ECLI:NL:RBNHO:2023:1067

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
C/15/329272 / FA RK 22-2881
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning en vaststelling ouderschap in familierechtelijke context

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 9 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van de erkenning van een minderjarige door de juridische vader. De moeder van het kind had het kind kort na de beëindiging van haar relatie met de biologische vader laten erkennen door haar nieuwe partner, de juridische vader. Zowel de moeder als de biologische vader hebben spijt van deze erkenning en willen dat het kind in familierechtelijke betrekking tot de biologische vader komt te staan. De bijzondere curator heeft het verzoek tot vernietiging van de erkenning ondersteund, omdat het in het belang van het kind zou zijn dat het juridisch vaderschap overeenkomt met het biologisch vaderschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de biologische vader is, op basis van DNA-onderzoek, en heeft het verzoek tot vernietiging van de erkenning toegewezen. De rechtbank heeft ook de beslissing over de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap aangehouden, zodat de ouders de gelegenheid krijgen om de erkenning samen te regelen. Daarnaast is er een omgangsregeling vastgesteld, waarbij het kind bij de man verblijft in bepaalde weekenden en vakanties. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de omgangsregeling direct kan ingaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
zaak-/rekestnr.: C/15/329272 / FA RK 22-2881
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 9 februari 2023
in de zaak van:
[de man],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. C.K. Visser, kantoorhoudende te Oud-Beijerland,
--tegen--
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: de moeder,
advocaat mr. F.J. ten Seldam, kantoorhoudende te Limmen,
strekkende tot vernietiging van de erkenning, het benoemen van een bijzondere curator en het vaststellen van een omgangsregeling
en in de zaak van
[de minderjarige],
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: de minderjarige,
vertegenwoordigd door [bijzondere curator] , bijzondere curator.
--tegen --
[de juridische vader],
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: [de juridische vader] ,
strekkende tot vernietiging van de erkenning en gerechtelijke vaststelling van het ouderschap

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de man ingekomen op 16 juni 2022;
- het gewijzigd verzoek, met bijlagen, van de man ingekomen op 18 juli 2022;
- de beschikking van 8 augustus 2022, waarbij [bijzondere curator] te [plaats] is benoemd tot bijzondere curator;
- de brief, tevens inhoudende zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de bijzondere curator, ingekomen op 13 september 2022;
- de brief, met bijlage, van 25 oktober 2022 van de advocaat van de man.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 12 januari 2023 in aanwezigheid van mr. C.K. Visser, mr. F.J. ten Seldam en [bijzondere curator] . De man en de moeder zijn tijdens de zitting telefonisch gehoord.
1.3.
[de juridische vader] , de juridische vader, heeft op 10 januari 2023 laten weten niet ter zitting aanwezig te zullen zijn.

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
Uit de moeder is geboren het minderjarige kind:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
hierna mede te noemen: [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] is op [datum] met toestemming van de moeder erkend door [de juridische vader] . Bij de erkenning is gekozen voor de geslachtsnaam [geslachtsnaam] .
2.3.
De moeder en [de juridische vader] zijn op [huwelijksdatum] met elkaar gehuwd, welk huwelijk op [datum] is ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 1 september 2022 in de registers van de burgerlijke stand. Het gezamenlijk gezag over [de minderjarige] is na de echtscheiding in stand gebleven.

