ECLI:NL:RBNHO:2023:11440

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
15/027431-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag met mes in buikstreek ex-vriendin

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte heeft op 27 januari 2023 in IJmuiden zijn ex-vriendin meermalen met een mes in de buik gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met kracht heeft gestoken, wat heeft geleid tot een scherp spierletsel in de bovenbuik en een lichte verwonding van de lever bij de aangeefster. De rechtbank oordeelt dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het overlijden van de aangeefster heeft aanvaard, wat de poging tot doodslag bevestigt. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod en een gebiedsverbod. De rechtbank heeft ook een gedeeltelijke toewijzing gedaan van de vordering van de benadeelde partij, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de aangeefster.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/027431-23 (P)
Uitspraakdatum: 27 juni 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 juni 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. B.K.M Thuijs en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. F.F. Kool, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 27 januari 2023 te IJmuiden, gemeente Velsen, althans in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk
van het leven te beroven, die [slachtoffer] (meermalen) (met kracht) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de buik en/of de arm en/of de hand, althans in het lichaam heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 27 januari 2023 te IJmuiden, gemeente Velsen, althans in Nederland
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een leverbloeding, heeft toegebracht door met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp (meermalen) (met kracht) in de buik, althans in het lichaam van die [slachtoffer] te steken en/of te snijden;
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 27 januari 2023 te IJmuiden, gemeente Velsen, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp (meermalen) (met kracht) in de buik, althans in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om integrale vrijspraak. De raadsman stelt zich op het standpunt dat de verklaringen van het slachtoffer onbetrouwbaar zijn en daardoor – zo begrijpt de rechtbank – niet voor het bewijs gebruikt mogen worden. Omdat het onduidelijk is hoe het letsel bij de aangeefster is ontstaan, ontbreekt hierdoor volgens de raadsman het (voorwaardelijk) opzet op de dood en op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde stelt de raadsman zich op het standpunt dat het letsel van het slachtoffer niet gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde stelt de raadsman dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid hoe het letsel bij de aangeefster is ontstaan, met welk voorwerp en met welke intensiteit.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2.
Bewijsmotivering
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster
De raadsman heeft verzocht de verklaringen van aangeefster als onbetrouwbaar terzijde te schuiven. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster niet consistent zijn en op essentiële onderdelen tegenstrijdig. De rechtbank dient daarom eerst te beoordelen of de verklaringen van aangeefster over het ten laste gelegde gebruikt kunnen worden voor het bewijs.
De aangeefster heeft meerdere verklaringen over het ten laste gelegde feit afgelegd. De door haar afgelegde verklaringen zijn feitelijk, concreet, gedetailleerd en bovendien op essentiële punten consistent. Zo blijkt uit alle door de aangeefster afgelegde verklaringen het volgende. De verdachte is in haar woning op het moment dat zij thuis komt. Hij begroet haar met een knuffel of een kus. Vervolgens ziet en merkt aangeefster dat de verdachte gedronken heeft. De verdachte spreekt over zelfverwonding. Op enig moment pakt de verdachte plotseling een mes uit zijn zak, loopt of stormt op de aangeefster af en steekt haar vervolgens meerdere malen. De verdachte steekt de aangeefster in haar buik, waarna een worsteling ontstaat waarbij de verdachte haar nog een aantal keer probeerde te steken en zij het mes heeft weten af te pakken. De aangeefster is daarna het huis uit gevlucht.
De rechtbank heeft gelet op het voorgaande geen reden om te twijfelen aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster. Het enkele gegeven dat de aangeefster niet steeds over de precieze geuite bewoordingen van de verdachte, over op welk moment [getuige] de woning heeft verlaten en over het duwen van de aangeefster in de keuken consistent heeft verklaard, is van een te gering gewicht om aan de betrouwbaarheid van het geheel af te doen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding de verklaringen van de aangeefster uit te sluiten van het bewijs.
De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de raadsman en zal de verklaringen van de aangeefster voor het bewijs gebruiken.
Steunbewijs
De verklaringen van de aangeefster worden ondersteund door de bewijsmiddelen die in de bijlage van dit vonnis zijn vervat. Daaruit volgt het volgende.
De zoon van aangeefster, [getuige] , heeft verklaard dat hij hoorde dat de aangeefster en de verdachte ruzie kregen en dat de aangeefster vervolgens meerdere keren tegen de verdachte heeft gezegd het mes weg te leggen. Op het moment dat [getuige] de woning verliet vanwege de ruzie hoorde hij de aangeefster heel hard schreeuwen. [getuige] denkt dat dit het moment was dat de aangeefster is gestoken.
