ECLI:NL:RBNHO:2023:11575

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
C/15/339309 / JU RK 23-677
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met focus op toekomstperspectief en contactherstel

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 oktober 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige belang heeft bij duidelijkheid over haar toekomst en dat de gecertificeerde instelling (GI) een perspectiefbesluit heeft genomen. Dit besluit is van belang voor het contactherstel tussen de minderjarige en haar vader, maar vereist dat de vader de goede bedoelingen van de omgeving van de minderjarige erkent.

De rechtbank heeft de procedure gevolgd en de relevante stukken in overweging genomen, waaronder eerdere beschikkingen en e-mailcorrespondentie van de vader. De rechtbank heeft vastgesteld dat de situatie van de minderjarige ongewijzigd is gebleven en dat er nog steeds geen contact is tussen haar en de vader. De vader heeft niet meegewerkt aan de noodzakelijke hulpverlening en heeft geen stappen ondernomen om de ontwikkeling en het welzijn van de minderjarige voorop te stellen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van de minderjarige noodzakelijk zijn voor haar verzorging en opvoeding. De rechtbank heeft het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing voor de duur van negen maanden toegewezen. De rechtbank heeft de vader niet gevolgd in zijn verzoek tot beëindiging van de ondertoezichtstelling, aangezien het belang van de minderjarige voorop staat. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugd
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/339309 / JU RK 23-677
Datum uitspraak: 2 oktober 2023
Beschikking van de meervoudige kamer over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
hierna te noemen de GI,
gevestigd te Haarlem,
over de minderjarige:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , hierna te noemen [de minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] ,
[de pleegvader],
hierna te noemen de pleegvader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 21 juni 2023 en de daarin vermelde stukken;
  • de e-mailberichten van de vader van 11 juli 2023;
  • het e-mailbericht van de vader van 12 juli 2023;
  • het e-mailbericht van de vader van 21 juli 2023;
  • de brief, met bijlagen, van de GI van 18 augustus 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 16 augustus 2023;
  • het e-mailbericht van Nuhoff psychotherapeuten aan de GI van 30 augustus 2023, overgelegd door de GI op 31 augustus 2023;
  • het e-mailbericht, met bijlagen, van de vader van 1 september 2023;
  • de e-mailberichten van de vader van 4 september 2023.
1.2.
Bij voornoemde beschikking van 21 juni 2023 heeft de kinderrechter – voor zover hier van belang – de duur van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] en van de machtiging tot haar uithuisplaatsing bij de pleegvader verlengd tot 6 oktober 2023 en de behandeling van het verlengingsverzoek van de GI voor het overige aangehouden tot een nadere zitting van de meervoudige kader van deze rechtbank.
1.3.
Op 4 september 2023 heeft de meervoudige kamer de mondelinge behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen en gehoord:
  • de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] ;
  • de pleegvader.
De vader is, met bericht van afwezigheid, niet ter zitting verschenen.
1.4.
De rechtbank heeft [de minderjarige] naar haar mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de voorzitter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter kort samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.Het resterende verzoek

2.1.
Op verzoek van de kinderrechter heeft de GI de rechtbank op 16 augustus 2023 schriftelijk bericht over de actuele stand van zaken. De rechtbank begrijpt uit dit bericht dat de situatie in de afgelopen twee maanden niet is gewijzigd in die zin dat er nog steeds geen contact is tussen [de minderjarige] en de vader, de samenwerking tussen de vader en de GI zeer stroef blijft verlopen en dat de vader nog steeds niet meewerkt aan de nodige hulpverlening. Uit de bijgevoegde rapportage van de pleegzorgbegeleider van de pleegvader vanuit Kenter Jeugdhulp van 25 juli 2023 blijkt dat de pleegzorg geen signalen ziet van ouderverstoting en dat de pleegvader als een bekwame pleegouder wordt gezien, die in staat is voor [de minderjarige] te zorgen, haar op te voeden, bij haar emotioneel aan weet te sluiten en zijn verantwoordelijkheid als pleegvader pakt.
2.2.
De GI heeft ter zitting van 4 september 2023 desgevraagd aangegeven het resterende verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en van de uithuisplaatsing voor de duur van negen maanden te handhaven, alsmede haar standpunt dat het toekomstperspectief van [de minderjarige] niet bij de vader ligt maar bij de pleegvader en dat er geen zicht is op terugplaatsing bij de vader. De GI verwacht dat de uitkomst van het onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming naar een gezagsbeëindigende maatregel eind september 2023 bekend zal worden.

3.De nadere standpunten van belanghebbenden

3.1.
De vader heeft in zijn e-mailberichten van 11 juli, 12 juli en 1 september 2023 te kennen gegeven dat hij het niet eens blijft met de verzochte verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van [de minderjarige] en met de beslissing van de GI dat het toekomstperspectief van [de minderjarige] niet bij hem ligt.
3.2.
De pleegvader heeft ter zitting van 4 september 2023 aangegeven achter het verzoek van de GI te staan en bereid te zijn de zorg voor [de minderjarige] te blijven dragen.