3.Verzoek

3.1.
Het verzoek van de man strekt tot vernietiging van de erkenning door [de juridische vader] , een bijzondere curator te benoemen en een omgangsregeling vast te stellen waarbij [de minderjarige] bij de man verblijft:
  • in de oneven weekenden van vrijdagavond 18.30 à 19.30 uur tot zondagavond 18.30 à 19.30 uur;
  • de laatste week van de zomervakantie (week 6);
  • in de kerstvakantie van 24 december 19.00 uur en 2 januari 19.00 uur;
  • het paas- en pinksterweekend van vrijdagavond tot maandagavond;
  • het hemelvaartweekend van donderdagochtend 10.00 uur tot zondagavond;
  • wanneer sinterklaas op zaterdag of zondag valt, van zaterdag 10.00 uur tot zondagavond.
Ter zitting heeft de man zijn verzoek gewijzigd, in die zin dat hij heeft verzocht te bepalen dat [de minderjarige] één week in de zomervakantie bij hem verblijft, in onderling overleg te bepalen.
3.2.
De man heeft aan zijn verzoeken ten grondslag gelegd dat hij de verwekker van [de minderjarige] is. Partijen hebben in 2013 een affectieve relatie gekregen en de moeder raakte in 2014 zwanger van [de minderjarige] . De man was op dat moment bijna veertig jaar oud en kinderloos. Voor hem is de komst van [de minderjarige] een cadeau. De man wilde graag een gezin vormen en in 2017 is de moeder met [de minderjarige] bij de man ingetrokken in [plaats] . De man was wel van plan om [de minderjarige] te erkennen, maar zag dat meer als een formaliteit dan een urgente kwestie. Op 20 maart 2022 heeft de moeder de relatie echter plotsklaps verbroken, waarna zij niet wilde meewerken aan een omgangsregeling tussen de man en [de minderjarige] . Later kwam de man erachter dat de moeder [de minderjarige] drie weken na haar vertrek bij de man uit [plaats] heeft laten erkennen door [de juridische vader] . Inmiddels zijn de moeder en [de juridische vader] alweer uit elkaar. [de minderjarige] heeft geen band met [de juridische vader] en de man heeft intussen van [de juridische vader] vernomen dat hij achter de vernietiging van de erkenning staat.

4.Standpunt bijzondere curator

4.1.
Omdat de man op grond van artikel 1:205 Burgerlijk Wetboek (BW) niet ontvankelijk zal zijn in zijn verzoek, verzoekt de bijzondere curator namens [de minderjarige] om vernietiging van de erkenning, nu zij dit in haar belang acht. Voorts verzoekt de bijzondere curator namens [de minderjarige] om gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van de man. Ter zitting heeft de bijzondere curator naar voren gebracht dat zij dit verzoek onvoorwaardelijk doet, nu door DNA-onderzoek is bevestigd dat de man de biologische vader van [de minderjarige] is.
4.2.
De man heeft in het gesprek met de bijzondere curator op 8 september 2022 naar voren gebracht dat de moeder in maart 2022 plotseling met [de minderjarige] is vertrokken en kort daarna met [de juridische vader] is getrouwd. Het huwelijk was echter van korte duur en sinds de moeder de relatie met [de juridische vader] heeft verbroken, in juli 2022, ziet de man [de minderjarige] weer wekelijks. [de minderjarige] logeert regelmatig bij de man en het contact tussen de man en de moeder is aanzienlijk verbeterd. De kwestie heeft hem veel verdriet gedaan maar de man is blij dat het contact weer is genormaliseerd.
