ECLI:NL:RBNHO:2023:10555

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
10511312 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens schending hoorplicht en matiging van boete

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 9 augustus 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had een boete ontvangen voor het niet op eerste vordering ter inzage afgeven van het rijbewijs. De gemachtigde van de betrokkene heeft beroep ingesteld, waarbij werd aangevoerd dat de hoorplicht was geschonden, omdat de betrokkene niet door de officier van justitie was gehoord. Tijdens de zitting op 26 juli 2023 erkende de vertegenwoordiger van de officier van justitie deze schending en verwees naar een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin werd geoordeeld dat een schending van de hoorplicht moet leiden tot een verlaging van de boete met 25%. De kantonrechter oordeelde dat het beroep gegrond was en vernietigde de beslissing van de officier van justitie. De boete werd gematigd van € 100,00 naar € 75,00, en de officier van justitie werd veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 418,50. De kantonrechter besloot dat de niet-naleving van de inlichtingenplicht door de gemachtigde van de betrokkene gevolgen had voor de toekenning van proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10511312 \ WM VERZ 23-356
CJIB-nummer : 248104212
Uitspraakdatum : 9 augustus 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Verkeersboete.nl te Zoetermeer.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld.
De zaak is behandeld op de zitting van 26 juli 2023. Op de zitting zijn de vertegenwoordiger van de officier van justitie en de waarnemer van de gemachtigde van betrokkene verschenen.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting erkend dat betrokkene had moeten worden gehoord en dat dit niet is gebeurd. De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting opgemerkt dat wordt onderkend dat in een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is geoordeeld dat in een geval als hier aan de orde de schending van de hoorplicht moet leiden tot een verlaging van de boete met 25%, maar ook dat de officier het niet eens is met die uitspraak. Naar aanleiding van een vraag daarover van de vertegenwoordiger van de officier van justitie en de kantonrechter heeft de waarnemer van de gemachtigde van betrokkene op de zitting verklaard te beschikken over een HBO-diploma. De waarnemer heeft toegezegd het diploma nog diezelfde dag per e-mail aan de rechtbank te sturen, waarmee de vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft ingestemd.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: niet op eerste vordering behoorlijk het rijbewijs ter inzage afgeven.
De gemachtigde van betrokkene heeft aangevoerd dat de hoorplicht is geschonden en dat de boete moet worden verlaagd met 25%. Daarbij is verwezen naar een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. [1]
Naar het oordeel van de kantonrechter is het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en moet die beslissing worden vernietigd. De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft immers erkend dat betrokkene had moeten worden gehoord en dat dit niet is gebeurd.
Vervolgens moet worden beoordeeld of de boete terecht is opgelegd en of het beroep tegen de boete zelf al dan niet gegrond moet worden verklaard.
De kantonrechter stelt vast dat niet wordt ontkend dat de gedraging is begaan. De boete is op zichzelf dus terecht opgelegd.
Gelet op de door betrokkene genoemde uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden moet de boete wegens een schending van de hoorplicht worden gematigd met 25%. De boete zal daarom worden vastgesteld op een bedrag van € 75,00, in plaats van € 100,00. Dat de officier van justitie het niet eens is met de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is voor de kantonrechter geen reden om van die uitspraak af te wijken.
Het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd, is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond.
Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt toegewezen, omdat betrokkene gelijk krijgt. De gemachtigde van betrokkene heeft beroep ingesteld in twee zaken, welke door de kantonrechter als samenhangende zaken worden beschouwd. Onderhavige zaak is immers gelijktijdig met de zaken met kenmerk 10535607 WM VERZ 23-405 behandeld, waarin rechtsbijstand is verleend door dezelfde persoon en van wie de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek zijn. Deze zaken worden op grond artikel 3 lid 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht beschouwd als één zaak. Dat betekent dat de wegingsfactor voor samenhangende zaken wordt toegepast, in dit geval 1,0. De kosten worden met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op een bedrag van in totaal € 418,50 (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 837,00 en wegingsfactor 1,0 voor samenhangende zaken).
De kantonrechter zal voor de zitting in de fase bij de kantonrechter geen punt toekennen. In het kader van de vaststelling van (de hoogte van) de proceskosten heeft de waarnemer van de gemachtigde, daarnaar gevraagd, op de zitting verklaard te beschikken over een HBO-diploma en is toegezegd dat het diploma nog diezelfde dag per e-mail aan de rechtbank wordt gestuurd. De waarnemer heeft daaraan niet voldaan en heeft in plaats daarvan meegedeeld dat op de zitting onjuiste inlichtingen zijn gegeven, omdat de waarnemer niet beschikt over een HBO-diploma. Als geen of onjuiste inlichtingen worden verstrekt, kan de kantonrechter daaruit de gevolgtrekkingen maken die hem geraden voorkomen. [2] In dit geval zal aan het niet overleggen van de toegezegde inlichtingen en het verstrekken van onjuiste inlichtingen het gevolg worden verbonden dat geen punt wordt toegekend voor de zitting in de fase bij de kantonrechter.
Door de gemachtigde van betrokkene zijn in een e-mail van 27 juli jl. nog gegevens toegezonden en is het standpunt ingenomen dat is voldaan aan de eisen van beroepsmatig verleende rechtsbijstand, ook al beschikt de waarnemer niet over een HBO-diploma. Die e-mail van 27 juli jl. wordt buiten beschouwing gelaten, omdat die na de zitting is toegezonden. Verder is in dit geval ook niet (meer) van belang of de waarnemer al dan niet voldoet aan de eisen van beroepsmatig verleende rechtbijstand, omdat het oordeel van de kantonrechter in dit geval berust op een schending van de inlichtingenplicht en die schending niet zonder gevolgen kan blijven.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie, in die zin dat de boete wordt gematigd tot een bedrag van € 75,00 (met handhaving van de administratiekosten);
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 418,50 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat voormeld bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 november 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:GHARL:2022:9934.
2.Met overeenkomstige toepassing van artikel 8:31 van de Algemene wet bestuursrecht.