Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
10.3 Verhuurder is niet aansprakelijk voor schade ten gevolge van een gebrek en Huurder kan in geval van een gebrek geen aanspraak maken op huurprijsvermindering en verrekening, behoudens de bevoegdheid tot verrekening als bedoeld in artikel 7: 206 lid 3 Burgerlijk Wetboek.10.4 Het gestelde in artikel 10.3 is in de navolgende omstandigheden niet van toepassing:- ingeval van schade indien een gebrek een gevolg is van een toerekenbare ernstige tekortkoming van Verhuurder;- indien Verhuurder een gebrek bij het aangaan van de huurovereenkomst kende en met Huurder daaromtrent geen nadere afspraken heeft gemaakt;-indien het gehuurde op de ingangsdatum als bedoeld in artikel 3.1 van de huurovereenkomst niet geschikt blijkt te zijn voor het gebruik als bedoeld in artikel 1.1 van de huurovereenkomst door aan Verhuurder toe te rekenen omstandigheden;- indien Verhuurder een gebrek bij het aangaan van de huurovereenkomst behoorde te kennen en Huurder daarvan middels zijn onderzoeksplicht in artikel 2.3 niet op de hoogte had kunnen of behoren te zijn dan wel dienaangaande geen onderzoek hoefde te doen;-indien Verhuurder de door Huurder schriftelijk gestelde redelijke termijn als bedoeld in artikel 9.1 om een aanvang te maken met het verhelpen van een voor rekening van Verhuurder komend gebrek, niet in acht heeft genomen.Kosten, verzuim28.1 In alle gevallen waarin (Ver)Huurder een sommatie, een ingebrekestelling of een exploot aan (Ver)Huurder doet uitbrengen, of in geval van procedures tegen (Ver)Huurder om deze tot nakoming van de huurovereenkomst of Huurder tot ontruiming te dwingen, is (Ver)Huurder verplicht alle daarvoor gemaakte kosten, zowel in als buiten rechte – met uitzondering van de ingevolge een definitieve rechterlijke beslissing door (Ver)Huurder te betalen proceskosten – aan (Ver)Huurder te voldoen. De gemaakte redelijke kosten worden tussen partijen bij voorbaat vastgesteld op een bedrag dat als volgt wordt berekend; 15% over de hoofdsom met een maximum van € 25.000 per geval exclusief de griffierechten. Bij een procedure worden de kosten van experts (advocaten, deurwaarders ed.) door de in het ongelijk gestelde partij vergoed. Artikel 6: 96 Burgerlijk Wetboek leden 4 en 6, waaronder uitdrukkelijk begrepen de verwijzing naar het maximaal te vergoeden bedrag aan buitengerechtelijke kosten, is daarmee tussen partijen niet van toepassing.28.2 (Ver)Huurder is in verzuim door het enkele verloop van een bepaalde termijn.Boetebepaling29 Indien Huurder zich, na door Verhuurder behoorlijk in gebreke te zijn gesteld, niet houdt aan de in de artikelen 5.1, 8, 12.1 en 24.1 opgenomen voorschriften, verbeurt Huurder aan Verhuurder, voor zover geen specifieke boete is overeengekomen, een direct opeisbare boete van minimaal € 250 per kalenderdag voor elke kalenderdag dat Huurder in verzuim is. Het vorenstaande laat onverlet de bevoegdheid van Verhuurder om gebruik te maken van zijn overige rechten, waaronder het recht op nakoming en het recht op volledige schadevergoeding voor zover de geleden schade de verbeurde boete overtreft.
In een volgende allonge werd dezelfde afspraak gemaakt voor de periode van 16 december 2020 tot en met 31 december 2020, waarbij tevens is overeengekomen dat de huurkorting zou worden voortgezet na 1 januari 2021 tot het moment waarop Koers haar deuren weer zou mogen openen van de overheid.
3.De vordering
1. de huurovereenkomst tussen Crown en Koers ontbindt;
2. Koers veroordeelt het gehuurde binnen tien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen;
3. Koers veroordeelt tot betaling van de (huur)prijs van € 5.360,36 per maand tot de datum waarop het gehuurde is ontruimd;
4. Koers veroordeelt tot betaling van € 4.430,05 per maand vanaf de datum waarop het gehuurde is ontruimd tot aan het tijdstip van de expiratiedatum van de huurovereenkomst, uiterlijk op 1 februari 2023;
5. Koers veroordeelt tot betaling van € 10.439,12 in verband met de achterstallige huur over de periode 1 november 2021 tot en met 1 mei 2022;
6. Koers veroordeelt tot betaling van de op grond van de huurovereenkomst verbeurde boete van € 734,25;
7. Koers veroordeelt conform artikel 28 van de algemene bepalingen tot betaling van de kosten die Crown in en buiten rechte heeft gemaakt wegens het dwingen tot nakoming en ontruiming van Koers, vooralsnog begroot op € 13.630,-;
