ECLI:NL:RBNHO:2023:11684

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
10659975 \ CV EXPL 23-3580
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van pensioenpremies en toewijzing van wettelijke rente en incassokosten

In deze zaak vordert eiseres betaling van gedaagde van maandelijkse pensioenpremies. De kantonrechter heeft de vordering toegewezen, omdat partijen een afspraak hadden gemaakt waarbij gedaagde maandelijks een pensioenuitkering aan eiseres dient te betalen. Gedaagde is echter nalatig geweest in de betaling van deze premies. Naast de hoofdsom heeft de kantonrechter ook de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. De kantonrechter heeft echter een nieuwe berekening van de hoofdsom gemaakt, omdat eiseres een fout had gemaakt in haar berekeningen.

Het proces begon met een dagvaarding van eiseres op 4 augustus 2023, waarna gedaagde mondeling heeft geantwoord. Eiseres heeft haar vordering vervolgens schriftelijk vermeerderd en verminderd, waarop gedaagde weer schriftelijk heeft gereageerd. De feiten van de zaak tonen aan dat eiseres en gedaagde ooit gehuwd zijn geweest, maar dat het huwelijk in 1994 is beëindigd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde gehouden is om de maandelijkse pensioenuitkeringen te betalen, maar gedaagde betwistte de vordering en stelde dat hij alles had betaald. De kantonrechter kon echter niet uitgaan van de door gedaagde gestelde betalingen, omdat hij geen bewijs had overgelegd.

De kantonrechter heeft de vordering van eiseres tot betaling van € 1.495,66 toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 4 augustus 2023. Daarnaast is gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die door de kantonrechter zijn vastgesteld op een totaalbedrag van € 719,84. De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de vordering voor het overige is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10659975 \ CV EXPL 23-3580 (PA)
Uitspraakdatum: 22 november 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: ABC Incasso BV
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: [gemachtigde]
De zaak in het kort
Eiseres vordert betaling van gedaagde van maandelijkse pensioenpremies. De kantonrechter wijst de vordering toe. Partijen hebben namelijk afgesproken dat gedaagde maandelijks een pensioenuitkering aan eiseres betaalt en gedaagde is nalatig gebleven met de betaling van die premies. Ook de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De kantonrechter maakt wel een nieuwe berekening van de hoofdsom omdat eiseres een foute berekening heeft gemaakt.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 4 augustus 2023 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling geantwoord.
1.2.
[eiseres] heeft hierop schriftelijk gereageerd en haar vordering vermeerderd en verminderd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] zijn gehuwd geweest. Het huwelijk is op [datum] 1994 beëindigd.
2.2.
De brief van 15 september 1994 van Cikot & Stoop advocaten luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Volgens afspraak leg ik jegens u vast hetgeen partijen zijn overeengekomen bij de bespreking mijnent op j.l. maandag alsook hetgeen zij hebben afgesproken over de verdere gang van zaken.(…)De vereffening van de pensioenrechten zal plaatsvinden uit iedere maandelijkse pensioenuitkering aan de man en volgens actuariële berekening van de betreffende pensioen-assuradeur.(…)”

