In deze zaak heeft de besloten vennootschap Pigeon Onroerend Goed B.V. (hierna: Pigeon) een kort geding aangespannen tegen [gedaagde], die een bedrijfsruimte huurt van Pigeon. De vordering betreft ontruiming van de bedrijfsruimte en betaling van achterstallige huurpenningen, contractuele boetes en beslagkosten. Pigeon stelt dat [gedaagde] in gebreke is gebleven met de huurbetalingen over het derde en vierde kwartaal van 2023, wat heeft geleid tot een huurachterstand van meer dan drie maanden. De mondelinge behandeling vond plaats op 9 oktober 2023, waarbij Pigeon haar eis heeft gewijzigd en aanvullende producties heeft ingediend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een huurachterstand, maar heeft geoordeeld dat de vordering tot ontruiming niet gerechtvaardigd is. Dit is gebaseerd op het feit dat [gedaagde] na de dagvaarding deelbetalingen heeft gedaan en dat de huurachterstand inmiddels is verminderd. De kantonrechter heeft de vordering tot ontruiming afgewezen, evenals de gevorderde dwangsom. Wel heeft de kantonrechter Pigeon in het gelijk gesteld voor de geldvorderingen, waarbij [gedaagde] is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 12.682,43, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zijn de proceskosten voor rekening van [gedaagde] gesteld.