Op de camerabeelden die zijn gemaakt met de Ring Deurbel van de aangeefster is te zien dat de aangeefster op 27 januari 2023 komt aanlopen en met een sleutel de voordeur van haar woning opent. Zeven minuten later opent een jongentje (de rechtbank begrijpt dat dit de zoon van aangeefster is) de voordeur. Vrijwel direct is te horen dat een vrouw hard aan het gillen en schreeuwen was. Twee minuten later is te zien dat de aangeefster de woning verlaat en tijdens het lopen een aantal keren naar haar buik kijkt. Te horen is dat de aangeefster zegt: “
ik ben neer…”, waarna het beeld- en geluidsfragment ophoudt. Twee minuten later verlaat de verdachte de woning op zijn sokken. Binnen één minuut loopt de verdachte de woning van de aangeefster weer binnen en verlaat de woning vrijwel direct weer met zijn jas en schoenen aan.
De politie is kort daarna ter plaatse en treft de aangeefster met verwondingen en het gebruikte steekwapen, een zakmes van het merk Victorinox. Op dit steekwapen is bloed aangetroffen. Verder heeft de politie forensisch onderzoek naar sporen verricht in de woning van de aangeefster. Daaruit blijkt dat op verschillende plekken in de woning van de aangeefster bloed -sporen, -spatten en -druppels zijn aangetroffen.
Uit de rapportage Forensische Geneeskundige GGD blijkt dat de aangeefster interne en externe verwondingen heeft, onder meer in de buikstreek en aan haar arm.
De verklaringen van de aangeefster worden bovendien op een groot aantal wezenlijke onderdelen ondersteund door de verklaringen van de verdachte zelf. Zo heeft de verdachte direct na het incident – toen hij werd vervoerd naar het politiebureau – verklaard dat hij weet dat hij de aangeefster heeft gestoken met een mes in haar buik. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij zich herinnert dat de aangeefster voorover gebogen in de keuken stond en zei: “
je hebt me gestoken.” Tenslotte heeft de verdachte over het aangetroffen steekwapen ter terechtzitting verklaard dat dit mes van hem is.
De rechtbank acht het, gelet op het voorgaande, bewezen dat de verdachte de aangeefster in de buik heeft gestoken met een mes.
Voorwaardelijk opzet
De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte op haar afgestormd kwam en met het mes door de kleding van de aangeefster heen heeft gestoken in haar buik. Uit de letselrapportage Forensische Geneeskundige GGD blijkt dat er sprake was van een scherp spierletsel in de bovenbuik en een lichte verwonding van de lever. Dit maakt dat de rechtbank ervanuit gaat dat de verdachte met een zekere kracht heeft gestoken.
Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in de buikstreek vele vitale organen en bloedvaten bevinden en dat, naar algemene ervaringsregels, een messteek in deze kwetsbare buikstreek levensbedreigend kan zijn. In dit geval heeft het slachtoffer ook daadwerkelijk gevaar gelopen zoals blijkt uit de letselrapportage. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit met kracht steken van de aangeefster met een mes in de buikstreek naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op het toebrengen van ernstig letsel, dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het daardoor overlijden van de aangeefster heeft aanvaard.
De rechtbank acht de poging tot doodslag dan ook bewezen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 januari 2023 te IJmuiden, gemeente Velsen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] met kracht met een mes in de buik heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met een proeftijd van drie jaar. Voor wat betreft de op te leggen bijzondere voorwaarden heeft de officier van justitie aansluiting gezocht bij het advies van de reclassering, te weten een meldplicht bij reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en een alcoholverbod. Daarnaast dient aan de verdachte een maatregel op grond van artikel 38v Sr te worden opgelegd, inhoudende een contactverbod met aangeefster en een locatieverbod voor de plaats IJmuiden en voor het werkadres van aangeefster, te weten [adres] , voor de duur van vijf jaren.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht bij het bepalen van de straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft een open proceshouding, blanco strafblad en verblijft al bijna vijf maanden in voorlopige hechtenis. De verdachte is voornemens na detentie te verhuizen naar een andere stad, zodat de noodzaak tot het opleggen van een locatie- en een contactverbod ontbreekt.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Hij heeft de aangeefster, zijn ex-vriendin, in de beslotenheid en vertrouwdheid van haar eigen woning meerdere malen gestoken met een mes. De verdachte was rondom de periode van het incident obsessief met de aangeefster bezig, terwijl de aangeefster meerdere malen aan de verdachte liet weten rust en ruimte nodig te hebben. Hij heeft haar in haar woning opgewacht en bijna de gehele inhoud van een fles whisky opgedronken. Toen de aangeefster thuis kwam heeft de verdachte een mes uit zijn broekzak gepakt en is op de aangeefster afgestormd. Zij werd geconfronteerd met een geweldsexplosie van de verdachte. Daarbij is zij onder andere in haar buik gestoken en heeft tijdens de worsteling die daarop volgde meerdere verwondingen opgelopen en doodsangsten uitgestaan. Zij heeft uiteindelijk weten te vluchten uit haar woning en heeft hulp van een voorbijganger gekregen. Bij de aangeefster is door het steken onder meer scherp spierletsel in de bovenbuik en een lichte verwonding in de lever ontstaan. Zij is opgenomen op de spoedeisende hulp van het ziekenhuis en heeft vier dagen in het ziekenhuis moeten verblijven. Dat zij hierbij niet dodelijk gewond is geraakt, is een gelukkige omstandigheid, die niet aan de verdachte is te danken.
