijn gemaakt en voor het gedeelte en de gedeelten die reeds zijn gemaakt indien verder reizen in het licht van het oorspronkelijke reisplan van de passagier geen zin meer heeft, alsmede in voorkomend geval,
- een retourvlucht naar het eerste vertrekpunt bij de eerste gelegenheid;
5.6.
De kantonrechter overweegt dat de Verordening is bedoeld om passagiers beter te beschermen tegen het handelen van luchtvaartmaatschappijen ten aanzien van instapweigeringen, vertragingen en annuleringen, omdat dit voor passagiers ernstige moeilijkheden en ongemak met zich mee brengt. In onderhavige geval is Transavia genoodzaakt geweest om gedurende een bepaalde periode vrijwel alle vluchten te annuleren in verband met maatregelen die zijn genomen door de overheid vanwege de Covid-19 pandemie. Dit heeft zowel voor Transavia als de passagiers ernstige moeilijkheden en ongemak opgeleverd. Met Transavia is de kantonrechter van oordeel dat de Verordening niet in onderhavige situatie heeft voorzien. Dit volgt ook uit artikel 8 van de Verordening. Immers krijgen passagiers bij annulering van een vlucht de keuze tussen terugbetaling van de vliegticket indien verder reizen in het licht van het oorspronkelijke reisplan geen zin meer heeft of een nieuwe vlucht. Uit het artikel volgt niet op welk moment de termijn van zeven dagen begint te lopen. In geval van annulering op initiatief van de luchtvaartmaatschappij zal dit vaak dezelfde dag zijn, de dag van de vlucht.
5.7.
Aangezien de passagiers een keuze krijgen zal de termijn, zoals Transavia ook aanvoert, niet eerder kunnen aanvangen dan wanneer de passagier zijn of haar keuze kenbaar heeft gemaakt bij Transavia. Dat de passagiers in onderhavige geval geen mogelijkheid had om voor een alternatieve vlucht te kiezen, omdat er niet mocht worden gevlogen, doet hier niet aan af. De wettelijke rente is dan ook niet toewijsbaar vanaf zeven dagen na annulering van de vluchten. Gesteld noch gebleken is op welk moment de passagiers voor het eerst expliciet hebben verzocht om de betaling van de betaling van de vliegtickets te restitueren.
5.8.
De passagiers vorderen subsidiair om de wettelijke rente toe te wijzen vanaf de datum van ingebrekestelling. De kantonrechter begrijpt dat Transavia een beroep doet op de redelijkheid en billijkheid. Transavia voert daartoe aan dat een redelijke termijn aan Transavia moet worden geboden om aan het verzoek van de passagiers te voldoen, waarbij ook speelt dat -in eerste instantie vanuit de overheid gerechtvaardigd- vouchers aan de passagiers waren verstrekt, welke in sommige gevallen ook alweer waren ingezet. Het uitzoeken, administreren en uitbetalen van de juiste ticketprijzen - vaak onderdeel van een pakketreis of een retourvlucht- welke niet alleen door een claimbureau maar ook door de passagier zelf of een reisagent -dubbel- worden geclaimd, op de juiste wijze en niet dubbel of bovenmatig uitbetalen, kost enige tijd, aldus Transavia. Deze enorme vloed aan aanvragen tot restitutie in de Covid-19 pandemie geven reden tot coulance. In onderhavige geval is in de periode van 2 juni tot en met 5 juni 2020 voor het eerst - en enige- keer concreet om terugbetaling verzocht. Transavia heeft op 20 augustus 2020 de resterende ticketprijzen gerestitueerd, een betalingstermijn van drie maanden is -gezien de omstandigheden- buitengewoon redelijk, aldus nog steeds Transavia.
5.9.
