In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland geoordeeld over de onttrekking van een minderjarige aan het wettig gezag door de verdachte, de moeder van het kind. De verdachte heeft haar tweejarige zoon op 26 juni 2022 opgehaald bij de vader en is met hem naar Parijs gereisd, met de intentie om naar Egypte te vliegen. De vader had geen toestemming gegeven voor deze reis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en de vader gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenden, wat betekent dat de vader toestemming moest geven voor de reis. De rechtbank heeft de verklaring van de verdachte dat zij toestemming had gekregen van de vader als ongeloofwaardig terzijde geschoven, omdat zij inconsistenties vertoonde in haar verklaringen over de toestemming en de aanvraag van een Egyptisch paspoort voor haar zoon. De rechtbank heeft het feit bewezen verklaard dat de verdachte opzettelijk haar minderjarige zoon heeft onttrokken aan het wettig gezag, in strijd met artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 dagen, gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat deze onvoldoende was onderbouwd.