De verdachte is zeer gewelddadig geweest. De verdachte heeft met zijn handelen de lichamelijke integriteit van de aangeefster op ernstige wijze geschonden en haar voor haar leven doen vrezen. De rechtbank rekent het de verdachte verder aan dat hij bij de aangeefster in haar eigen woning geweld heeft toegepast, een plek waar zij zich bij uitstek veilig behoort te voelen. Dat de verdachte geweld heeft gebruikt terwijl op dat moment ook de minderjarige zoon van de aangeefster zich in de woning bevond, rekent de rechtbank de verdachte ook zeer aan. Ook voor de zoon van aangeefster is het een schokkende ervaring geweest. Ook de getuigen die buiten de woning de aangeefster hebben opgevangen, zullen erg geschrokken zijn.
Slachtoffers en getuigen van dergelijke incidenten kunnen door deze ervaring nog lange(re) tijd hevige gevoelens van angst en onveiligheid ervaren. Uit de ter terechtzitting door de aangeefster voorgedragen slachtofferverklaring blijkt dat zij nog altijd angstgevoelens heeft door wat haar is overkomen. Verdachtes handelen veroorzaakt bovendien in het algemeen een ernstige inbreuk op de rechtsorde en wakkert in de samenleving bestaande gevoelens van onrust en onveiligheid aan. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van het op naam van de verdachte staand strafblad van 31 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank slaat verder acht op het reclasseringsadvies van 11 juni 2023 waarin vermeld staat dat de kans op recidive nu als laag wordt ingeschat, maar dat de reclassering de kans op recidive en letsel wel aanwezig acht zolang de verdachte geen behandeling ondergaat. De reclassering acht het mogelijk dat de verdachte zijn negatieve jeugdervaringen onvoldoende heeft verwerkt. Daarom acht de reclassering het nodig de verdachte ambulant te laten behandelen door een forensisch psychiatrische polikliniek. Daarnaast adviseert de reclassering een locatie-, contact- en alcoholverbod op te leggen en verblijf in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang.
De rechtbank is van oordeel dat, gezien de ernst van het door de verdachte gepleegde feit, geen andere straf gepast is dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 36 maanden moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat 12 maanden daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast acht de rechtbank een deel van de door de reclassering geadviseerde voorwaarden, te weten een meldplicht, ambulante behandeling, verblijf in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang en een alcoholverbod noodzakelijk. Deze voorwaarden zullen als bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. De rechtbank acht het niet opportuun om een contactverbod met aangeefster en een locatieverbod als bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk strafdeel te verbinden, nu de rechtbank hierna zal bepalen dat vrijheidsbeperkende maatregelen in die vorm zullen worden opgelegd, zoals hieronder weergegeven.

7.Vrijheidsbeperkende maatregel

De rechtbank acht het – met de officier van justitie - noodzakelijk om aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen van artikel 38v Sr, inhoudende een contactverbod met de aangeefster en een locatieverbod voor de gehele plaats IJmuiden en rondom het werkadres van de aangeefster [adres] . Niet alleen het incident geeft daartoe aanleiding, maar ook de omstandigheid dat de verdachte in de periode voorafgaand aan het incident obsessief bezig is geweest met de aangeefster. Dit blijkt onder andere uit het aanzienlijke aantal WhatsApp berichten die hij haar sinds half januari 2023 stuurde en waarin hij aandrong op een reactie. Ook is ter zitting gebleken dat de verdachte vanuit detentie via een medegedetineerde contact met of informatie over aangeefster heeft proberen te krijgen.