De kantonrechter is van oordeel dat Transavia een geslaagd beroep op de redelijkheid en billijkheid kan doen. Reeds is overwogen dat de Verordening niet heeft voorzien in een situatie dat alle luchtvaartmaatschappijen alle vluchten gedurende een periode moeten annuleren. Daarbij wordt ook een betalingstermijn van veertien dagen – de betaaltermijn zoals gegeven in de aanmaning- nadat Transavia bekend is geworden met de keuze van de passagier, onder de bovengenoemde omstandigheden niet redelijk geacht. Niet in geschil is dat de passagiers Transavia in de periode tussen 2 juni tot en met 5 juni 2020 hebben aangemaand om tot betaling over te gaan en dat partijen 10 augustus 2020 in het kader van schikkingsonderhandelingen contact met elkaar hebben gehad, waarna de betaling ten aanzien van de restitutie van de vliegtickets op 20 augustus 2020 is verricht. Dit betekent dat Transavia binnen drie maanden heeft getracht om de gehele vordering te voldoen. De vordering tot betaling van de wettelijke rente over de reeds betaalde vordering tot restitutie van de vliegtickets zal dan ook worden afgewezen.
5.10.
De passagiers vorderen € 390,09 aan buitengerechtelijke incassokosten. Dit bedrag is berekend naar aanleiding van de bij dagvaarding gevorderde hoofdsom van € 2.650,90. Volgens vaste rechtspraak is voor vergoeding van kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:96 lid 2, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), vereist dat:
(a) een conditio sine qua non-verband bestaat tussen de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis en de kosten;
(b) de kosten in zodanig verband staan met die gebeurtenis dat zij, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, aan de aansprakelijke persoon kunnen worden toegerekend;
(c) het redelijk was om in verband met een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van die gebeurtenis deskundige bijstand in te roepen; en
(d) de daartoe gemaakte kosten redelijk zijn.
Voor vergoeding van de hier bedoelde kosten is echter niet vereist dat uiteindelijk komt vast te staan dat schade is geleden (vgl. HR 12 april 2019 ECLI:NL:HR:2019:590). Volgens de Hoge Raad zijn er immers gevallen denkbaar waarin de benadeelde deze kosten als gevolg van de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis maakt in de redelijke veronderstelling dat hem in verband daarmee een bepaalde vordering toekomt. De vraag in hoeverre de kosten die de benadeelde aldus heeft gemaakt op de voet van artikel 6:96 lid 2 BW voor vergoeding in aanmerking komen, dient aan de hand van de hiervoor vermelde maatstaf te worden beantwoord met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, zoals de vraag of er verweer is gevoerd of is te verwachten en de door partijen ingenomen standpunten.
5.11.
De kantonrechter is van oordeel dat de passagiers gelet op het gevoerde verweer de in het geding zijnde kosten in redelijkheid niet van Transavia kunnen vorderen. De gemachtigde van de passagiers heeft per passagier dan wel per stel passagiers één brief geschreven in de periode tussen 2 juni tot en met 5 juni 2020. Vanaf 1 juli 2020 is uitdrukkelijk aan de gemachtigde van de passagiers (in meerdere zaken) bevestigd dat tot uitbetaling van de vliegtickets wordt overgegaan. Dat de uiteindelijke uitbetaling niet direct heeft plaatsgevonden, is onder de omstandigheden begrijpelijk. De passagiers hebben vervolgens Transavia op 17 juli 2020 gedagvaard. Er was dan ook geen grond voor de passagiers om de procedure te starten. Transavia heeft uitdrukkelijk voor datum dagvaarding verklaard dat zij de ticketprijzen zou gaan terugbetalen. De vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten wordt dan ook eveneens afgewezen.
5.12.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen. Aangezien Transavia onnodig op kosten is gejaagd, na meerdere malen te hebben toegezegd de hoofdsom (en een deel van de proceskosten) te gaan betalen, ziet de kantonrechter aanleiding om het liquidatietarief toe te passen op de vordering zoals vermeld in de dagvaarding, te weten € 218,00 per punt. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Transavia worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Transavia worden vastgesteld op een bedrag van € 436,00 aan salaris van de gemachtigde van Transavia en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 109,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door Transavia worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter