In deze zaak hebben de partijen, Beuker Tuinbouw B.V. en Bejo Zaden B.V., gedurende twintig jaar samengewerkt in de teelt van groentezaden. Beuker, de eisende partij, stelt dat Bejo zich schuldig heeft gemaakt aan wanprestatie door de samenwerking in strijd met de geldende opzegtermijn van vijf jaar op te zeggen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de samenwerking met wederzijds goedvinden is beëindigd, waardoor Bejo niet tekort is geschoten. De rechtbank heeft alle vorderingen van Beuker afgewezen.
De procedure begon met een dagvaarding op 11 juli 2022, gevolgd door een conclusie van antwoord en een tussenvonnis waarin een mondelinge behandeling werd bevolen. Tijdens de zitting op 22 mei 2023 heeft de rechtbank de feiten en omstandigheden van de samenwerking en de beëindiging daarvan besproken. Beuker heeft gesteld dat er sprake was van een duurovereenkomst met een opzegtermijn van vijf jaar, terwijl Bejo dit betwistte en aanvoerde dat de samenwerking op 1 november 2021 met wederzijds goedvinden is beëindigd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er inderdaad een duurovereenkomst tot stand is gekomen, maar dat deze op 1 november 2021 niet eenzijdig door Bejo is opgezegd. De beëindiging was het resultaat van gezamenlijke afspraken tussen beide partijen. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat Bejo niet in gebreke is gebleven en heeft alle vorderingen van Beuker afgewezen, inclusief de vordering tot schadevergoeding en proceskosten.