ECLI:NL:RBNHO:2023:10938

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
15/298520-22, rekestnummer 23-010038
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding na sepot in strafzaak met betrekking tot reiskosten en tijdverzuim

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 4 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.P.G. van der Weide, had verzocht om vergoeding van kosten die hij had gemaakt in verband met een verhoor als verdachte, dat uiteindelijk is geseponeerd door de officier van justitie wegens onvoldoende bewijs. De verzoeker had in totaal een schadevergoeding van € 556,80 aangevraagd, bestaande uit inkomstenderving, reiskosten en kosten voor zijn raadsman.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker op 7 november 2022 was opgeroepen voor verhoor en dat hij door de oproep niet kon werken, wat resulteerde in een verlies van inkomen. De officier van justitie had zich verzet tegen de vergoeding van de gemaakte kosten, verwijzend naar een eerdere beschikking van het Gerechtshof Arnhem. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat, in tegenstelling tot de eerdere beschikking, het billijk is om de verzoeker een vergoeding toe te kennen voor de gemaakte kosten, inclusief reiskosten en schade door tijdverzuim.

De rechtbank heeft uiteindelijk een vergoeding van € 496,80 toegekend, bestaande uit € 140,- voor inkomstenderving, € 16,80 voor reiskosten en € 340,- voor de kosten van de raadsman. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van de beslissing bevolen, onder vermelding van de betaling ten laste van 's Rijks kas.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Alkmaar
parketnummer : 15/298520-22
raadkamernummer : 23-010038
datum : 4 oktober 2023
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker]
,
voor deze zaak woonplaats kiezend op het kantoor van mr. R.P.G. van der Weide,
advocaat te Amsterdam (Johannes Verhulststraat 113-huis, 1071 MZ Amsterdam),
hierna te noemen: de verzoeker.

1.Feiten

De officier van justitie heeft beslist de verzoeker niet verder te vervolgen met als reden ‘onvoldoende bewijs’ en heeft dat bij brief van 23 februari 2023 aan de verzoeker meegedeeld.

2.De procedure

2.1.
Het verzoekschrift is op 19 april 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
2.2.
De rechtbank heeft op 4 oktober 2023 het verzoekschrift in openbare raadkamer behandeld. De rechtbank heeft de verzoeker en de officier van justitie op zitting gehoord.
De advocaat van verzoeker heeft de rechtbank per e-mailbericht van 1 oktober 2023 kenbaar gemaakt niet ter zitting te zullen verschijnen.

3.Het verzoek

3.1.
Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van in totaal
€ 556,80wegens:
-inkomstenderving vanwege het afleggen van een verhoor als verdachte op het politiebureau te Haarlem tot een bedrag van € 200,-;
-gemaakte reiskosten door de verzoeker in verband met ophouding voor verhoor op het politiebureau in Haarlem tot een bedrag van € 16,80;
-de kosten van een raadsman voor het opstellen en indienen van dit verzoek tot een bedrag van € 340,-.

4.Standpunten in raadkamer

4.1.
De verzoeker heeft in raadkamer het verzoek nader toegelicht en verklaard dat hij werkt als zzp‘er. Hij had een overeenkomst en was verplicht om op het werk te verschijnen. Hij heeft zich de dag van het verhoor bij de politie ziek moeten melden en kreeg niet doorbetaald. De verzoeker heeft hierdoor één dag inkomen gemist, terwijl het financieel al lastig is voor hem. Hij verdient € 25,- bruto per uur. Hij begrijpt dat de zaak onderzocht moest worden maar hij vindt het onterecht dat hij, nu hij onschuldig is, voor de kosten moet opdraaien.
4.2.
De officier van justitie verzet zich tegen het toekennen van de gevraagde vergoeding. De officier van justitie is van mening dat de gemaakte kosten ten behoeve van ophouding voor verhoor niet voor vergoeding in aanmerking komen. De officier van justitie verwijst in dit verband naar het arrest van het Gerechtshof Arnhem (ECLI:NL:GHARN:2008:BG1697).