Met deze maatregelen beoogt de rechtbank de kans op recidive ten aanzien van de aangeefster in te perken. De rechtbank zal het contact- en locatieverbod opleggen elk voor de duur van vijf jaar. Voor iedere keer dat verdachte één van deze verboden overtreedt, zal vervangende hechtenis voor de duur van 7 dagen worden opgelegd met een maximum van 6 maanden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank acht het noodzakelijk dat de maatregel strekkende tot het locatie- en contactverbod dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt tegenover aangeefster.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 16.766,93 ingediend tegen verdachte wegens medische kosten (€ 553,95) materiële schade (€ 1.241,93) en immateriële schade (€ 15.000,00) die zij als gevolg van het primair laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gestelde materiële schade bestaat naast de afzonderlijk gestelde medische kosten uit schade aan kleding en meubels, aanschaf van nieuwe kleding, van een alarmsysteem en van een beveiligingscamera. De gestelde immateriële schade bestaat uit zowel fysiek als psychisch letsel als gevolg van de poging doodslag.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de gestelde materiële schade gevorderd de kosten met betrekking tot de tafel af te wijzen en de kosten met betrekking tot het reinigen van de bank te bepalen op € 200,00. Voor het overige is de vordering ten aanzien van de gestelde materiële schade volgens de officier van justitie voldoende onderbouwd en voor toewijzing vatbaar. De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot de gestelde immateriële schade voldoende onderbouwd en stelt zich op het standpunt dat de vordering op dit punt volledig dient te worden toegewezen. De toegewezen schadevergoeding dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde materiële en immateriële schade niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering wegens de bepleite vrijspraak voor de ten laste gelegde feiten. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de gestelde materiële schade het causaal verband ontbreekt en er ten onrechte wordt uitgegaan van nieuwprijzen. Ten aanzien van de gestelde immateriële schade meent de raadsman dat de aangehaalde jurisprudentie geen vergelijkbare zaken betreft.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade met betrekking tot de medische kosten (eigen risico zorgverzekering, ziekenhuisdaggeldvergoeding, eigen bijdrage slaapmedicatie en wondverzorging), de oorspronkelijke outfit en het ondergoed is de rechtbank van oordeel dat deze voldoende onderbouwd is en de gestelde schade rechtstreeks voortvloeit uit het primair bewezenverklaarde feit. De rechtbank wijst de vordering tot een bedrag van € 613,44 dan ook toe.
Ten aanzien van het verzoek om vergoeding van de kosten van de aanschaf van vervangende kleding, een alarmsysteem en een beveiligingscamera is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit veroorzaakte schade. Dat deel van de vordering wijst de rechtbank dan ook af.
Wat betreft het verzoek om vergoeding voor het reinigen van de bank en de aanschaf van een tafel is de rechtbank van oordeel dat de vordering op deze punten onvoldoende zijn onderbouwd en de rechtbank zal de benadeelde partij dan ook in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren, zodat die vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding oordeelt de rechtbank als volgt. Vaststaat dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De door de benadeelde partij gevorderde vergoeding is gebaseerd op vergoedingen die in vergelijkbare zaken zouden zijn toegewezen. Namens de benadeelde partij is ter terechtzitting aangevoerd dat het gevorderde bedrag met name is gebaseerd op de vergoeding die is toegewezen in de zaak van het gerechtshof Amsterdam van 7 juni 2017. De rechtbank is echter van oordeel dat de namens de benadeelde partij genoemde zaak niet vergelijkbare is. In onderhavige zaak heeft de zoon van aangeefster het incident niet gezien en heeft de aangeefster geen operatie hoeven ondergaan.
De rechtbank zal de vergoeding van de immateriële schade daarom naar billijkheid begroten op € 7.500,00. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal hetgeen meer is gevorderd, afwijzen.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De vordering zal dan ook tot een totaalbedrag van € 8.113,44, te vermeerderen met de wettelijke rente, worden toegewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes handelen [kort gezegd: poging tot doodslag] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen klaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
zesendertig (36) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
twaalf (12) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • De veroordeelde zich meldt zich bij Reclassering Nederland. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • De veroordeelde zich laat behandelen door een forensisch psychiatrische polikliniek welke te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • De veroordeelde verblijft in een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
  • De veroordeelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • Ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • Medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vrijheidsbeperkende maatregel: contactverbod
- legt op de maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr dat de veroordeelde voor de duur van VIJF (5) JAREN op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 7 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden;
- toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
- beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.

Vrijheidsbeperkende maatregel: gebiedsverbod

- Legt op de maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr dat de veroordeelde voor de duur van VIJF (5) JAREN zich niet zal ophouden in IJmuiden en binnen een straal van 500 meter rondom het [adres] ;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 7 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met aan maximum van 6 maanden;
- Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
- Beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 8.113,44, bestaande uit € 613,44 als vergoeding voor de materiële en € 7.500,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Verklaart de benadeelde partij voor wat betreft de kosten voor het reinigen van de bank en de aanschaf van de tafel niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst af het deel van de vordering dat ziet op de kosten van vervangende kleding, een alarmsysteem en een beveiligingscamera.
Wijst af het meer of anders gevorderde ten aanzien van de immateriële schadevergoeding.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 8.113,44, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
75 dagengijzeling.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Broekhof, voorzitter,
mr. C.W.M. Giesen en mr. G.M.G. Hink, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.N. de Bruijn,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 juni 2023.