ECLI:NL:RBNHO:2023:1167

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
10129998 \ CV EXPL 22-3569
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schadevergoeding wegens non-conformiteit van een auto en verzuim

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. A.H.H.M. Roelofs, een vordering ingesteld tegen gedaagde, vertegenwoordigd door mr. M. Helmstrijd, wegens schadevergoeding als gevolg van non-conformiteit van een auto die eiser in mei 2022 van gedaagde heeft gekocht. Eiser heeft de auto gekocht voor € 15.100,00, maar heeft na enkele maanden gebreken geconstateerd, waaronder rookontwikkeling en een defect roetfilter. Eiser heeft de auto niet teruggebracht naar gedaagde voor herstel, maar naar een andere dealer, wat gedaagde de kans ontnam om de gebreken te verhelpen.

De kantonrechter oordeelt dat gedaagde niet in verzuim is gekomen, omdat eiser gedaagde niet in de gelegenheid heeft gesteld om de gebreken te herstellen. De vordering van eiser tot schadevergoeding wordt afgewezen, omdat de kantonrechter van mening is dat eiser niet heeft voldaan aan de vereisten voor het inroepen van schadevergoeding. Eiser had gedaagde de kans moeten geven om de auto te repareren voordat hij aanspraak kon maken op schadevergoeding. De kantonrechter wijst de vordering af en veroordeelt eiser tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10129998 \ CV EXPL 22-3569
Uitspraakdatum: 16 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser] h.o.d.n. [bedrijfsnaam 1]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. A.H.H.M. Roelofs
tegen
[gedaagde] h.o.d.n. [bedrijfsnaam 2]
zaakdoende te [plaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. M. Helmstrijd
De zaak in het kort
Deze zaak gaat over de vraag of de door verkoper aan koper verkochte auto non-conform is en zo ja, of de verkoper daarvoor aan koper een schadevergoeding moet betalen.
De kantonrechter oordeelt dat het garagebedrijf geen schadevergoeding hoeft te betalen, omdat de koper het garagebedrijf niet in de gelegenheid heeft gesteld de gestelde gebreken aan de auto te herstellen waardoor het garagebedrijf niet in verzuim is komen te verkeren. De vordering van de koper wordt daarom afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 29 september 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 16 januari 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eiser] heeft op de zitting een akte wijziging van eis overgelegd. Daarnaast heeft [eiser] voorafgaand aan de zitting bij e-mail van 14 januari 2023 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft in mei 2022 van [gedaagde] een Iveco Daily 35S14v Automaat met kenteken [kenteken] (hierna te noemen: ‘de auto’) gekocht tegen betaling van een bedrag van € 15.100,00 en onder inruil van een Ford Transit.
2.2.
Op 1 juni 2022 heeft [eiser] telefonisch aan [gedaagde] gemeld dat er rook uit de auto kwam. De dag erna heeft [eiser] telefonisch laten weten dat mogelijk het roetfilter van de auto niet goed zou zijn.
2.3.
Op 3 juni 2021 heeft [eiser] [gedaagde] telefonisch bericht dat hij zijn auto bij een andere Iveco dealer had gebracht voor een controle. Naar aanleiding van dit contact heeft [gedaagde] [eiser] diezelfde dag een e-mail gestuurd. In deze e-mail is, voor zover van belang, het volgende opgenomen.
‘Eergisteren belde u mij, dat de auto rookte. Toen heb ik u gevraagd om de auto bij ons langs te brengen zodat we hem kunnen nakijken.
Dit heeft u niet gedaan.
Gisteren belde u weer dat waarschijnlijk het roetfilter niet goed was.
Nogmaals verzocht ik u de auto langs te brengen.
We hadden een afspraak aankomende dinsdag 7 juni, dan zou u de Iveco neerzetten en wij hem nakijken.
Ik heb u een gratis leenbus met trekhaak aangeboden.
Helaas belt u vandaag af en heeft u zonder overleg de auto bij de Iveco dealer neergezet. Dit is voor uw eigen kosten en verantwoording.
Wij moeten de kans krijgen van de klant om de auto zelf te herstellen, mits nodig, dus nogmaals het verzoek om de auto bij ons neer te zetten aankomende dinsdag.’
2.4.
[eiser] heeft de auto niet bij [gedaagde] gebracht.
2.5.