4.De verdere beoordeling

4.1.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat de situatie van [de minderjarige] sinds de beschikking van 21 juni 2023 ongewijzigd is gebleven en dat zij nog steeds zodanig opgroeit dat zij ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De concrete ontwikkelingsbedreiging bestaat nog steeds uit het feit dat [de minderjarige] al langere tijd geen contact heeft met haar vader, dat zij klem zit tussen de vader en de familie moederszijde als gevolg van de verstoorde verstandhouding tussen hen en dat zij er onder lijdt dat haar perspectief niet duidelijk is bepaald. De vader sluit niet aan bij de behoeftes van [de minderjarige] ; hij kan zich niet in haar verplaatsen, respecteert haar en haar omgeving niet en duwt haar door zijn manier van handelen steeds verder van hem af. Daardoor voelt [de minderjarige] geen ruimte voor contactherstel.
4.2.
De rechtbank constateert dat de vader meerdere kansen niet heeft benut om te laten zien dat de ontwikkeling, de belangen en het welzijn van [de minderjarige] voor hem voorop staan en dat hij in het belang daarvan bereid is de nodige hulp te accepteren en zijn medewerking daaraan te verlenen. De vader heeft tot op heden nog steeds niet gereageerd op de brief die [de minderjarige] begin van dit jaar aan hem schreef en hij heeft in tegenstelling tot [de minderjarige] en de familie moederszijde niet meegewerkt aan de systeemtherapie en aan het perspectiefonderzoek. De rechtbank concludeert daarom dat de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is niet wordt geaccepteerd. De vader heeft onvoldoende oog voor de ontwikkelingsbehoeften van [de minderjarige] , lijkt niet in staat haar belangen voorop te stellen en met de GI en de familie moederszijde samen te werken. Daarnaast werkt hij niet mee aan de nodige hulpverlening. Hoewel de vader mogelijk handelt uit onmacht en frustratie, gooit hij op deze wijze wel zijn eigen glazen in en houdt hij de ontwikkelingsbedreiging van [de minderjarige] in stand. De rechtbank verwacht dat als vader dit inziet en zich meewerkend gaat opstellen, een eerste stap naar contactherstel gezet zal zijn. De vader heeft de sleutel tot dit herstel zelf in handen.
4.3.
Zolang de uitkomsten van het onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming naar een gezagsbeëindigende maatregel en de gevolgen daarvan onbekend zijn, kan de rechtbank niet anders dan het resterende verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling toewijzen. Gelet op het verloop van de ondertoezichtstelling in de afgelopen maanden en de huidige stand van zaken, zal de rechtbank de duur van de ondertoezichtstelling verlengen met het verzochte restant van negen maanden. De rechtbank honoreert dus niet het verweer van de vader en ook niet zijn verzoek tot beëindiging van de lopende ondertoezichtstelling, voor zover het verweer mede daartoe was bedoeld te strekken.
4.4.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [de minderjarige] bij de pleegvader thuishoort, dat zij belang heeft bij duidelijkheid over haar toekomst en dat de GI een perspectiefbesluit heeft genomen. Duidelijkheid over het toekomstperspectief kan een opening of ruimte bieden voor het contactherstel tussen [de minderjarige] en haar vader, aangezien [de minderjarige] nu vreest dat zij naar de vader terug zal moeten keren en mede daarom geen contact met hem wil. Daarvoor is echter nodig dat de vader eerst de omgeving van [de minderjarige] en hun goede bedoelingen met haar erkent. De rechtbank kan daarom de koers van de GI volgen waarbij de ondertoezichtstelling in de komende periode gericht zal zijn op het creëren van een veilige plek voor [de minderjarige] en waarbij het contactherstel een voorwaardelijk doel zal zijn. De rechtbank volgt de vader niet in zijn standpunt dat het contact tussen hem en [de minderjarige] moet worden afgedwongen. Het belang van [de minderjarige] gaat immers bij de huidige stand van zaken voor en het is aan de vader om mee te gaan werken aan de door de GI gestelde voorwaarden voor het contactherstel.
4.5.
Uit het voorgaande volgt ook dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige] nog noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding en dat voldaan is aan de wettelijke criteria daarvan. Het resterende verzoek van de GI zal daarom worden toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarige [de minderjarige] , met ingang van 6 oktober 2023 tot 6 juli 2024;
5.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige] in een pleeggezin, te weten bij de pleegvader, met ingang van 6 oktober 2023 tot 6 juli 2024;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.M. van Wassenaer-Westgeest, voorzitter, en mr. J. van Beek en mr. M.M. Cuypers, leden van deze kamer, allen tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2023, in aanwezigheid van mr. A. Hausenblasová als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.