8. Koers veroordeelt tot betaling van de proceskosten inclusief de nakosten en de wettelijke rente.
4.Het verweer en de tegenvordering
- Crown veroordeelt in het toepassen van de corona compensatie door de huurovereenkomst te wijzigen onder verband artikel 6:258 BW, althans de huurovereenkomst met 25% te verminderen voor de gehele periode tot de dag dat de van overheidswege beperkende corona-maatregelen integraal en onvoorwaardelijk worden opgeheven, een en ander conform de tijdlijn van de coronamaatregelen door het RIVM en tot een bedrag van € 10.439,12;
- Crown gebiedt om haar medewerking te verlenen om de toegezegde eindafrekeningen te doen toekomen van de nutsleverancier van De Raad (om te veel betaalde bedrag te kunnen berekenen) bij gebreke waarvan huurder de specificaties zelf kan opvragen;
- Crown veroordeelt tot vergoeding van schade ex artikel 10.3 en 10.4 van de algemene bepalingen in combinatie met artikel 28 en 29 voor het niet tijdig verhelpen van gebreken aan het gehuurde, voor de periode van 5 juni 2021 tot en met 1 juli 2021 begroot op € 6.500,- en voor de periode 20 juni 2022 tot en met 21 augustus 2022 begroot op € 15.750,-;
- subsidiair Crown veroordeelt tot betaling van een in goede justitie te bepalen bedrag uit hoofde van de meervoudige eis in reconventie, desnoods onder aanvulling van gronden, vermeerderd met de wettelijke handelsrente;
- Crown veroordeelt tot betaling van de proceskosten.
5.De beoordeling
Achterstallige huur en corona-korting
Koers verwijst in dit verband naar het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1974). Crown heeft hiertegen aangevoerd dat zij ten aanzien van de periodes 16 maart 2020 tot en met 30 juni 2020 en van 16 december 2020 tot en met de opheffing van de overheidsmaatregelen met betrekking tot de algehele sluiting heeft ingestemd met een huurkorting van 50%. Verdere afspraken heeft zij met Koers niet gemaakt en zij was daartoe ook niet bereid zolang Koers niet met een deugdelijke cijfermatige onderbouwing conform de vastelastenmethode zoals bepaald in het hiervoor genoemde arrest, op een voor Crown verifieerbare wijze kon aantonen op welke extra huurkorting Koers aanspraak wilde maken.
a. De overeengekomen huurprijs wordt uitgedrukt in een percentage van het totaalbedrag aan vaste lasten.
b. Het met dat percentage overeenstemmende deel van de TVL waarop de huurder aanspraak kan maken, wordt afgetrokken van het bedrag van de overeengekomen huurprijs.
c. De procentuele omzetvermindering wordt vastgesteld door de omzet in de periode waarover de huurprijsvermindering berekend wordt (hierna: de lagere omzet) te vergelijken met de omzet in een vergelijkbaar tijdvak voorafgaand aan de corona pandemie (hierna: de referentieomzet) volgens de formule: 100% - (100% x (de lagere omzet : de referentieomzet).
d. Het met de verstoring van de waardeverhouding samenhangende nadeel wordt gelijkelijk verdeeld over de verhuurder en de huurder (ieder 50% van het nadeel), tenzij uit de in artikel 6:258 lid 1 BW bedoelde redelijkheid en billijkheid een andere verdeling volgt.
Het bedrag van de huurkorting kan vervolgens worden berekend volgens de formule: (overeengekomen huurprijs – gedeelte van de TVL dat aan de huur wordt toegerekend) x percentage omzetvermindering x 50%.
Omdat de achterliggende cijfers niet zijn overgelegd, valt ook niet na te gaan of de in het stuk genoemde cijfers en percentages correct zijn. Daarbij gaat het om de cijfers over het gehele jaar en valt daaruit niet af te leiden of Koers in de hier relevante periode (1 juli 2020 tot 15 december 2020) een lagere omzet heeft gehad en zo ja, in welke mate. Vragen over dit stuk heeft Koers ter zitting evenmin kunnen beantwoorden. Daarbij komt dat Koers ook pas ter zitting (desgevraagd) enigszins heeft toegelicht welke maatregelen in de betreffende periode golden en welke gevolgen dit voor haar mogelijkheden om de sportschool te exploiteren, had. Welke gevolgen dit voor de omzet had, heeft Koers niet gespecificeerd.
De vordering tot betaling van de lopende huur tot de datum waarop is ontruimd en tot betaling van schadevergoeding vanaf ontruiming tot 1 februari 2023 zullen eveneens worden afgewezen. Op grond van de huurovereenkomst is Koers gehouden de huur te blijven betalen en onvoldoende is komen vast te staan dat hij daarin op dit moment tekort schiet, met uitzondering van de betaling van het achterstallige bedrag van € 10.439,12 dat wel zal worden toegewezen. De over de achterstallige huur verschuldigde boete zal eveneens worden toegewezen tot een bedrag van € 734,25 nu de verschuldigdheid daarvan volgt uit artikel 36 van de huurovereenkomst en Koers niet heeft betwist dat de huurovereenkomst als een handelsovereenkomst moet worden beschouwd.
Eindafrekeningen servicekosten
Schadevergoeding in verband met gebreken aan het gehuurde
Artikel 28 algemene voorwaarden
Conclusie
6.De beslissing
dagvaarding € 103,33
griffierecht € 1.384,00
salaris gemachtigde € 792,00 (2 x € 396,00)
nakosten € 132,00 ,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;