Op 23 juni 2022 heeft de gemachtigde van [eiser] [gedaagde] een brief gestuurd, waarin voor zover van belang, het volgende is opgenomen,
‘Begin juni jl. heeft cliënte u laten weten dat de Iveco Daily niet lekker liep en er rook uit de motorkap kwam. Hoewel u toen heeft gevraagd om de auto te brengen, zodat u die kunt nakijken, vond client het gezien voornoemde gebreken niet veilig en verantwoord om daarvoor helemaal naar u te rijden. Cliënt heeft er om die reden voor gekozen om de auto naar de dichtstbijzijnde Iveco-dealer te brengen. Aldaar is gebleken dat niet alleen de roetfilter niet goed functioneerde en de katalysator compleet leeggehaald is, maar ook dat er een ‘ouder’ en ander motorblok (euro-5 i.p.v. euro-6) in zit dan het bouwjaar van de auto.
Het zal u niet verbazen dat cliënt inmiddels het vertrouwen in uw deskundigheid en professionaliteit volledig kwijt is. In dat geval hoeft cliënt eventueel herstel niet door u te laten verzorgen, maar zou hij dat door een deskundige kunnen laten verrichten en de kosten daarvan op u kunnen verhalen.
Cliënt kiest er echter voor om de met u gesloten overeenkomst partieel te ontbinden, zulks alleen wat betreft de door u verkochte en geleverde Iveco Daily betreft. Het rechtsgevolg hiervan is dat u deze Iveco Daily dient terug te nemen en het daarvoor door cliënt betaalde bedrag (€ 18.900,- exclusief btw) dient terug te betalen.’
2.6.
Bij e-mail van 15 juli 2022 heeft de gemachtigde van [eiser] [gedaagde] bericht dat de vordering tot nakoming van de overeenkomst wordt omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding. [eiser] heeft de auto verkocht aan een derde.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser] vordert, nadat zij haar vordering heeft gewijzigd, primair op grond van art. 6:74 jo. art. 6:87 Burgerlijk Wetboek (BW) en subsidiair op grond van art: 6:265 jo. art. 6:277 BW dan wel rechtstreeks op grond van art. 6:74 BW dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 11.561,71, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 juli 2022 en buitengerechtelijke incassokosten van € 890,62. Tot slot vordert [eiser] dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van de proces- en nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de met [eiser] gesloten overeenkomst, doordat de door [gedaagde] geleverde auto gebrekkig was, althans niet van de kwaliteit was die [eiser] mocht verwachten. [gedaagde] is daarom verplicht de schade die [eiser] als gevolg daarvan heeft geleden te vergoeden. Deze schade bestaat uit herstelkosten die [eiser] heeft moeten maken van € 1.161,71 en de waardevermindering van de auto door de gebreken, zijnde een bedrag van € 10.400,00. Omdat [gedaagde] tekort is geschoten en [eiser] zijn vordering uit handen heeft moeten geven, is [gedaagde] ook buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente aan [eiser] verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat [eiser] de overeenkomst op 23 juni 2022 partieel heeft ontbonden. Deze ontbinding staat aan een vordering tot betaling van vervangende schadevergoeding in de weg. Verder betwist [gedaagde] dat hij tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. [eiser] kocht de auto ‘as it is, where it is’ en heeft geen garantiepakket afgesloten. De gestelde gebreken, die overigens worden betwist, doen daarom niet ter zake en rechtvaardigen geen vergoeding van schade. Bovendien geldt dat, als er al sprake was van een tekortkoming, [eiser] aan [gedaagde] de gelegenheid had moeten bieden de auto te herstellen. Nu hij dit niet heeft gedaan, is een schadevergoeding niet aan de orde.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] vordert, nadat hij zijn vordering op de zitting heeft gewijzigd, primair schadevergoeding op grond van art. 6:74 jo 6:87 Burgerlijk Wetboek (BW) en subsidiair op grond van art. 6:265 jo. art. 6:277 BW dan wel op grond van art. 6:74 BW. Los van de vraag of [eiser] op grond van deze wettelijke bepalingen aanspraak kan maken op schadevergoeding, geldt dat voor toekenning van schadevergoeding op basis van voorgaande artikelen is vereist dat vast komt te staan dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de met [eiser] gesloten koopovereenkomst. Bij de beoordeling of er sprake is van een tekortkoming is van belang wat partijen zijn overeengekomen. Om dit vast te stellen is niet alleen de tekst van de overeenkomst van belang, maar ook de betekenis die partijen in dat kader over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en wat zij in dat kader redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.2.