5.Beoordeling

5.1.
Deze rechtbank is bevoegd en het verzoek is tijdig ingediend.
5.2.
Artikel 530 Sv luidt als volgt:
1.
Indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel (…) wordt aan de gewezen verdachte (…) uit ’s Rijks kas een vergoeding toegekend voor zijn ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten.
2.
Indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel (…) kan aan de gewezen verdachte (…) uit ‘s Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij tengevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede (…) in de kosten van een raadsman.
5.3.
De rechter kent de vergoeding toe voor zover dat naar zijn oordeel billijk is, waarbij hij rekening houdt met alle omstandigheden (artikel 534 Sv). Die omstandigheden zijn de volgende:
  • Verzoeker is bij brief door de politie ontboden om naar het politiebureau in Haarlem te komen om daar te worden verhoord.
  • Verzoeker is op de aangekondigde datum en tijdstip verschenen en is op 7 november 2022 in het bureau aangehouden om 9.30 uur.
  • Vervolgens is het verhoor begonnen om 10.18 uur. Dat heeft voortgeduurd tot in de middag. Hij heeft volgens het proces-verbaal van verhoor onder andere het volgende verklaard:
  • Na het verhoor is verzoeker heengezonden.
  • Verzoeker heeft voldoende onderbouwd (onder andere door het contract met zijn opdrachtgever) dat hij deze dag niet heeft kunnen werken, waardoor hij 8 x € 25,- inkomen heeft gederfd.
  • De zaak tegen verzoeker is later door de officier van justitie geseponeerd.
5.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Anders dan in de door de officier van justitie aangehaalde beschikking uit 2008 van het Gerechtshof Arnhem, is de rechtbank van oordeel dat het in deze zaak wel billijk is om een vergoeding toe te kennen voor de kosten in verband met het verhoor op het politiebureau. In de hiervoor bedoelde en vaak aangehaalde beschikking van het hof is de verzochte vergoeding inderdaad afgewezen, maar het hof legt niet uit waarom dat is gebeurd.
5.5.
In zijn arrest van 19 februari 2013 (cassatie in belang der wet) overwoog de Hoge Raad het volgende:
4.3.2.
Het eveneens in 1926 ingevoerde art. 591 Sv voorzag in de mogelijkheid tot toekenning door de rechter van een tegemoetkoming aan de gewezen verdachte voor bepaalde kosten die door hem zijn gemaakt in verband met het onderzoek en de terechtzitting "indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel".Uit de totstandkomingsgeschiedenis van deze bepaling moet worden afgeleid dat de wetgever - zoals ook bij art. 89 Sv het geval is - heeft beoogd de regeling ook toepassing te kunnen laten vinden in gevallen waarin de zaak eindigt "zonder einduitspraak tegen den verdachte"
(Kamerstukken II, 1913-1914, 286, nr. 3, p. 250 in verbinding met Kamerstukken II, 1917-1918, 77, nr. 1, p. 106 en Kamerstukken II, 1917-1918, 77, nr. 1, p. 139).
4.3.3.
De in art. 591a, tweede lid, Sv [1] geschapen mogelijkheid tot het toekennen van een tegemoetkoming voor schade geleden door "tijdsverzuim" werd blijkens de Memorie van Toelichting beschouwd "als het verlengstuk van de mogelijkheid van toekenning van een tegemoetkoming voor reis- en verblijfkosten", zoals geregeld in art. 591 Sv. Om de rechter bij de beoordeling van verzoeken op grond van art. 591a Sv de ruimte te geven rekening te houden met de omstandigheden van het geval is art. 90 Sv van overeenkomstige toepassing verklaard.
(Kamerstukken II, 1961-1962, 6647, nr. 3, p. 9).
(…)4.4. Uit het vorenstaande kan worden afgeleid dat - zoals dat ook in art. 89 e.v. Sv het geval is - de in art. 591a, tweede lid, Sv neergelegde voorwaarde voor het toekennen van een vergoeding voor de kosten van een raadsman dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan art. 9a Sr, naar de bedoeling van de wetgever niet betekent dat de zaak dient te zijn geëindigd door een rechterlijke einduitspraak in de zin van art. 348 en 350 Sv. Ook na andere wijzen van beëindiging van de zaak bestaat op de voet van art. 591a, tweede lid, Sv de mogelijkheid tot het toekennen van een vergoeding voor de kosten van een raadsman. Beslissend is daarbij of in het concrete geval voor toekenning van zo'n vergoeding gronden van billijkheid aanwezig zijn; dat oordeel is aan de rechter overgelaten, die daarbij rekening dient te houden met alle omstandigheden van het geval.
(…)
4.5.
In het licht van het vorenstaande moet dan ook worden geoordeeld dat een redelijke uitleg van de wet meebrengt, dat in geen van de drie in de middelen bedoelde situaties het toekennen van een vergoeding voor de kosten van een raadsman op grond van art. 591a, tweede lid, Sv is uitgesloten.
Indien en voor zover naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn voor de toekenning van een vergoeding voor de kosten van een raadsman, kan hij daartoe op de voet van art. 591a, tweede lid, Sv ook besluiten indien de zaak is geëindigd in een sepot (…)” [2]
5.6.
Deze beslissing ging over de vergoeding van de kosten voor een raadsman. De rechtbank is van oordeel dat dezelfde redenering dient te gelden voor de schade door tijdverzuim, die in hetzelfde artikellid wordt genoemd. En eveneens voor de reiskosten, die in lid 1 worden genoemd.
Als een verdachte wordt opgeroepen voor een terechtzitting van de politierechter en de politierechter spreekt de verdachte vrij, dan volgt rechtstreeks uit de wet dat zo een gewezen verdachte recht heeft op vergoeding van reiskosten en schade door tijdverzuim.
Als een verdachte wordt opgeroepen voor verhoor op het politiebureau en de officier van justitie besluit nadien tot sepot, dan geldt naar het oordeel van de rechtbank hetzelfde, met inachtneming van wat de Hoge Raad in het hiervoor geciteerde arrest heeft overwogen.
Dat betekent dat het verzoek toewijsbaar is.
5.7.
De rechtbank zal een vergoeding toekennen voor de gederfde inkomsten en de reiskosten die door de verzoeker zijn gemaakt ten behoeve van het ophouden voor verhoor op het politiebureau. De rechtbank houdt bij de vergoeding voor inkomensderving rekening met de besparing van kosten door verzoeker en het feit dat het verzoek een brutobedrag vermeldt. Schattenderwijs is zodoende een bedrag van € 140,- billijk en toewijsbaar.
5.8.
De reiskosten ([plaatsnamen]) van € 16,80 komen geheel voor vergoeding in aanmerking.
5.9.
De raadsman is niet ter zitting verschenen voor de behandeling van het verzoekschrift. Daarom zal de rechtbank het gebruikelijke bedrag van € 340,- toekennen voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift.

6.Beslissing

De rechtbank kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van
€ 496,80 (zegge: vierhonderd zesennegentig euro en tachtig cent)
welk bedrag als volgt is samengesteld:
-€ 140,- wegens inkomstenderving;
-€ 16,80 wegens gemaakte reiskosten;
-€ 340,- wegens kosten raadsman voor de opstelling en indiening van het verzoekschrift.
Wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven door
mr. L.J. Saarloos, rechter,
in tegenwoordigheid van drs. M. Essing-van den Berg, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2023.
BEVELSCHRIFT VAN TENUITVOERLEGGING
De rechtbank beveelt de tenuitvoerlegging van vorenstaande beslissing als de zaak onherroepelijk is en de betaling ten laste van ’s Rijks kas door de griffier van deze rechtbank van een bedrag van:
€ 496,80 (zegge: vierhonderdzesennegentig euro en tachtig cent),
ten gunste van de verzoeker, door overmaking van voornoemd bedrag op rekeningnummer NL82 ABNA 0595 6930 59, ten name van [verzoeker], onder vermelding van Vergoeding Politie.

Voetnoten

1.NB: artikel 591a Sv is nu – ongewijzigd – artikel 530 Sv.