Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[bedrijf]
Rechtbank Noord-Holland
In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 25 januari 2023, heeft de eisende partij, Mijndomein Hosting B.V., een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De eisende partij vorderde betaling van € 56,12, vermeerderd met wettelijke handelsrente, op basis van een veronderstelde overeenkomst voor het registreren en beheren van een domeinnaam. De gedaagde partij betwistte echter het bestaan van deze overeenkomst en stelde dat hij nooit een aanmeldformulier had ingevuld of een bestelling had geplaatst. Hij had eerder een factuur voldaan, maar dit deed hij enkel om de moeite te vermijden om de onduidelijkheid te onderzoeken.
De kantonrechter oordeelde dat de bewijslast voor het bestaan van de overeenkomst bij de eisende partij ligt, zoals bepaald in artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De eisende partij stelde dat de overeenkomst digitaal tot stand was gekomen via hun website, maar kon geen getekende overeenkomst overleggen. De kantonrechter concludeerde dat de eisende partij onvoldoende bewijs had geleverd om het bestaan van de overeenkomst aan te tonen. De eerdere betaling door de gedaagde partij werd niet als erkenning van de overeenkomst beschouwd. Aangezien het bestaan van de overeenkomst niet was vastgesteld, werd de vordering afgewezen en werden de proceskosten voor rekening van de eisende partij gesteld.
De beslissing van de kantonrechter was dat de vordering werd afgewezen en dat de eisende partij de proceskosten moest vergoeden, die voor de gedaagde partij op nihil werden vastgesteld.