Partijen verschillen van mening of [gedaagde] al dan niet tekort is geschoten. Volgens [eiser] is dit wel het geval, omdat het roetfilter niet goed functioneerde, de katalysator was leeggehaald en het motorblok van de auto ouder is dan het bouwjaar van de auto. [gedaagde] betwist deze gebreken en betwist ook dat deze gestelde gebreken een tekortkoming opleveren. [gedaagde] voert in dit verband aan dat [eiser] de auto heeft gekocht in de staat waar die zich in bevond en geen garantiepakket heeft afgesloten.
4.3.
Gezien de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] kan de kantonrechter op dit moment niet vaststellen of en zo ja in welke mate [gedaagde] tekort is geschoten. De kantonrechter gaat er echter, gelet op het navolgende, veronderstellende wijs van uit dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De vordering tot het betalen van schadevergoeding zal echter worden afgewezen, omdat [eiser] [gedaagde] niet in de gelegenheid heeft gesteld eventuele gebreken te herstellen en [gedaagde] daardoor niet in verzuim is komen te verkeren. De kantonrechter zal dit hierna verder uitleggen.
4.4.
Uit de artikelen 6:74 BW, 6:89 BW en 6:265 BW jo. 6:277 BW vloeit voort dat, voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, de bevoegdheid om een vordering tot nakoming om te zetten in vervangende schadevergoeding of om een overeenkomst te ontbinding en vervolgens aanspraak te maken op schadevergoeding, pas ontstaat als de schuldenaar in verzuim is. In artikel 6:82 lid 1 BW is bepaald dat een schuldenaar in verzuim komt als hij, door middel van een schriftelijke aanmaning waarin hem een redelijke termijn tot nakoming wordt gegeven, in gebreke wordt gesteld en nakoming binnen die termijn uitblijft.
4.5.
Onvoldoende gesteld of gebleken is dat nakoming van de overeenkomst door [gedaagde] blijvend dan wel tijdelijk onmogelijk was. Dit betekent dat [eiser] alleen aanspraak kan maken op schadevergoeding als [gedaagde] in verzuim is komen te verkeren. [eiser] heeft naar aanleiding van de door hem geconstateerde gebreken weliswaar telefonisch contact opgenomen met [gedaagde] , maar hij heeft er vervolgens zonder overleg met [gedaagde] voor gekozen zijn auto naar de dichtstbijzijnde Iveco dealer te brengen en heeft daar reparatiewerkzaamheden aan de auto laten verrichten. [eiser] heeft dus niet, zoals de wet voorschrijft, [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om eventuele gebreken te herstellen. Door [eiser] is betoogd dat [gedaagde] in ieder geval vanaf 22 juli 2022 in verzuim verkeert, maar dit betoog faalt. In de e-mail die de gemachtigde van [eiser] op 22 juli 2022 aan [gedaagde] heeft gestuurd is alleen medegedeeld dat [eiser] zijn vordering tot nakoming omzet in een vordering tot vervangende schadevergoeding. Ook middels deze e-mail is [gedaagde] dus niet in de gelegenheid gesteld om gebreken te herstellen. [gedaagde] is dan ook niet in verzuim komen te verkeren.
4.6.
Dat [eiser] de auto naar de dichtstbijzijnde Iveco dealer heeft gebracht, omdat het volgens hem niet verantwoord was naar [gedaagde] te rijden, maakt het voorgaande niet anders. Indien [eiser] het onverantwoord vond met de auto te rijden dan had hij hier in ieder geval overleg over moeten hebben met [gedaagde] . [gedaagde] had dan bijvoorbeeld aan kunnen bieden de auto op te halen of om naar [eiser] toe te komen. Door de auto zonder overleg met [gedaagde] naar een andere dealer te brengen, is [gedaagde] de mogelijkheid ontnomen om een passende oplossing te zoeken. Ook aan het verweer van [eiser] dat hij de auto naar een andere Iveco dealer heeft gebracht, omdat hij geen vertrouwen meer had in [gedaagde] , gaat de kantonrechter voorbij. De enkele omstandigheid dat de auto gebreken vertoonde, is onvoldoende om aan te nemen dat [gedaagde] onbetrouwbaar of niet vakkundig genoeg was de gebreken te herstellen.
4.7.
Het voorgaande maakt dat [gedaagde] niet in verzuim is komen te verkeren en [eiser] daarom geen aanspraak kan maken op schadevergoeding. De vordering van [eiser] zal dan ook worden afgewezen. Omdat de vordering wordt afgewezen zullen de door [eiser] ingestelde nevenvorderingen, die onder andere zien op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente, eveneens worden afgewezen.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt. [gedaagde] maakt daarnaast ook aanspraak op nakosten. Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De kantonrechter zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 746,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde] .
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Kanninga-Jonker en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter