Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
“Ernstige zorgen”geuit over het leiderschap van [aandeelhouder] . In die brief heeft [verweerder] er onder meer op gewezen dat onder leiding van [aandeelhouder] de jaarstukken en winstcijfers onjuist worden weergegeven, dat de ICT niet adequaat werkt, dat in de onderneming een
“9 tot 4 mentaliteit”heerst en dat door de omvang van het managementteam verbetervoorstellen heel lastig zijn te implementeren. Ook wordt opgemerkt dat in de dagelijkse praktijk weinig is te merken dat [algemeen directeur] per 1 januari 2023 als algemeen directeur is benoemd en dat [aandeelhouder] zich nog iedere dag bemoeit met de dagelijkse gang van zaken, dat een externe accountant ten onrechte feitelijk als financieel directeur fungeert, en dat [aandeelhouder] niet openstaat voor voorstellen over reorganisatie en kostenbeheersing.
“allesbehalve koosjer”heeft geregeld. Verder zegt [verweerder] :
“(…) dat [aandeelhouder][kantonrechter: [aandeelhouder] ]
zich een verkeerde kant op beweegt, ja, dan, dan … dan ga ik echt … dan wil je niet weten wat er over hem heen komt”en
“als ik maar 1 mm door heb dat [aandeelhouder] zich op een pad bevindt dat mij niet bevalt. Ja, dan dan. Dan hebben jullie een groot probleem en dat is geen dreigement.”Ook stelt [verweerder] dat het werk hem volledig onmogelijk wordt gemaakt, dat de situatie onwerkbaar is geworden, dat hij de organisatie niet vertrouwt, en dat sprake is van valse spelletjes en een slangenkuil.
“En en dat het misschien op dit moment dat jasje te groot is. Het is niet bedoeld om hem te kleineren. (…) Hij heeft niet een trackrecord van … laat staan academische of theoretische kennis, maar hij heeft hiervoor ook geen bedrijven geleid.(…) Hij maakt best wel slordige fouten. (…) Het is een lichtgewicht.”Ook merkt [verweerder] op dat er een vertrouwensbreuk is ontstaan, dat hij ook geen vertrouwen heeft in de externe accountant, dat het debat niet meer goedkomt, dat hij zich
“keihard genaaid”voelt, dat hij een mes in zijn rug heeft gekregen en dat het een onwerkbare situatie is geworden voor hem.
3.Het verzoek en het verweer
4.De beoordeling
“naast de transitievergoeding”, maar heeft vervolgens geen (tegen)verzoek geformuleerd ten aanzien van de transitievergoeding en ook geen bedrag genoemd. Gelet daarop ziet de kantonrechter geen aanleiding om een beslissing te nemen over de transitievergoeding en de hoogte daarvan. Wel wijst de kantonrechter erop dat hiervoor is overwogen dat de ontbinding niet het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] , en dat dit dus ook niet in de weg staat aan het recht op een transitievergoeding.