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiseres] vordert, na vermeerdering en vermindering van eis dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 1.665,58.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] op grond van de tussen partijen overeengekomen afspraken maandelijks een pensioenuitkering van € 139,92 aan [eiseres] dient te betalen. [gedaagde] is in gebreke gebleven met de betaling daarvan. [gedaagde] heeft tot en met juni 2023 een bedrag van € 1.818,96 onbetaald gelaten. Naast betaling van dit bedrag maakt [eiseres] aanspraak op de wettelijke rente, die tot 4 augustus 2023 € 46,17 bedraagt, en de buitengerechtelijke kosten van
€ 330,13 inclusief btw. Daarnaast vordert [eiseres] een bedrag van € 139,92, zijnde de termijn over juli 2023. Op deze bedragen strekt € 979,44 in mindering. Dit bedrag is door [gedaagde] voldaan nadat de vordering uit handen is gegeven aan de gemachtigde van [eiseres] . [eiseres] vordert bij conclusie van repliek ook de onbetaalde termijnen over de periode van juli tot en met september 2023, zijnde een bedrag van in totaal € 419,76. Op deze bedragen strekt € 139,92 in mindering, welk bedrag [gedaagde] op 2 september 2023 heeft betaald.
3.3.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij erkent de gemaakte afspraken maar stelt dat alles inmiddels is betaald. [gedaagde] maakt verder bezwaar tegen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. Hij stelt voor om 50% van de buitengerechtelijke incassokosten te betalen.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] betwist de door partijen gemaakte afspraken niet. [gedaagde] is daarom gehouden maandelijks een pensioenuitkering aan [eiseres] te betalen. Bij conclusie van dupliek stelt [gedaagde] dat de verschuldigde maandelijkse pensioenbedragen zijn of waren betaald. [gedaagde] heeft van de door hem gestelde betalingen geen betaalbewijzen overgelegd. De kantonrechter kan daarom niet van uitgaan van de door hem gestelde betalingen. [gedaagde] zal daarom worden veroordeeld tot betaling van de maandelijkse pensioenbedragen vanaf april 2022 tot en met september 2023. Voor zover [eiseres] inmiddels nog meer betalingen heeft ontvangen die in mindering strekken op voormelde pensioenachterstand, dienen deze betalingen vanzelfsprekend in mindering te strekken op het op grond van dit vonnis te betalen bedrag.
4.2.
De kantonrechter merkt daarbij op dat bij de door [eiseres] gemaakte berekeningen kennelijke rekenfouten zijn gemaakt. Bij dagvaarding vordert [eiseres] de niet betaalde termijnen tot en met juni 2023 ter hoogte van € 1.818,86 en de termijn over juli 2023, zijnde een bedrag van € 139,92. Bij conclusie van repliek vordert [eiseres] de termijn over juli 2023 nog een keer. [gedaagde] is op zich dus tot en met september 2023 € 2.238,72 aan hoofdsom verschuldigd (€ 1.818,96 + € 139,92 + € 419,76 – € 139,92).
4.3.
Daarnaast moet [gedaagde] de wettelijke rente (tot 4 augustus 2023 berekend op € 46,17) betalen, omdat [gedaagde] niet op tijd heeft betaald. [gedaagde] heeft de vordering van de rente vanaf 4 augustus 2023 niet gewijzigd. De kantonrechter zal de verdere rente daarom toewijzen, zoals gevorderd, over € 979,44.
4.4.
Ook de buitengerechtelijke incassokosten moet [gedaagde] betalen. Een schuldenaar die een natuurlijk persoon is en die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, zoals [gedaagde] , is een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd als de schuldeiser eerst een aanmaning heeft gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW), de zogenoemde ‘veertiendagenbrief’. De kantonrechter stelt vast dat de brief van (de gemachtigde van) [eiseres] van 1 juli 2023 op zichzelf voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Dat is door [gedaagde] ook niet betwist. De buitengerechtelijke incassokosten van € 330,13 (inclusief btw), die overeenstemmen met het tarief zoals vervat in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, zijn dan ook toewijsbaar.
4.5.
[gedaagde] heeft na aanmaning een bedrag betaald. Omdat [eiseres] zijn vordering wegens die betaling heeft verminderd met € 979,44, gaat de kantonrechter ervan uit dat er € 979,44 is betaald. Verder heeft [gedaagde] op 2 september 2023 een bedrag van € 139,92 betaald. Dat is in totaal € 1.119,36, welk bedrag in mindering strekt op de toewijsbare vordering van € 2.615,02. Het bedrag zal conform artikel 6:44 van het Burgerlijk Wetboek (BW) eerst in mindering strekken op de kosten en daarna op de hoofdsom. De kantonrechter zal dan ook [gedaagde] veroordelen om nog aan [eiseres] te betalen een bedrag van
€ 1.495,66, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals na te melden.
4.6.
Omdat betaling uitbleef, is de kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] in redelijkheid heeft kunnen besluiten om [gedaagde] te dagvaarden. De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij merendeels ongelijk krijgt. [eiseres] vordert daarnaast veroordeling van [gedaagde] in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak [1] levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De kantonrechter zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 1.495,66, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 979,44vanaf 4 augustus 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 107,84
griffierecht € 214,00
salaris gemachtigde € 398,00 ;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.