In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 9 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot instelling van bewind en mentorschap. Verzoeker, geboren in 1961, heeft verzocht om bewind over de goederen van betrokkene, geboren in 1935, en om benoeming tot mentor. Dit verzoek is ingediend op basis van een levenstestament dat betrokkene op 10 februari 2022 heeft opgesteld, waarin verzoeker een algehele volmacht heeft gekregen om haar belangen te behartigen wanneer zij daar zelf niet meer toe in staat zou zijn. Betrokkene heeft echter aangegeven dat zij op dit moment nog in staat is om haar eigen belangen te behartigen en dat zij het verzoek van verzoeker niet steunt.
De kantonrechter heeft de ingediende stukken en het verweer van betrokkene in overweging genomen. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 oktober 2023 heeft betrokkene verklaard dat zij het levenstestament heeft opgesteld om te voorkomen dat er beschermingsmaatregelen zoals bewind of mentorschap zouden worden ingesteld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de redenen die verzoeker aanvoert voor het verzoek, zoals de onbekendheid van zorgverleners en banken met het levenstestament, niet voldoende zijn om af te wijken van de regeling die betrokkene zelf heeft getroffen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat er geen noodzaak is voor het instellen van bewind en mentorschap, aangezien het levenstestament voldoende waarborgen biedt voor de behartiging van de belangen van betrokkene.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek tot instelling van bewind en mentorschap afgewezen, met de opmerking dat betrokkene op dit moment nog in staat is om haar wil te verklaren. Deze beschikking is gegeven door mr. M.P. de Valk en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.