De moeder heeft op 8 september 2022 tegen de bijzondere curator verklaard dat het altijd de bedoeling was dat de man [de minderjarige] zou erkennen. De man wilde echter eerst trouwen, maar van een huwelijk is het nooit gekomen. Op een gegeven moment wilde de moeder de man verlaten en zocht daarom naar woonruimte. Zo is de moeder bij [de juridische vader] terechtgekomen. [de juridische vader] heeft de moeder ervan overtuigd dat het beter zou zijn als hij [de minderjarige] zou erkennen, zodat de man niet meer overal bij betrokken hoefde te worden. Inmiddels ziet de moeder het als de grootste fout van haar leven dat ze heeft ingestemd met de erkenning door [de juridische vader] . De moeder heeft de relatie met [de juridische vader] beëindigd, nadat ze erachter kwam dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een zedendelict. De moeder voelt zich bedrogen en heeft veel spijt dat ze [de juridische vader] in haar leven en dat van [de minderjarige] heeft toegelaten. Het contact tussen de man en [de minderjarige] is op dit moment prima. Zij zien elkaar elk weekend. Ook het contact tussen de moeder en de man is weer goed. De moeder is hier erg blij mee. De moeder en [de minderjarige] wonen nu in een opvanghuis, totdat zij een andere woning heeft.
[de juridische vader] heeft aan de bijzondere curator laten weten dat hij de moeder in huis heeft genomen omdat ze door de man werd mishandeld. Ook wilde hij [de minderjarige] erkennen omdat ze geen vader had die voor haar zorgde. Hij was erg onder de indruk van de moeder en wilde al snel met haar trouwen, maar al snel na het huwelijk verslechterde de relatie. [de juridische vader] voelt zich belazerd door de moeder. Hij gelooft inmiddels niet meer dat de moeder door de man werd mishandeld maar denkt dat ze een manier zocht om de vader buiten spel te zetten. [de juridische vader] heeft geen band met [de minderjarige] en staat achter de vernietiging van de erkenning.
[de minderjarige] heeft in het gesprek met de bijzondere curator verteld dat ze blij is dat ze weer contact heeft met haar vader. Zij heeft de man gemist toen ze bij [de juridische vader] woonde en voelde zich in die tijd somber. [de minderjarige] wil de geslachtsnaam [geslachtsnaam] krijgen.
De bijzondere curator heeft aan haar verzoeken ten grondslag gelegd dat [de minderjarige] is erkend door een man die ze niet kent en waar ze geen band mee heeft. [de juridische vader] is maar drie maanden in het leven van [de minderjarige] geweest en de man haar hele leven. De moeder wil nu ook dat de man [de minderjarige] erkent, maar vanwege het gemak waarmee de moeder [de minderjarige] door [de juridische vader] heeft laten erkennen verzoekt de bijzondere curator namens [de minderjarige] om gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van de man.

5.Beoordeling

vernietiging erkenning
5.1.
Op grond van art 1:205 lid 1 sub a BW kan een verzoek tot vernietiging van de erkenning door het kind worden ingediend op de grond dat de erkenner niet haar biologische vader is, tenzij de erkenning tijdens zijn meerderjarigheid heeft plaatsgevonden.
5.2.
Het verzoek van de bijzonder curator namens het kind is ingediend binnen de termijn genoemd in art 1:205 lid 4 BW.
5.3.
Op grond van de overgelegde stukken, met name het DNA-onderzoek van 17 oktober 2022, is genoegzaam gebleken dat de man de biologische vader van [de minderjarige] is.
5.4.
[de juridische vader] heeft de rechtbank bij e-mail van 10 januari 2023 laten weten dat hij achter het verzoek tot vernietiging van de erkenning staat.
De moeder staat eveneens achter het verzoek tot vernietiging van de erkenning.
5.5.
De rechtbank acht het in het belang van [de minderjarige] dat het juridisch vaderschap in overeenstemming wordt gebracht met het biologisch vaderschap.
Nu vaststaat dat de man de biologische vader van [de minderjarige] is en de erkenning door [de juridische vader] de erkenning door de biologische vader in de weg staat, zal het verzoek van de bijzondere curator worden toegewezen.
Gelet op deze beslissing is - los van de vraag of de man daartoe ontvankelijk moet worden geacht - geen beslissing meer nodig op het verzoek van de man tot vernietiging van de erkenning.
5.6.
De rechtbank wijst erop dat de moeder door de vernietiging van de erkenning van rechtswege het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] zal hebben. Voorts zal [de minderjarige] door de vernietiging van de erkenning de geslachtsnaam [geslachtsnaam] krijgen.
g
erechtelijke vaststelling ouderschap van de man
5.7.
In artikel 1:207 lid 1 sub b BW is bepaald dat het ouderschap van een persoon op grond dat deze de verwekker is van het kind door de rechtbank worden vastgesteld op verzoek van het kind.
5.8.
De man en de moeder hebben geen verweer gevoerd en hebben gezamenlijk verzocht om na de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap te bepalen dat het kind de geslachtsnaam [geslachtsnaam] zal dragen. Ook [de minderjarige] heeft bij de bijzondere curator aangegeven dat zij die naam wil hebben.
5.9.
Volgens de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II 1995/96, 24649, 3) moet een gerechtelijke vaststelling worden gezien als een laatste mogelijkheid om tussen ouder en kind een afstammingsband te doen ontstaan.
Nu uit de stukken en het verhandelde ter zitting duidelijk is geworden dat de man [de minderjarige] wil erkennen en de moeder daarmee wil instemmen, zal de rechtbank de man en de moeder gelegenheid geven om de erkenning samen te regelen.
De rechtbank wijst erop dat de man [de minderjarige] pas kan erkennen zodra de beslissing ten aanzien van de vernietiging van de erkenning van [de minderjarige] onherroepelijk is geworden en daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer open staat (drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld). Tot die tijd heeft [de minderjarige] immers nog twee juridische ouders (de moeder en [de juridische vader] ), hetgeen voorlopig aan erkenning door de man in de weg staat. De moeder en de man kunnen bij de erkenning kiezen voor de geslachtsnaam [geslachtsnaam] .
Gelet hierop zal de rechtbank de beslissing op het verzoek tot gerechtelijke vaststelling aanhouden voor een periode van vijf maanden. De advocaten wordt verzocht om de rechtbank uiterlijk op 10 juli 2023 te informeren of [de minderjarige] door de man is erkend en wat het gewenste verloop van de procedure is.
omgang
5.10.
De moeder staat achter het aangepaste verzoek.
De rechtbank zal de verzochte omgangsregeling als onweersproken toewijzen, nu deze omgangsregeling tevens in het belang van [de minderjarige] wordt geacht.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1.
vernietigt de erkenning door [de juridische vader] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] , gedaan op [datum] van het kind:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ;
6.2.
houdt de beslissing over de gerechtelijke vaststelling aan tot
17 juli 2023 PRO FORMA;
Verzoekt de advocaten de rechtbank schriftelijk te berichten of de man de voornoemde minderjarige heeft erkend en de daaraan te verbinden gevolgen.
Bepaalt dat het schriftelijk bericht uiterlijk
10 juli 2023door de rechtbank ontvangen dient te zijn.
Stelt de bijzondere curator in de gelegenheid de rechtbank uiterlijk op
17 juli 2023schriftelijk te informeren omtrent het alsdan in te nemen standpunt.
Wijst er op dat de rechtbank daarna zal beslissen over de verdere voortgang van de procedure;
6.3.
stelt de omgangsregeling als volgt vast:
de voornoemde minderjarige verblijft bij de man:
  • in de oneven weekenden van vrijdagavond 18.30 à 19.30 uur tot zondagavond 18.30 à 19.30 uur;
  • één week in de zomervakantie, in onderling overleg te bepalen;
  • in de kerstvakantie van 24 december 19.00 uur en 2 januari 19.00 uur;
  • het paas- en pinksterweekend van vrijdagavond tot maandagavond;
  • het hemelvaartweekend van donderdagochtend 10.00 uur tot zondagavond;
  • wanneer sinterklaas op zaterdag of zondag valt, van zaterdag 10.00 uur tot zondagavond;
6.4.
verklaart de beslissing over de omgangsregeling uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
draagt de griffier - op grond van artikel 1:20 e lid 1 BW - op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking -en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld- een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] (op 1 januari 2022 ontstaan door een fusie van de voormalige gemeenten [gemeente] en [gemeente] ).
Deze beschikking is gegeven door mr. T.M. van Wassenaer-Westgeest, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E.J. van Schie, griffier, en in het openbaar uitgesproken op
9 februari 2023.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.